NEE tegen het dedain

Door Hind Fraihi, op Sun Jun 06 2021 22:00:00 GMT+0000

Nee, cultuur is geen doetje. Cultuur zit niet alleen in zachte kanten, verscholen in een hoekje waarop we neerkijken.

En evenzo begint een nee soms bij een ja want, jawel, cultuur is alles. Cultuur is overal. Cultuur manifesteert zich in theaters, musea, concertzalen, galeries, bibliotheken en jeugdhuizen, uiteraard. Maar ook in klaslokalen, in kroegen en kerken, in bedrijven, in media, op straat, in conflictzones. Tot zelfs in terroristische kringen toe.

Cultuur wordt hoogstens aanzien als aandoenlijk. ‘O, je maakt illustraties. En wat doe je daarnaast van job?’

Ja, cultuur is overal. In alle schoonheden en narigheden. Wie denkt dat cultuur steevast zo zacht is als boter, mag zich best eens verdiepen in jihad poetry bijvoorbeeld, een vlijmscherpe vorm van oorlogspoëzie. Het is het kloppend hart van het jihadisme, het geknipte en meest efficiënte aanwervingsinstrument. Dichtend de dood omarmen. Hemeltje. In woorden die terreur tot leven weven, geschreven met de punt van een wraakzuchtig zwaard.

Cultuur wordt hoogstens aanzien als aandoenlijk. ‘O, je maakt illustraties. Zo mooi is dat. En wat doe je daarnaast van job?’

Daarnaast, of hoe een geringschatting simpelweg doorklinkt in een bijna terloops uitgesproken bijwoord. Daarnaast dus, want cultuur leeft volgens velen in de marge. Nimmer in het midden. Dat dedaigneus denken is in koeienletters een nee waard. Een fikse nee aan het marginaliseren van cultuur en het neerkijken op artiesten, schrijvers en kunstenaars allerhande. Nee, en dan toch van enige echte pretentie gesproken: cultuur is middenin. Het is ons wezen. Ons zijn.

If you pay peanuts, you get monkeys. Maar aapjes die al vechten om de schilletjes van de pinda’s kunnen nooit aanspraak maken op de echte noot.

Wat ís, moet we laten floreren in volle glorie en met alle rechten. Maar dat betekent in de eerste plaats ook opnieuw onze eigenwaarde opkrikken. Kunstenaars en andere creatievelingen zijn immers al te vaak elkaars grootste vijanden. Ze concurreren elkaar weg door voor dumpingprijzen, of zelfs gratis, te werken. In de hoop dat ooit, op een dag, iemand hun talent naar waarde schat en daar klinkende munt tegenover stelt. Een lemmingenmentaliteit waar tal van instellingen, media en bedrijven gretig misbruik van maken. If you pay peanuts, you get monkeys, zo gaat het gezegde. Echter, aapjes die al vechten om de schilletjes van de pinda’s kunnen onmogelijk ooit aanspraak maken op de echte noot. Dus nee tegen de manier waarop we onszelf ondergraven. Tegen ons zelfdedain.

Een rechtstreeks gevolg van het dedain en de tomeloze concurrentie is het precaire statuut van veel cultuurjobs. Het is geweten hoe fragiel werkstatuten in de culturele sector zijn. Tijdelijke contracten, onderbetaalde opdrachten en een zwak sociaal statuut wekken weinig ontzag. Dus toch, wat doe je daarnaast? De vraag is in alle eerlijkheid minder laatdunkend en meer terecht dan ze klinkt. Vooral in deze allesoverheersende pandemie is de cultuurwerker de pineut.

‘Nee zeggen tegen onzin, dat zeg je niet louter’, zei Fatima Mernissi. ‘Een nee doe je.’

In de culturele sector combineren freelancers veelal verschillende jobs, opdrachtgevers en sociale statuten met verschillende engagementen van korte en lange duur. Met een beetje geluk aangevuld met een paar uur lesgeven en een lezing hier of daar. We kennen het fenomeen van multi-jobbers met een minimumloon. Zo is het. En bovenop een gebrek aan een vangnet.

De inkomensonzekerheid bij mislukking of ziekte of het plots terugvallen van de omzet wegen nu duidelijk zwaarder dan ooit op freelancers. Volgens een studie van de Sociaal-Economische Raad Vlaanderen (SERV) stijgt hun aantal snel. Met ongeveer 120.000 zijn ze nu, vooral in de wereld van communicatie en managementadvies en in de culturele sector. Zij vallen tussen twee stoelen, noch werknemer noch werkgever, en zijn daardoor de grootste slachtoffers van de ongelijke verdeling van sociale privileges.

Dit is een fikse nee aan het marginaliseren van cultuur en het neerkijken op artiesten, schrijvers en kunstenaars allerhande.

‘Is het geen idee dat iedereen die een ‘vast’ loon heeft en zich het kan permitteren 10% van het loon van maart op een ‘solidariteitsrekening’ overschrijft?’ stelde Dominique Willaert voor aan het begin van de eerste lockdown. De artistiek leider van het Gentse Victoria Deluxe publiceerde het brievenboek Laten we beginnen als uitnodiging voor een opgangsdenken dat begint bij neertrekken. De weg omhoog begint bij het neerslaan van ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Willaert verwijst dan ook naar de Franse filosoof Albert Camus, die in L’homme révolté een rebel beschrijft als iemand die ‘nee’ zegt. Ik hoorde het al eerder, toen ik ooit even de Marokkaanse sociologe Fatima Mernissi sprak. ‘Nee zeggen tegen onzin, dat zeg je niet louter’, vertelde ze. ‘Een nee doe je.’

Hoe? In dit specifieke geval bijvoorbeeld, door te groeien in aantal. Het feit is dan ook dat het aantal zelfstandigen in de lift zit. En dat toont dat meer en meer werkenden uit het karkas willen breken, en zelfs een toekomst in de klappen krijgende cultuursector niet schuwen. Aan de rand van de arbeidsmarkt de rand van de arbeidssectoren zoeken. Dat is bijna een zelfkastijdende nee. Zoveel tegendraadsheid is van een nare schoonheid.

De revolterende mens is met succes een verenigde mens. Een nee zeggen voor een gezamenlijke ja.

De schoonheid zit hem in de nee tegen angst en (zelf)dedain, want wie dacht dat freelancers in 2020 massaal de handdoek in de ring zouden gooien, heeft het verkeerd voor. Het Freelancer Focus Rapport van Unizo toont alvast aan dat ze resoluut vooruitkijken. Dus ja, en avant, y a d’avance: door uit te breken, te groeien én te verenigen. Het is immers van oudsher een probaat middel gebleken voor groepen waarop met misprijzen of minachting werd neergekeken. Solidariteit en zelfrespect zijn absolute kernvoorwaarden voor het verbeteren van de eigen situatie. De revolterende mens is met succes een verenigde mens. Een nee zeggen voor een gezamenlijke ja. Ja voor samenwerken.

Dat verenigen mag weliswaar niet beperkt blijven tot het eigen culturele kringetje en moet zich vertalen naar de buitenwereld. Want een ding is zeker, de cultuurwereld is niet de enige die dreigt te worden gemarginaliseerd. De coronacrisis heeft alvast duidelijk gemaakt dat grote delen van onze samenleving in een quasi permanent precariaat zijn verzeild geraakt, waarbij de minste hobbel in de levensweg voor kleine en grote drama’s kan zorgen. Dus moeten we buiten onze omheining komen. Extra muros aan cultuur doen door locatieprojecten, cross-overs, versmeltingen en ontmoetingen tussen andere culturen. Afijn, de échte sociaal-artistieke projecten, wel ja! Wij zeggen ja.

Cultuur is intrinsieke crisispreventie. Daar kan geen vaccin tegenop.

Er gebeurt al heel veel. Kijk maar naar hoe NTGent het theatertabletproject lanceerde om de integrale toegankelijkheid van haar voorstellingen te verhogen. De doelgroep? Blinden, slechtzienden, doven en slechthorenden. Zo werden bijvoorbeeld alle scènes van de voorstelling Compassie van Milo Rau vooraf opgenomen en getolkt. Naast de getolkte versies worden ook geluidbeschrijvingen toegevoegd zodat blinden en slechtzienden als het ware het podium (beter) kunnen zien. NTGent werkt voor dit naar eigen zeggen uniek project samen met diverse organisaties. Extra muros werken gebeurt vaak maar nog te weinig, omwille van de maar, de maar der maren: wie gaat dat betalen? De ervaring betaalt. En die leert ons dit, uit de coronacrisis blijkt dat er wel geld is voor het collectief proberen af te wenden van crisissen. Welnu, cultuur is intrinsieke crisispreventie. Ze houdt ons recht in verbeelding. Daar kan geen vaccin tegenop.

We snakken met z’n allen echt naar cultuur, naar livemuziek, naar zingen, naar dansen en samen uitgaan. Cultuur heeft geen alternatief, er is geen Zoom voor in de plaats. Simpelweg omdat cultuur ons wezen is. Het is wie we zijn. Laat dat tot ons doordringen. Resoluut, ja. Cultuur, dat zijn wij.