NEE tegen het dogma van de duur

Door Willem de Wolf, op Mon May 24 2021 22:00:00 GMT+0000

Ik keek onlangs naar Directed by Andrei Tarkovski, een Zweedse documentaire uit 1988 waarin Tarkovski op de set wordt gevolgd bij het maken van zijn allerlaatste film The Sacrifice (1986). Dat film-maken, dat film-regisseren deed hij, vond ik, zoals je dat geacht werd te doen. Toen. In 1988. En in de hele eeuwigheid daarvoor. Zo liep je als mannelijk cineast over filmsets. Een beetje alwetend, een beetje verstrooid, een beetje in het zwart gekleed gaf je, in je hoedanigheid van genie, diep in gedachten aanwijzingen aan de vrouwelijke art direction.

Ik zou 30 jaar geleden enorm onder de indruk zijn geweest van de masculiene geseksualiseerde esthetiek.

Af en toe werd Tarkovski in de documentaire iets gevraagd en dacht hij nog wat dieper na. Daartoe zocht hij steun voor zijn ellebogen, zodat hij zijn gezicht in zijn handen kon zetten en onbeweeglijk kon blijven staan. Bezeten en in een soort van trance, de viriele introspectiekunstenaar aan het werk. Of met een metadimensie: Tarkovski toonde ons, als we tenminste aannemen dat een cineast weet wanneer er een camera in de buurt is, de kunstenaar die niet alleen diep nadenkt, maar ook suggereert dat nadenken eigenlijk in jezelf kijken is in hoeverre de realiteit overeenstemt met hoe je het thuis allemaal had bedacht. Ik heb de documentaire niet uitgekeken. Na 11 minuten en 43 seconden was ik er klaar mee. Net op het moment dat Tarkovski’s vrouw begint uit te leggen hoe geweldig Andrei is (ook met actrices, zegt ze), omdat hij nooit iets delegeert en alles zelf doet (behalve zichzelf bewieroken dan, dacht ik, want dat laat hij jou doen), vond ik het welletjes.

Vond ik het slecht of was er een flinke dosis plaatsvervangende schaamte werkzaam? Want met dit beeld van de hermetische kunstenaar was ik opgevoed. Ik zou 30 jaar geleden enorm onder de indruk zijn geweest van de documentaire, van de masculiene geseksualiseerde esthetiek; dat leidinggeven, het overzicht, het solisme, de vrouwelijke afhankelijkheid, de enigmatische onverstoorbaarheid. Andrei Tarkovski behoorde tot het groepje topheremieten, waar ik in de tachtiger en negentiger jaren alleen maar ‘ik ook, ik ook’ bij kon denken: Thomas Bernhard, Louis-Ferdinand Céline, Anselm Kiefer. Een kunstenaarsmal die zich toen zo in mij heeft geïmpregneerd dat ik soms echt niet weet hoe ik ervan moet emanciperen, behalve door na 12 minuten beschaamd de uitknop in te drukken.

Ik vind het alsmaar moeilijker: films en boeken van de Godards en Handkes tot het eind uitkijken en uitlezen.

Ik keek met Directed by Andrei Tarkovski naar hoe ik had willen zijn. En misschien nog altijd wil zijn. Als het nog zou worden getolereerd. En juist om die reden vroeg ik mij af of Tarkovski zich nog steeds dezelfde attitude zou toestaan als hij nog zou leven en er weer een documentaire over hem zou worden gemaakt. Sterker nog, zaten er in de documentaire uit 1988 mogelijks aanwijzingen dat hij toen al anders wilde zijn dan hij zich portretteerde? Ik was er nieuwsgierig naar, omdat ik tegenwoordig steeds vaker de behoefte voel om vroeger al anders te zijn geweest. Had ik nauwkeuriger en langer naar Directed by Andrei Tarkovski moeten kijken? Mag je zo’n groot kunstenaar eigenlijk wel na 12 minuten afbreken? Want een groot kunstenaar was hij toch? Ik had niet lang daarvoor The Sacrifice zelf wél uitgekeken en vond het prachtig. Maar wel pas achteraf!

Hoewel vooral m’n geduld me heeft gevormd, mag ik de getrotseerde martelingen niet vergeten die ik heb doorstaan in mijn Werdegang naar het kunstenaarschap.

Ik vind het alsmaar moeilijker: films en boeken van de Godards en de Handkes tot het eind uitkijken en uitlezen. Er is een alsmaar grotere blijdschap en opluchting als het achter de rug is. Als een werk in het archief kan worden bijgezet. Sterker nog, ik vind eigenlijk alles de laatste tijd te lang duren; romans, artikels, series, ik vind tentoonstellingen te groot, op biënnales hangen veel te veel kunstwerken, de begeleidende teksten op de wanden zijn er veel te uitvoerig. Ik zie er meer en meer tegenop; weer zo’n lap, weer die duur. Ik vraag alsmaar vaker bij kassa’s hoe lang de voorstelling gaat duren. En ik heb het gevoel dat ik niet de enige ben. Want ik hoor steeds vaker de onrust, het gepuf en gesteun, als begint door te dringen dat we er straks weer tweeënhalf uur zitten. Zonder pauze.

En tegelijkertijd prijs ik langdurige projecten, die van toen en nu. Juist omdat ze zo langdurig zijn. Omdat het goed is dat een kunstwerk vooral tegenwoordig lengte durft te hebben. De vertraging als een protest tegen de overspannenheid van media enzovoort. Maar ook dat alleen weer achteraf! Want hoewel ik denk dat het uiteindelijk vooral m’n geduld is dat me heeft gevormd, mag ik tegelijkertijd de getrotseerde martelingen niet vergeten, de scheeftrekkende verveling die ik heb doorstaan in mijn Werdegang naar het kunstenaarschap, de bloedeloze saaiheid bij al die duurkunst, dat knikkebollen, die niet te winnen gevechten tegen de slaap in die opgewarmde zaaltjes.

Mijn hoogst persoonlijke kunstgeschiedenis is met terugwerkende kracht tot rust gekomen gejaagdheid.

Uiteindelijk heb ik ook The Sacrifice slechts opnieuw weten te verhapstukken in dagelijkse partjes van 20 minuten via mijn MUBI-abonnement. Want ook die film wemelt van de traag rijdende dolly’s, van de trekkerige scènes die lange jahaaaaa’s bij je oproepen, die dus eigenlijk even lange neeheeeee’s zijn, waarin vrouwen in ruisende jurken verveeld op lits-jumeauxs wachten totdat mannen hun filosofische geconstrueerde zinnen tijdens langzaam gelopen mise-en-scènes uitgesproken hebben. En toch zou ik zoiets graag hebben gemaakt. Achteraf! Sterker nog: ik wil het misschien nog steeds wel. Achteraf! Uiteindelijk is The Sacrifice een prachtige film, na eerst een draak te zijn geweest, een prachtige film en ten slotte weer een draak.

Het kijken naar kunstwerken vindt bij mij eigenlijk steeds vaker pas achteraf plaats, want tijdens het kijken zelf is er te veel onrust, wordt er te kort notie genomen van wat het precies is dat ik zie, omdat ik toch al weet dat het kijken zich pas aan het eind gaat vormen en laat verwoorden. Mijn ervaringen, mijn hoogst persoonlijke kunstgeschiedenis is met terugwerkende kracht tot rust gekomen gejaagdheid. Gearchiveerde onrust. Het is vooral een behoefte aan een einde, lijkt het. Aan een afronding, aan bijzetting. Het is een doodswens natuurlijk. Het is de behoefte om een plaats voor je ellebogen te vinden, om het hoofd in de handen te kunnen leggen en na te denken. Het is de behoefte aan een afsluitende zin. Achteraf!