Negen minuten schreeuwen. Een tegenherinnering om nooit te vergeten
Door Margot De Grave Loyson, op Tue Oct 31 2023 23:00:00 GMT+0000In Guatemala stierven 41 vrouwen in een brand. Kunstenares Regina José Galindo saboteert de strategische stilte van een land zonder geheugen.
Guatemala, 2017. 41 vrouwen verzamelen in een kleine kamer. Ze staan dicht tegen elkaar aangedrukt. Ze schreeuwen. Negen minuten lang. Eerst zijn slechts enkele diepe, trage ademhalingen te horen. Na een plotse inademing beginnen de vrouwen als uit één lichaam te schreeuwen, hoog, schril en intens, alsof de schreeuw rusteloos wachtte onder de huid, klaar om uit te breken. Gaandeweg krijgt het geluid reliëf: de textuur wordt gelaagder en een collectief decrescendo maakt verschillende dynamieken, intonaties en kleuren hoorbaar. Af en toe doorbreekt een enkele schreeuw het polyfone vlechtwerk. De stemmen jammeren, schuren en krijsen — hoger en lager, luider en zachter, als een indringende klaagzang. Naar het einde toe zwelt het geluid weer aan, om dan abrupt op te houden. De leegte die volgt, wordt gevuld met zware ademhalingen.
De Guatemalteekse kunstenares Regina José Galindo (1974) creëerde de performance Las Escucharon Gritar y No Abrieron la Puerta (‘Zij hoorden hen schreeuwen en deden de deur niet open’) ter herinnering aan de slachtoffers van een fatale brand in haar geboorteland, in een opvangtehuis voor jonge vrouwen in San José Pinula. Nadat meerdere vrouwen in opstand waren gekomen tegen het aanslepende (seksuele) misbruik in het tehuis en probeerden te vluchten, werden ze door de nationale politie teruggebracht en opgesloten in een kleine getraliede kamer zonder water. In de hoop vrijgelaten te worden, ontstak een van de vrouwen een vuur, maar de deur bleef dicht. De agenten bleven onverschillig voor het geschreeuw en openden de deur pas na negen minuten. 41 jonge vrouwen stierven in de brand.
Nadat de Guatemalteekse staat schuldig werd bevonden aan genocide, bleef in campagnes het tegendeel klinken: ‘No hubo genocidio’.
Las Escucharon Gritar y No Abrieron la Puerta was een eenmalige artistieke interventie, nu slechts beschikbaar in de vorm van een audio-opname en enkele beelden. Het oproepen van de overleden vrouwen via de echo van hun schreeuw is niet alleen een krachtig gedenkteken; het moet worden begrepen binnen Galindo’s oeuvre en de historische context waarin het wortelt. Galindo verwierf bekendheid in de late jaren 1990 als deel van een groep vrouwelijke kunstenaars die met hun werk reageerden op de culturele amnesie in de nasleep van de Guatemalteekse burgeroorlog (1960—1990) tussen het dictatoriaal regime en verschillende linkse rebellengroepen. In de oorlog stierven meer dan 200.000 Guatemalteken. Meer dan 50.000 mensen verdwenen. Het overgrote deel van de slachtoffers waren inheemse Maya’s, door het dictatoriale regime gebrandmerkt als ‘de voedingsbodem voor de steun van de guerrilla’.
‘Guatemala is een land zonder geheugen’, stelt Galindo in 2006 in een interview met BOMB magazine, waarin ze haar werk nadrukkelijk situeert in de naoorlogse worsteling met de gewelddadige nationale geschiedenis. Aan de hand van publieke interventies en vaak extreme lichamelijke metaforen traceert de kunstenares aanhoudend (gegenderd) geweld en systemisch onrecht. Zo sluit Galindo zich voor haar geluidsperformance (279) golpes (2005) op in een kubus en slaat zichzelf één keer voor elke vrouw die werd vermoord tussen 1 januari en 9 juni 2005. In La Verdad (2013) leest ze getuigenissen voor van overlevenden van de massamoorden op het inheemse Ixil-volk tijdens de burgeroorlog, terwijl een tandarts haar mond herhaaldelijk verdooft in een poging haar het zwijgen op te leggen.

Zo demonstreert Galindo treffend hoe zulke verhalen nog lang niet tot een ver verleden behoren, maar in directe relatie staan tot (de omgang met) actueel geweld. Ze onderstreept daarbij hoe verhalen van gegenderd geweld tijdens de oorlogsjaren, waarin verkrachting en femicide veelvuldig werden ingezet als oorlogstactiek, resoneren in het heden: ‘Niet alle doden hebben dezelfde oorzaak, maar alle moorden werden begaan onder dezelfde premisse: dat alles voorbij is en opgekuist, en niets gebeurt, niemand doet of zegt iets. Een dode vrouw betekent niets, honderd dode vrouwen betekenen niets, driehonderd dode vrouwen evenmin.’ Zo tracht Galindo met haar werk overschaduwde geschiedenissen te herinneren en betekenis toe te schrijven aan verhalen die niet als (cultureel) significant worden gezien en, net omdat de dominante groep ze niet levend houdt, onveranderlijk blijven.
Het beeld van een gelukzalige toekomst oriënteert mensen gevoelsmatig naar eenzelfde doel – weg van pijnlijke geschiedenissen die dat beeld zouden doorprikken.
Dat herinneren een beladen gegeven is in de Guatemalteekse context, maken ook de waarheidscommissies na het officiële einde van de oorlog duidelijk, waarin de vraag centraal stond of men van een genocide kon spreken. Nadat de Guatemalteekse staat schuldig werd bevonden aan genocide op de inheemse bevolking, bleef in overheidsgezinde campagnes het tegendeel klinken: ‘No hubo genocidio’. Ook de regering verwierp het rapport, omdat het niet zou ‘bijdragen aan het verzoenen van de Guatemalteekse familie’. In 2014 keurde ze een resolutie goed die de term ‘genocide’ weigerde als aanduiding voor het overheidsgeweld tijdens de oorlog. Uit het ontwikkelingsplan ‘Mejoremos Guate’ blijkt eenzelfde visie: het betoogt dat het essentieel is dat ‘elke Guatemalteekse burger dezelfde weg neemt richting de ontwikkelingen die we allen verlangen’ om ‘het Guatemala te bereiken dat we allen wensen’. Verhalen over aanhoudend geweld die het geloof in een rechtlijnige vooruitgang richting een rooskleurige nationale toekomst zouden hinderen, worden derhalve het zwijgen opgelegd.
De belofte van geluk
In haar boek The Promise of Happiness (2010) beschrijft de feministische denker Sara Ahmed de sociale imperatief om geluk na te jagen. Ze merkt op hoe constructen als het huwelijk, het ouderschap of de carrière telkens weer als premisse voor geluk naar voren worden geschoven, en zodoende uitgroeien tot sociale verwachtingen. Geluk wordt dan beloofd aan zij die hun leven op de ‘juiste’ manier leiden. Zo benadrukt Ahmed hoe machtsverhoudingen ook affectief werken, via het cultiveren van positieve gevoelens ten aanzien van een dominant discours. In dat opzicht functioneert de fantasie van de toekomst zoals die in het Guatemalteekse narratief vorm krijgt als een ‘promise of happiness’. Het zorgvuldig geconstrueerde beeld van een gelukzalige toekomst is zo een manier om mensen gevoelsmatig te oriënteren naar eenzelfde doel – weg van pijnlijke geschiedenissen die dat beeld zouden doorprikken. Wie, zoals Galindo, graaft naar een geleefd archief van pijn en verdriet dat net onder de oppervlakte van schijnbaar heroïsche geschiedenissen smeult, geldt dan als een saboteur van de gelukkige natie.
Galindo neemt luidkeels de rol van spelbreker op en morst doelbewust negatieve gevoelens in een zorgvuldig opgeschoond verhaal.
De feminist en filosoof Judith Butler onderstreept in Precarious Life (2004) de politieke aard van (collectieve) rouwprocessen. Rouwen, stelt Butler, is een proces van betekenisgeving, van actief herinneren. Butler stelt hierbij de vraag om wie we mogen rouwen in de publieke sfeer: welke verliezen worden gecultiveerd als ‘betreurenswaardig’ en welke bedolven onder stilzwijgen? Wat betekent het dan om, zoals Galindo, openlijk te rouwen om wie collectief wordt vergeten, om wat niet eens als verlies wordt gezien? Met andere woorden: wanneer wordt het uiten van negatieve gevoelens politiek of zelfs een actieve vorm van verzet of sabotage? In deze context schuift Sara Ahmed de figuur van de ‘feminist killjoy’ naar voren: de spelbreker die weigert geluk te vinden in de uitgestippelde routes en die zo de schijnbare evidentie van de spelregels zelf ter discussie stelt — en het geweld en de processen van strategisch vergeten die nodig zijn om deze in stand te houden. Zij is niet bereid mee te stappen in de illusie van het beloofde geluk en wordt daarom verweten hardnekkig vast te houden aan het verleden en verzoening in de weg te staan. Maar, zoals Ahmed vastberaden stelt: de killjoy ‘weigert zich over geschiedenissen heen te zetten die niet voorbij zijn'.
In het opvoeren van collectief vergeten verhalen in de publieke ruimte, neemt Galindo luidkeels de rol van spelbreker op en morst doelbewust negatieve gevoelens in een zorgvuldig opgeschoond verhaal. Met haar weigering om gegenderd geweld in het verleden te situeren en in stilte te begraven in een naamloos graf, verzet zij zich allereerst tegen een versie van de geschiedenis waarin vrouwen systematisch de mond worden gesnoerd. Tegelijk doorprikt ze de illusie van het vooruitgangsgeloof door te tonen hoe gewelddadige geschiedenissen niet simpelweg worden opgelost door het verstrijken van de tijd. De schreeuw symboliseert dus meer dan een verzet tegen het dominante verhaal — het saboteert datzelfde verhaal omdat het zijn problematische premisse ondermijnt: de natuurlijke en lineaire progressie richting een beloftevolle toekomst.
De schreeuwende vrouw als kennisbron
Galindo doorbreekt niet alleen het nationale narratief in haar weigering om te zwijgen. Haar performance is ook een weigering om te spreken binnen hegemonische vertelvormen en manieren van kennisproductie. Waar de getuigenissen van slachtoffers in officiële waarheidscommissies binnen een strak (talig) kader dienen te passen, erkent Galindo wat traumastudies al langer onderstrepen: dat verdrukte verhalen zich in het lichaam nestelen, daar onvermijdelijk blijven sluimeren en vroeg of laat losbreken. In haar interventie horen we immers geen gefluister, sussende woorden of zachte zuchten; de vrouwenstemmen zijn tot het uiterste gedreven – hoog, rauw en oorverdovend luid. Ze scheuren en kraken, je kunt de vrouwen naar adem horen happen. Ook het zweet dat op hun voorhoofden glinstert, verraadt de fysieke inspanning: schreeuwen situeert de stem, veel meer dan andere vormen van spreken, in een belichaamd subject.

Bij Galindo wordt dat voelende subject de kroongetuige in het herinneringsproces. Waar men de schreeuwende vrouw traditioneel verbindt met het irrationele, en haar onbeteugelde ‘hysterische’ expressie van negatieve emotie pathologiseert en uitsluit van het register van legitieme spraak, herintroduceert Galindo haar als kennisbron. Zo herinnert ze ons aan het potentieel van vrouwelijke woede om een noodzakelijk tegenverhaal te vertellen. In een lange geschiedenis van verstikte vrouwenstemmen is de schreeuw bovendien verre van overmatig. In Las Escucharon Gritar y No Abrieron la Puerta klinkt die collectief en meerstemmig. Galindo erkent er een pluralistisch begrip van de betekenis van verlies, waarbij de individuele schreeuw niet wordt uitgewist maar juist versterkt door het geheel: ‘Een enkele stem is een donderslag; collectieve stemmen zijn de storm, in staat om alles te verwoesten.’
We kunnen de deur niet sluiten, zo leert Galindo ons, voor pijnlijke geschiedenissen waarvoor we nog lang niet klaar zijn met rouwen.
In het blootleggen van die woede en het scheppen van een ruimte voor de ongeremde uiting ervan, demonstreert Galindo het potentieel van negatieve gevoelens in het creëren van disruptieve ‘tegenherinneringen’ — herinneringen die maar al te vaak worden overschaduwd door de verblindende beloftes van de toekomst. Zeker in de nasleep van geweld is stilte nooit neutraal, weet Galindo, maar vormt ze een reële bedreiging voor processen van betekenisgeving. Door de politiek geladen stilte met een veelbeduidende schreeuw te doorbreken, verwerpt ze de idee van de dood, en de stilte die erop volgt, als het einde van betekenis en heropent ze de onderhandeling over de (culturele) betekenis van een leven, een verhaal, en het verlies ervan.
De performance is zodoende meer dan een urgente tegenherinnering: fundamenteel is ze een politieke eis om te herinneren en herinnerd te worden, die tegelijk de nood aan alternatieve vormen van vertellen onderstreept. We kunnen de deur niet sluiten, zo leert Galindo ons, voor pijnlijke geschiedenissen waarvoor we nog lang niet klaar zijn met rouwen. Of zoals Sara Ahmed concludeert: ‘Negatieve gevoelens zijn niet simpelweg reactief; het zijn creatieve antwoorden op onvoltooide geschiedenissen.’
Beluister hier Las Escucharon Gritar y No Abrieron la Puerta: