Niet voor ons
Door Lisa Ijeoma, op Thu Aug 31 2023 23:45:00 GMT+0000In haar honderdste nummer activeert rekto:verso een archief van twintig jaar kunstkritiek. Lisa Ijeoma reageert op één pagina uit de tekst ‘Aan de gehele Congolese, Rwandese en Burundese bevolking, zowel in Congo, Rwanda, Burundi, als in België’ van Dagmar Dirkx uit Sorry (not) Sorry, nummer 88 uit 2020, over de halfslachtige excuses van de Belgische regering voor het koloniaal verleden. Ijeoma vertelt over haar bezoek aan het heropende Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, en voelt zich er absoluut niet aangesproken.
Ter nagedachtenis van Sambo, Mpemba, Ngemba, Ekia, Nzau, Kitukwa en Mibange
Een aantal jaar geleden ging ik voor het eerst naar het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. De herfst hing nog in de lucht toen mijn moeder en ik de auto parkeerden. De residentiële wijk lag er verlaten bij. Het had de hele nacht geregend en de boomkruinen waren gehuld in een ondoorzichtige mist. De bladeren op het grind waren diepbruin en lagen als kussentjes verspreid.
We wandelden arm in arm naar de glazen constructie die dienstdoet als hoofdingang. Het paviljoen stond in sterk contrast met het statige kalkstenen paleis. Mijn moeder zuchtte en greep de deurklink vast. Haar jas bleef in de mijne haken en we lachten even naar elkaar. Onze stemmen weergalmden in de glazen inkomhal. Een zwarte man aan de balie begroette ons en wees de vestiaire aan. We knikten gedag.
Ik deed onderzoek naar schetsen en portretten van mensen die op mij leken. Ik werkte aan een reeks zelfportretten en zocht al enige tijd naar beeldmateriaal van makers van kleur. Al snel trof ik koloniale beelden aan.
Tal van gezichten op grote grijze banners keken me aan. Hun ogen leeg en ongeroerd. Hun gelaatstrekken strak en vredig, ze leken te slapen. Tijdens mijn voorbereidend opzoekingswerk stootte ik op een artikel van journaliste en schrijfster Sabrine Ingabire. Daarin reageert ze op de heropening van het museum na een vijf jaar durende verbouwing: ‘En ik besefte plots: de doelgroep van dit museum zijn zij. Niet meer oude kolonialen, want daarvoor is er te veel verwijderd, en niet mensen met Congolese, Rwandese en Burundese roots, want daarvoor is er te weinig effectief veranderd. Het is er voor de witte gezinnen die op zaterdagmiddag iets over “Afrika” willen leren. Niet voor ons.’
Toen we onze toegangstickets hadden laten zien en de ondergrondse gang doorgewandeld waren, kwamen we in een grote open ruimte. De muren en met tralies versierde raamkozijnen torenden hoog boven ons uit. Achter de ramen blonk een aangelegd bassin. De ruimtes voelden een voor een groots, surreëel en koel aan. De duizelingwekkende gangen en eindeloze collectie versterkten dat gevoel. Ik was een ongewenste toeschouwer. Ik vergat waarvoor we naar Tervuren afgereisd waren en beluisterde zo goed als elke geluidsopname en videofragment. Toen we bij het beeldendepot kwamen, leunde ik even tegen de grijze pilaren. In gedachten verzonken, staarde ik naar houten bustes van jonge vrouwen. Hun ogen waren gesloten. Mijn moeder kneep in mijn arm en vroeg of het met mij ging.
Eenmaal buiten scheen de zon voorzichtig door de grijze wolken. Het witte grind lichtte op onder mijn voeten. We wandelden samen door het natte gras van het netjes onderhouden park. Na tien minuten kwamen we aan in de gezellige dorpskern. Van de kille ochtend was nu niets meer te merken. Gezinnen genoten zichtbaar van de laatste zonnestralen voordat de winter zou beginnen. Het plein was doordrenkt met de zoete geur van pannenkoeken en wafels. Aan de eenvoudige kerk glinsterden zeven granieten blokken. Mijn moeder en ik wandelden naar de kerkpoort. Het verweerde hout bladderde af toen ik met mijn hand de deur tevergeefs probeerde open te duwen. Naast de poort stond een rimpelige boom. Zijn takken raakten net het gras. Ik ging voor de granieten blokken staan. De gekerfde namen waren amper leesbaar onder de gevallen bladeren. Aan de kerkmuur hing een bronzen plakkaat: ‘Hier liggen de zeven Congolese mensen die stierven tijdens de Internationale Expo van 1897.’

Dagmar Dirkx, ‘Aan de gehele Congolese, Rwandese en Burundese bevolking, zowel in Congo, Rwanda, Burundi, als in België’, nr. 88, 2020, p. 20.
Bekijk deze recto en verso, en andere archiefstukken en reacties uit het honderdste nummer ook hier.