Nomadland, of hoe Amazon’s wegwerparbeiders de roadmovie hertekenen
Door Johannes De Breuker, op Thu Apr 22 2021 15:30:00 GMT+0000In de Oscarwinnaar Nomadland kijkt regisseur Chloé Zhao door de ogen van een zwervende zestiger naar ‘het andere Amerika’, een land waar jongeren het zich sinds de crisis moeilijker kunnen veroorloven om jong te zijn en ouderen om oud te zijn. Een decennium na die kredietcrisis toont Zhao’s wonderlijke roadmovie hoe deze great recession een filmgenre herdefinieerde dat barst van vrijheidszoekers.
Toen John Steinbeck in 1960 begon aan zijn roadnovel Op reis met Charley wilde hij zijn ‘monsterland’ opnieuw leren kennen. Om te zien hoe het land eruit ziet en ruikt en klinkt, trok de toen 60-jarige Amerikaan erop uit. De sociaal-realistische schrijver van De druiven der gramschap wist als geen ander dat je om de rommelende onderbuik van een land in kaart te brengen je platgetreden paden moest verlaten. Daarom promoveerde hij zijn bestelbus tot een goed uitgedoste camper.
Zestig jaar nadat Steinbeck zo de breuk tussen het traditionele en het moderne Amerika optekende – Geert Mak beschrijft die barst in Reizen zonder John als overgang van overlevings- naar consumptiesamenleving – is Chloé Zhao op zo’n belangrijk scharniermoment getuige van een omgekeerde trek. In haar Gouden Leeuw- en Oscar-winnende Nomadland reist Fern, vertolkt door Frances McDormand, na de kredietcrisis van 2008 in haar campervan namelijk weer van een consumptie- naar een overlevingssamenleving. Of een giftige mengvorm van beide.
(Over)leven
Die ontnuchterende trip tussen beide samenlevingsvormen wordt populair in Amerikaanse cinema. Dat is niet zo gek. Al decennia vormt ‘vrijheid’ de sleutel waarmee de motor van de roadmovie wordt gestart. Maar omdat velen zich sinds de great recession in 2008 in schulden vastreden of zelfs hun huis verloren, zoeken gelukszoekers in cinema vandaag vrijheid niet meer in luxe of goederen. Wél bij gelijkgezinden die net als hen verschopt en vergeten zijn door het kapitalisme.
Dat zie je bij Fern, die in het op feiten gebaseerde Nomadland een groep oudere nomaden leert kennen die elkaar regelmatig onderweg tegenkomen. Op evenementen krijgt ze samen met hen overlevingslessen als ‘hoe kampeer je illegaal zonder verjaagd te worden?’ van workamper-goeroe Bob Wells. Tijdens die meetings helpen ze elkaar ook op weg met goedkope overnachtingstips, verkopen ze kleinoden aan elkaar of spelen ze elkaar slecht betaalde jobs toe. Zo’n overlevingsinstinct zag je ook al bij de jonge Star (Sasha Lane) die in Andrea Arnolds American Honey met een bende jongeren door de Midwest trekt om er van deur tot deur abonnementen te slijten aan religieuze huismoeders en steenrijke cowboys. De enige richting die Stars leven hierdoor heeft is de planning van haar jaloerse bazin, de enige houvast haar verkooppraatjes en uitbundige collega’s.
Wat betekenen ‘vrijheid’ en ‘thuis’ – twee kernbegrippen voor roadmovies – voor zij die leven van dag tot dag, van paycheck tot paycheck?
Terwijl Andrea Arnold verrassend weinig tijd spendeert aan het leven van haar jonge heldin vóór ze aan haar dooltocht begon, om zich vooral aan haar opwindende omzwerving te vergapen, wordt Ferns situatie in Nomadland wél geschetst: de voormalige lerares leefde goed en gelukkig in het kleine industriedorp Empire. Toen de economische crisis daar in 2008 toesloeg, sloot de mijn er zijn deuren waardoor de hechte gemeenschap in sneltempo in een spookdorp veranderde. Als dan ook nog eens haar man sterft, blijft er niets over van haar zorgvuldig opgebouwde leventje. Sindsdien bezit de weduwe enkel een gehuurde opslagunit en een camper om van de ene interimjob naar de andere te bollen.
‘Ik ben niet dakloos, enkel huisloos. Dat is niet hetzelfde. Oké?’ Zo stelt Fern een bezorgde ex-leerlinge van haar gerust. Toch is die bezorgdheid terecht. Want wat betekenen ‘vrijheid’ en ‘thuis’ – twee kernbegrippen voor roadmovies – voor zij die leven van dag tot dag, van paycheck tot paycheck? Net als Star voelt Fern zich enkel vrij als ze onderweg is. Dat is echter een illusie: haar bewegingsvrijheid is het laatste wat haar rest – tot haar benzinegeld op is of ze een bump in the road passeert.
Toerist vs. vagebond
Net in dat ontbreken van een ietwat stabiele thuis om naar terug te keren, een alternatief voor hun zwervende leven, onderscheiden Star en Fern zich van hun vrijere Amerikaanse voorgangers. Nergens telefoneren ze bijvoorbeeld naar huis, iets wat bij Ridley Scotts roadmovie Thelma & Louise (1991) wel regelmatig gebeurt. Star of Fern hopen hun geluk ook niet elders te vinden, zoals bij Sean Penns Into the Wild (2007) en Dennis Hoppers Easy Rider (1969) wel het geval is. Ze vluchten nergens van weg of naartoe maar moeten zoals jager-verzamelaars bewegen om te overleven.
Hoe harder Fern van de samenleving wegvlucht die haar tot de highway veroordeelde, hoe dieper ze erdoor opgeslokt wordt.
Die evolutie zag Zygmunt Bauman (1925-2017) een kwarteeuw geleden al. De Pools-Britse socioloog, die bekendheid verwierf met zijn ideeën over de vloeibare samenleving, stelde dat de breuk tussen de moderniteit en postmoderniteit niet enkel tot de verschuiving van een samenleving van producenten naar een voor consumenten te herleiden is, maar ook met een identiteitswissel samenvalt. Zo onderscheidde hij vier verschillende nomadische types die de (post)moderne wereld bevolken. De moderne pelgrim – de maakbare man die al vroeg zijn levenspad uitstippelt en zijn ogen fixeert op de toekomst – moest definitief plaats ruimen voor onder anderen de vagebond en de toerist, die in het hier en nu wil leven en stuurloos rondtrekt op zoek naar bevrediging.

‘De toerist beweegt met een doel’, zegt Bauman in From Pilgrim to Tourist (1996). En dat is: nieuwe ervaringen opsnuiven. Zulke nieuwsgierige types duiken vaak op in Amerikaanse roadmovies. Denk maar aan de motards in Easy Rider die naar Mardi Gras rijden of Miles (Paul Giamatti) die in Alexander Payne’s Sideways (2004) de Californische wijnstreek verkent. Sinds de kredietcrisis moeten zulke sightseers echter ook vaker vagebonden naast zich dulden. In tegenstelling tot toeristen hebben zij geen bestemming voor ogen. ‘Voor de vagebond is elke plek een tussenstop waarvan hij nooit weet hoe lang hij er zal blijven. Dit hangt af van de vrijgevigheid en het geduld van de bewoners en van hoopvol nieuws over andere plaatsen.’ Hun enige doel is overleven.
Nergens wordt het onderscheid tussen de ‘perfecte toerist’ en ‘onherstelbare vagebond’ zo doorvoeld verbeeld als in het ‘vergeten’ Amerika dat Nomadland doorkruist.
Eigenlijk is de vagebond in Baumans ogen een schaduwtoerist, iemand die leeft van de rommel van zorgeloze thrill seekers. ‘De vagebonden zijn het afval van een wereld die het de toerist zo gemakkelijk mogelijk wil maken’, schrijf de Pools-Britse denker in Tourists and Vagabonds (1996). Hij noemt het verschil tussen de postmoderne toerist en de vagebond dan ook de belangrijkste scheidslijn in onze samenleving, met keuzevrijheid als parameter. ‘We bevinden ons allemaal op een continuüm tussen de polen van de ‘perfect tourist’ en de ‘vagabond beyond remedy’ – en onze respectieve plaatsen tussen de polen zijn uitgezet volgens de mate van vrijheid die we hebben bij het kiezen van ons levenspad.’
Nergens wordt dat onderscheid tussen de ‘perfecte toerist’ en ‘onherstelbare vagebond’ zo duidelijk, sfeervol en doorvoeld verbeeld als in het ‘andere’ of ‘vergeten’ Amerika – beschrijvingen die vaak in recensies opduiken – dat Nomadland doorkruist. De keuzevrijheid van nomaden als Fern kreeg na de recessie immers een fikse knauw door de verder afkalvende sociale zekerheid en de stijgende onzekerheid door de flexibilisering en robotisering van jobs. Hoe vrij is the land of the brave home of the free voor hen?
Welk ander Amerika?
Wie voorbij de verbluffend mooie landschapsbeelden kijkt die door Joshua James Richards zijn vastgelegd – de fotograaf met wie Chloe Zhao ook de indieparels Songs My Brother Taught Me (2015) en The Rider (2017) maakte – kan dan ook niet om de pijnlijke paradox in Nomadland heen: hoe harder Fern van de samenleving wegvlucht die haar tot de highway veroordeelde, hoe dieper ze erdoor opgeslokt wordt. Ze verruilde het ene Amerika voor het ‘andere’, om te ontdekken dat ze niet verschillen.
De vagebond is niet langer vagebond vanwege de onwil om zich te settelen maar door de schaarste aan vaste plaatsen.
Die tegenstelling stond ook al centraal in Jessica Bruders’ Nomadland: Surviving America in the Twenty-First Century, het opzienbarende non-fictieboek uit 2017 waarop Zhao’s schitterende, feitelijke roadmovie gebaseerd is. Aan de hand van oudere ‘workampers’ zoals Linda May (de inspiratie voor McDormands rol en één van de vele niet-acteurs die in Nomadland gewoon zichzelf spelen) die in mobilhomes wonen en onderbetaalde jobs doen in campings of verdeelcentra van Amazon, schetst de Amerikaanse journaliste een donker verhaal over de onderbuik van Amerikaanse economie dat volgens haar de kwetsbare toekomst toont die velen te wachten staat.

Hierin echoot Baumans vaststelling of voorspelling door dat de wereld steeds meer op maat van vagebonden wordt gesneden. ‘De “forever settled” bewoners ontdekken dat de plaatsen (in het land, in de samenleving en in het leven) waartoe ze “behoren” niet langer bestaan’, schrijft hij. ‘Nette straten worden groezelig, fabrieken verdwijnen met hun banen, vaardigheden vinden geen kopers meer, kennis verandert in onwetendheid, beroepservaring werkt beklemmend, veilige netwerken van relaties vallen uit elkaar en vervuilen de bodem met zuiver afval. De vagebond is niet langer vagebond vanwege de moeilijkheid of onwil om zich te settelen maar door de schaarste aan vaste plaatsen.’
Griezelig hoe multinationals als Amazon zich met programma’s voor ‘huisloze’ ouderen net hun laatste restje vrijheid toeëigenen.
In Nomadland komt dat beeld van de verdwijnende plek ook letterlijk terug in de gedaante van Empire, het industriedorpje dat in 2008 door de recessie zijn mijn moest sluiten waardoor een hele gemeenschap werkloos werd. De postcode van het dorp werd zelfs opgeheven. Als Fern tijdens haar omzwerving nog eens langs haar oude woning passeert, zet het verval in en lijkt de natuur die plek stilaan weer op te eisen. Haar lege huis is een herinnering aan ouderwets geluk en zekerheid, een plek die ze moest verlaten om als ‘vrije’ nomade te leven. Nu klust ze als camp host bij in natuurparken, bakt ze hamburgers in wegrestaurants en werkt ze zich kapot in een verdeelcentrum van Amazon. Vooruitgang?
Vrijheid als valuta
Fern is slechts één van velen die als schaduwtoerist leeft. De rest van die groeiende groep werkende ouderen komt ze onderweg tegen. Ook job recruiters hebben het steeds meer op die goedkope werkkrachten gemunt, blijkt zowel uit het boek als de film. ‘Get paid to go camping!’ klinkt het in aanwervingsbrochures voor camp hosts en in een ronkende nieuwsbrief van CamperForce – Amazon’s campagne voor oudere workampers – staan er volgens Jessica Bruder aanlokkelijke vooruitzichten zoals: ‘Maak nieuwe vrienden, kom oude kennissen tegen, deel lekker eten, goede verhalen en leuke tijden rond het kampvuur of rond de tafel. Dat is vaak meer waard dan geld.’
Steinbeck hoopte onderweg gewoon wat spanning en ontspanning te vinden, maar moderne vagebonden leren er nu vooral wat overspanning is.
Die prikkelende advertentietekst vat trouwens een aanzienlijk deel van Nomadland samen: Zhao weet die Amerikaanse road- en rugzakromantiek knap te vangen met haar authentieke, intieme docu-achtige blik waarmee zij Fern en de boomende workamper-beweging toont. Toch is het naast gezellig vooral ook griezelig hoe multinationals als Amazon zich met zulke programma’s voor ‘huisloze’ ouderen net hun laatste restje vrijheid toeëigenen. Zij verpakken slavenarbeid als vrijheid, geven een kampeerplek en gratis medicijnen in ruil voor een hongerloon, lange dagen en een onzeker flexcontract.
Zou Steinbeck zestig jaar geleden gedacht hebben dat later veel van zijn leeftijdsgenoten hem zouden nadoen om met een camper door de VS te tuffen? Niet om even de sleur van hun goede leven te doorbreken en wat nieuwe ervaringen op te doen, zoals hij, maar om van de ene kale camping naar het andere grijze trailerpark te rijden om daar ergens op een nabijgelegen industrieterrein dagelijks tientallen kilometers door een magazijn te hossen om pakketjes te versturen naar verwende consumenten? Of om in een natuurpark dagelijks honderden wc’s te poetsen voor ‘avontuurlijke’ toeristen – en dat voor minder dan $10 per uur?
Waarschijnlijk niet. Steinbeck hoopte onderweg gewoon wat spanning en ontspanning te vinden, maar moderne vagebonden leren er nu vooral wat overspanning is. Gelukkig zijn er cineasten als Chloé Zhao, wier observerende blik deze kings of the road eindelijk een gezicht geeft en het ‘andere Amerika’ ontmaskert als het échte Amerika, en de problemen van de vagebonden voorstelt als de problemen van iedereen. Want zelfs toeristen zijn niet vrij als hun tegenhangers in de schaduw de baan niet plaveien.