Once Upon a Time: Valse bodems
Door Dagmar Teurelincx, op Wed Aug 09 2023 22:00:00 GMT+0000Febe Coysmans Once Upon a Time (2021) is een luchtige, entertainende roadtrip over drie mensen die elk op hun eigen point of no return zitten. Deze voorstelling, een bachelorproef aan het RITCS, had volgens recensente Dagmar Teurelincx nog dieper mogen graven.
We vallen binnen in een paniekerig telefoongesprek. Jessica (Suzanne Ceulemans) vertelt haar hartsvriendin Alabama (Lena Majri) dat ze hulp nodig heeft bij het verbergen van een lijk. Met de auto, zowat het enige decorstuk in de voorstelling, botsen de twee letterlijk op een derde personage. De angstige Benny (Bartel Busschaert), die recht uit Het Eiland lijkt weggelopen, is van plan zich op dat eigenste moment van het leven te beroven. Wat volgt is een spontane roadtrip, waarbij de dames Benny’s precaire situatie benutten. Met ‘een dooie in de koffer’ kan diens fatalistische staat weleens van pas komen.
In Once Upon a Time zijn we getuige van een raadselachtige melting pot aan personages. De getatoeëerde Alabama, met haar lange rode haren, cowboyboots en korte denimshorts, heeft een bizar accent dat associaties oproept met zogenaamde ‘hillbillies’, maar ook met de familie Flodder. Soms werpt ze zelfs een Russisch woord tussen dat taaltje. Vol overtuiging sleurt ze er voortdurend chakra’s en astrologie bij. De seutige kantoormedewerker Benny heeft dan weer een smakelijke West-Vlaamse tongval à la Wim Willaert. Jessica is ietwat minder opvallend dan haar reisgenoten – een piratenooglapje heeft ze wel. Deze eclectische figuren fascineren wel, maar lijken schijnbaar willekeurig bij elkaar geplaatst.
Once Upon a Time wordt aangekondigd als een filmische voorstelling. Inderdaad zit ze volgestouwd met vaak letterlijke verwijzingen naar Amerikaanse films als Pulp Fiction, The Shining, Titanic en Forrest Gump. Wil de maker zich inschrijven in of afzetten tegen een bepaalde filmtraditie? Tijdens enkele intermezzo’s bewegen de acteurs in slow-motion, op gezwollen muziek of met het geluid van hartslagen op de achtergrond, maar daarbuiten schotelen ze ons net een heel theatrale speelstijl voor, als in een ouderwetse schoolvoorstelling. Ook de eerstegraadshumor lijkt gericht op een jong publiek; van uitwerpselen- en schaamhaargrappen, over drank en drugs, tot de nodige slapstick.
Als luchtige, onderhoudende voorstelling is Once Upon a Time zeker geslaagd. Dankzij de komische interventies, de energieke speelstijl en het hoge tempo zou je de clichés in de plot gemakkelijk door de vingers kunnen zien. Maar Coysman lijkt weldegelijk diepere lagen te willen aanboren achter de schijnbaar dommige personages – een kunst waarin de filmbroers Coen al decennialang excelleren. Zo out Jessica zich als Herodotus-kenner, en verwijst ze elders naar het oudtestamentische boek Genesis. Alabama stelt zich dan weer filosofische vragen bij de identitaire gevolgen van breintransplantaties. Deze bespiegelingen zijn echter te weinig ingebed in het plot, waardoor ze aanvoelen als gemakkelijke insinuaties van complexiteit.
Als toeschouwer heb je het raden naar de zeggingskracht die Coysman nu eigenlijk zoekt achter die vele leuke details. Elk van de personages vertelt, op diverse punten in de voorstelling, over ‘dat verhaal van die astronauten die in de problemen kwamen, maar al te ver heen waren en dus helemaal rond de maan moesten’. Is de clou dat we allemaal ooit op ons eigen point of no return komen en daar, zoals Jessica en Alabama, volledig ontsporen? Of dat dat punt toch niet zo uitzichtloos is als gedacht, zoals voor de suïcidale Benny die zijn besluit al had genomen, maar die in feite vooral op zoek was naar een luisterend oor? Once Upon a Time had nog grondiger mogen morrelen aan de formule van de roadtrip en de verwachtingen die daarmee gepaard gaan. In de kofferbak van de auto gaat dan wel een verrassing schuil, de valse bodems in de voorstelling zelf bevatten die helaas niet.