Ongemak (mozaïek)
Door Lars Kwakkenbos, op Wed Sep 20 2017 22:00:00 GMT+0000Rekto:verso schoof vijf uiteenlopende stemmen dezelfde vraag toe: welk kunstwerk van de jongste vijf jaar vangt voor jou het beste onze tijdsgeest? Best een subjectieve vraag, zou je denken. Tot je merkt hoe sterk de antwoorden naar elkaar neigen.
Op zaterdag 27 mei begint de ramadan. Elias en ik treffen elkaar ’s avonds om tien uur bij Wiels, waar het Kunstenfestivaldesarts zijn laatste avond ingaat. Een halfuur eerder belde hij me met de vraag of hij zijn djellaba, die hij aanhad voor de iftar van die avond, mocht aanhouden om naar de voorstelling te komen. Ik zag daar niet meteen een probleem in.
Elias is een jonge Brusselaar die regelmatig bij Chicago komt, een Brussels jeugdhuis waar ik vrijwilliger ben. Vanavond begeleid ik als dramaturg van het festival het Chicago-project, waarin jongeren en jongvolwassenen van het jeugdhuis een aantal voorstellingen kunnen zien. De avond loopt een beetje in het honderd. Elias is net op tijd, anderen zijn te laat. Deze laatste avond van het project hebben we ongelukkig gepland. Het is de eerste avond van de ramadan, een moment dat de meeste Chicago-jongeren in familieverband vieren. Maar Elias is er wel.
We stappen stevig door naar een desolate asfaltvlakte in Anderlecht, niet ver van Wiels, voor Danse de nuit van de Franse choreograaf Boris Charmatz. De dansers zijn gekleed in extreem felle streetwear. Ze kronkelen over het asfalt, bewegen zich door het publiek en scanderen en roepen dingen, onder meer over de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo in Parijs. Ze hernemen een interview van een goede vriend van de doodgeschoten hoofdredacteur Charb, vlak na die aanslag. Elias voelt zich niet op zijn gemak. Het lijkt alsof ze praten over mij, zegt hij, en wat ze zeggen en roepen, is beledigend voor de islam. Hij begrijpt de teksten beter dan ik, en in zijn djellaba voelt hij zich bekeken door de rest van het publiek. Of dat zo is, weet ik niet, maar het gevoel dat hij bekeken zou kunnen worden, overvalt mij ook. Ik heb met hem te doen.
Plastic zakje
In een van de passages over de aanslag die Elias hoort, gaat het over een man met een plastic zakje. Elias draagt ook een plastic zakje. Hij raakt alsmaar meer op zijn ongemak, windt zich steeds meer op. Ik fluister hem toe dat de dansers al die woorden wel zelf zeggen, maar dat de maker van de voorstelling het daarom niet per se eens is met de teneur ervan. Ik probeer mezelf daar ook van te overtuigen, maar Elias gelooft me niet, en ik stel voor om te vertrekken. Op de terugweg naar Wiels ontlaadt hij. ‘Stel je voor dat deze voorstelling ergens in Brussel op straat had gespeeld! Er zouden onlusten uitgebroken zijn!’ Hij begrijpt niet waarom deze voorstelling hier en nu is geprogrammeerd.
Hoe eigentijds kan een voorstelling zijn, en wat gebeurt er als het publiek even eigentijds is als de voorstelling? Als je mij vraagt naar een recent kunstwerk dat het beste onze actuele tijdsgeest vat, denk ik terug aan dit voorval. Elias vindt het een goed idee om deze tekst daaraan te wijden en wil ook graag een gesprek aangaan met Boris Charmatz. Dat gesprek probeer ik nu te regelen.