Pleidooi voor dichterscollectieven in steden

Door Vincent Coomans, op Thu Dec 01 2022 23:00:00 GMT+0000

Na het ontslag van de Antwerpse stadsdichters, lijkt het stadsdichterschap er definitief ten grave gedragen. Toch ging van het gezamenlijke ontslag ook een waardevolle collectiviteit uit, gelooft Vincent Coomans, bezieler van het project Letterzetter, een talentontwikkelingsplatform rond het Kortrijkse stadsdichterschap. Door in te zetten op auteurscollectieven, kunnen steden volgens hem het verschil maken.

Recent viel het doek over het stadsdichterschap in Antwerpen. De dichterspool die er werd gevormd nam collectief ontslag nadat eerder al een stadsgedicht van Ruth Lasters door het stadsbestuur niet gepubliceerd mocht worden. Lasters stond op haar integriteit als dichter en nam ontslag, de overige leden uit de pool zochten de dialoog met het stadsbestuur op maar hun poging bracht geen zoden aan de dijk. Meteen maakte het bestuur bekend dat er geen nieuwe stadsdichter zou worden aangesteld in Antwerpen. Een dreun voor de sector, waar het stadsdichterschap nu langzamerhand verdwijnt. In Kortrijk is het stadsdichterschap echter wel nog springlevend. Daar ontstond in de voorbije zeven jaar een sterk collectief dat nu huist onder de vleugels van dichter Astrid Haerens. Het loont de moeite om te kijken naar wat het precies is dat de vitaliteit ervan verklaart.

Talentontwikkeling in de luwte

Dat Antwerpen met haar stadsdichterschap jarenlang toonaangevend was voor de sector, lijdt geen twijfel. Met stadsdichters als Tom Lanoye, Ramsey Nasr, Maud Vanhauwaert en vele anderen keken andere steden hun ogen uit: met hun stadsgedichten slaagden ze erin de Antwerpenaren in contact te brengen met poëzie. Dat aanzien en de zichtbare impact binnen het stadsweefsel en de sector overtuigde Belgische steden ervan om het stadsdichterschap ook elders in te bedden. Het liefst in een model dat vaak verweven was met de identiteit of de geografische troeven van de stad: denk maar aan het meertalige stadsdichterschap in Brussel.

Het Kortrijkse stadsdichterschap moest een motor worden voor het literaire beleid én de stap verkleinen voor talentvolle makers.

In 2015 besloot Kortrijk hetzelfde te doen. Het stadsbestuur sprak de wens uit om een stadsdichter te vinden en vertrouwde de invulling van die functie toe aan de bibliotheek van Kortrijk. Zo besloot ik als projectleider samen met enkele belangrijke literaire partners om het het stadsdichterschap naar de identiteit van de stad te modelleren. In een individualistische samenleving hoorde een collectief op te staan. En gezien de stad zich nu eenmaal in de luwte bevindt van grootsteden als Gent, Antwerpen en Brussel, wilden we ook dat het collectief de makers de bescherming bood om zich daar rustig verder te ontwikkelen tot de schrijvers of kunstenaars die ze willen zijn alvorens zichzelf te manifesteren in andere steden.

Zo was de functie van het Kortrijkse stadsdichterschap tweeledig. Dat moest een motor worden voor het literaire beleid én de stap verkleinen voor talentvolle makers die in Kortrijk wonen of ervan afkomstig zijn. Zij konden dan op een (semi)professionele manier met woordkunst bezig zijn vanuit een informeel karakter, aanvullend op het formele kunstonderwijs. Een belangrijk onderscheid tussen dit collectief in Kortrijk en de in 2022 gevormde pool in Antwerpen is dat het collectief aangevoerd wordt door een dichter die reeds doorbrak, de literaire sector kent, de jonge makers kan helpen groeien in hun artistieke proces en om af en toe zelf op de bühne te staan. In een pool gunt de stad (in dit geval Antwerpen) bepaalde stadsgedichten als een aanbesteding telkens aan een selectie van verschillende makers.

Collectief Letterzetter 2022 (c) Damon De Backer

Een collectief ziet en detecteert meer

Trap ik een open deur in wanneer ik stel dat een collectief van stadsdichters effectief meer ziet en detecteert dan één stadsdichter? Het oog van de stadsdichter vangt wat mooi is in de stad, wat zich vaak aan de blik van de inwoner onttrekt of wat voor de inwoner vanzelfsprekend is geworden. En hoe meer ogen de stad afspeuren, des te waarschijnlijker wordt er ook meer gezien en verwerkt. Er ontstaat van nature een meerstemmigheid omdat elk de stad afspeurt vanuit een ander referentiekader en zo een debat opent met andere makers die er actief zijn en finaal met haar inwoners.

Er is een shift nodig van ‘me’ naar ‘we’, in het bijzonder in het literaire landschap.

Een collectieve werking gaat uit van het principe dat meer verbinding tussen makers op haar beurt zorgt voor een betere verbinding met de inwoners en bezoekers van de stad. Uiteraard gaat hetzelfde op voor wat men niet leuk vindt in de stad, waar de lelijke plekken zijn, de kieren waarbinnen soms diepe onrechtvaardigheid bestaat, waar er spanning is. Het aanstellen van een stadsdichter, nog los van de vorm ervan, is vooral een introspectieve beweging die de stad maakt om met een meerstemmige, artistieke en sociale blik te kijken naar wat de stad uniek maakt en waar ruimte ligt voor progressie. Het collectief dat zich in Kortrijk heeft gevormd schrijft dus niet letterlijk over de stad, maar vangt op wat er resoneert en geeft daar een artistieke uiting aan. Net zoals in elke verbinding moet het stadsdichterschap dus ook voor frictie zorgen, zoals in zekere zin het debat over de noodzakelijkheid ervan er net weer bestaansrecht aan geeft. Die beweging kan voor steden, haar inwoners en haar makers enorm verrijkend zijn.

Shift van ‘me’ naar ‘we’

Filosoof Roman Krznaric stelde laatst tijdens zijn bezoek aan ons land dat er in de samenleving een shift nodig is van ‘me’ naar ‘we’. Iets wat zeker ook opgaat in het kunstenaarslandschap en in het bijzonder in het literaire landschap. Het verdwijnen van de Boekenbeurs in Antwerpen is voelbaar en de nieuwe initiatieven bereiken slechts een segment van het lezerspubliek dat voorheen bereikt werd. Ofschoon het beursprincipe misschien niet voor elke auteur als aangenaam wordt ervaren ten aanzien van een diepgaand auteursinterview op een nichefestival, maakte het wel directe contacten mogelijk tussen de auteurs en hun (potentiële) lezers.

Er is een systeem ontstaan dat makers verdeelt in een uitgeeflandschap dat verdeeld is en op zijn beurt in onmin raakte met de koepelorganisaties.

Het verdwijnen van de Antwerpse Boekenbeurs en de komst van Boektopia in Kortrijk hebben vooral voor een wig gezorgd tussen de uitgevers, de structureel erkende literaire organisaties die manifestaties optrekken in het land en de koepelorganisaties die producties van auteurs mee mogelijk maken. Auteurs die werken aan een eerste publicatie en/of reeds meerdere publicaties maakten, komen in aanmerking voor individuele werkbeurzen. Die zijn onderdeel van een beleid dat tot hiertoe sterk de focus legde op het individueel makerschap, het onderscheiden van de auteur ten opzichte van andere auteurs met artistieke kwaliteit als basis. Het spijtige van die methodiek is dat ze bij auteurs nauwelijks interesse in elkaars werk schept. Ze zet hen al te vaak lijnrecht tegenover elkaar, omdat het toegewezen krijgen van individuele werkbeurzen fundamenteel is om schrijftijd te verwerven, zeker als je in acht neemt hoeveel een auteur daadwerkelijk verdient aan de verkoop van een publicatie. Bovendien is het dichterschap zo gediversifieerd geworden; er zijn bijvoorbeeld behoorlijk veel slamdichters in België die niet in aanmerking komen voor een individuele werkbeurs omdat zij niet toewerken naar een publicatie. Dat zorgt vaak voor frustraties en rancune onder de makers. Zo krijg je een systeem dat makers verdeelt in een uitgeeflandschap dat verdeeld is en dat op zijn beurt in onmin raakte met de koepelorganisaties die auteurs helpen om publicaties te realiseren. Het is stilaan een wespennest geworden.

Collectief Letterzetter 2022 (c) Damon De Backer

In die realiteit is het niet simpel om een collectief in onze tijdsgeest gezond te houden, omdat het een diepe generositeit vergt van de leden naar elkaar. Een collectief vraagt dat de makers elkaar ruimte en tijd gunnen om te excelleren met hun eigen individuele troeven en krachten en te onderzoeken hoe die elkaar positief kunnen beïnvloeden. In een gezond collectief huist veel vertrouwen om te spreken over writer’s blocks, persoonlijke uitdagingen in het leven, om zich kwetsbaar op te stellen over maatschappelijke of stedelijke kwesties en om teksten of slams al van in het vroegste stadium met elkaar te delen. Dat staat haaks op de competitiviteit die heerst in een sector waarbinnen schrijvers volgens artistieke kwaliteit en het aantal bekroningen voortdurend met elkaar in de weegschaal liggen. Kwetsbaarheid en generositeit ten opzichte van elkaar worden er ontmoedigd. Dat maakt dat een brede collectieve beweging onder auteurs moeilijk tot stand komt. Nu kunstenaars zoals zo vaak weer moeten bewijzen waarom het noodzakelijk is te investeren in cultuur, kan het maar een voordeel zijn om met een brede beweging te wegen op het beleid en de visievorming.

De grootste troef van een collectief makerschap is dat de profilering ervan voortkomt uit de waarden en normen die erin verhuld zitten.

Ik weet niet of een collectief (nog los van hoe dat daadwerkelijk tot een collectief makerschap kan leiden) zich echt staande kan houden in elke stad, voor elke generatie van schrijvers of makers. Al zijn de eerste signalen hoopvol. Waar het dat momenteel bij uitstek wel kan doen, is bij makers die de stap naar het professionele veld nog niet hebben gemaakt, zoals in het collectief van de Letterzetter in Kortrijk. Makers die jammer genoeg vaak nog niet in aanmerking komen voor een werkbeurs of subsidie van de overheid omdat ze nog geen publicaties in hun oeuvre hebben en er aldus geen materiële bewijzen zijn van hun artistieke kwaliteit. Zij zijn nog geen deel van het systeem. Voor dat segment van makers kunnen steden wel een grote rol van betekenis spelen. Door lokale culturele overheidsmiddelen te stoppen in een basiswerking van collectieven, die de stappen naar professionalisering verkleinen en binnenin een collectief verband inzetten op een persoonlijk groeiplan. Daar kunnen steden fundamenteel het verschil maken, en talenten net dat extra duwtje in de rug geven die ze nodig hebben om verder te excelleren op het landelijke en/of internationale niveau. Zo kan de mentaliteitswijziging die nodig is in de sector gaandeweg en heel natuurlijk ontstaan en diep verankerd raken in een beroepsethiek.

Uiting van collectiviteit

De grootste troef van een collectief makerschap is dat de profilering ervan voortkomt uit de waarden en normen die erin verhuld zitten: collectiviteit, verbinding en meerstemmigheid, veeleer dan in de profilering van de individuele schrijver die in dat proces nog zo zoekende is dat ze enkel afleidt van het werk zelf.

Van het gezamenlijke ontslag van de stadsdichterspool gaat een waardevolle uiting van collectiviteit uit op het niveau van de gereputeerde maker.

Het verklaart volgens mij ook waarom de dichterspool, de nieuwe vorm die het stadsdichterschap in Antwerpen aannam, niet levensvatbaar was. Deze vorm zat te veel tussen twee uitersten in. De krachtige profilering die uitging van het Antwerpse individuele model werd gespreid over een pool van verschillende individuele dichters (en een duo), die daardoor jammer genoeg net aan kracht en zichtbaarheid verloren. Bovendien bood het stadsbestuur er niet langer artistieke onafhankelijkheid. Dat het doek daardoor valt over het stadsdichterschap in Antwerpen, is een dreun voor de ganse sector.

Toch loont het de moeite te kijken naar de functie van het pijnlijke verdwijnen ervan binnen het grotere geheel. Van het gezamenlijke ontslag van de stadsdichterspool, dat gebeurde na pogingen tot het vinden van een compromis, gaat een waardevolle uiting van collectiviteit uit op het niveau van de gereputeerde, reeds doorgebroken maker. Het is een duidelijk signaal dat de integriteit van de maker boven de politiek plaatst en een motor kan zijn voor nieuwe invullingen en bewegingen van onderuit. zoals Fixdit, een Nederlands-Belgisch collectief dat de ongelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke schrijvers aankaart.

De nieuwe ingreep van Literatuur Vlaanderen moedigt steden en beleidsmakers aan om collectieven van onderen uit te verstevigen.

Het is hoopvol dat Literatuur Vlaanderen in 2023 het reglement ‘Literaire manifestaties’ opentrekt naar literaire projecten. Deze ingreep maakt het mogelijk voor organisaties om financiële middelen aan te vragen voor het vormen en gezond houden van schrijvers-, dichters- en makerscollectieven die niet doelbewust toewerken naar manifestaties. Deze dienen louter ter kennismaking met, uitwisseling rond en versterking van elkaars werk of om een onrechtvaardigheid binnen de sector aan te kaarten en daarin actief stappen te ondernemen. Het moedigt steden en beleidsmakers aan om collectieven van onderen uit te verstevigen en tegelijk laat het de opening aan kunstenaars om zichzelf in collectieven te organiseren en manifesteren. Noem het een stapsteentje richting meer collectiviteit en verbondenheid in een verdeelde sector.