Poëzie en plein public

Door Isolde Vanhee, op Wed May 31 2017 22:00:00 GMT+0000

Sommigen zoeken het oog van de massa, voor anderen is het voldoende te bestaan in de blik van een geliefde. De publieke sculpturen van de Belgische kunstenaar Philip Aguirre y Otegui vragen nog minder. Ze lijken genoeg te hebben aan zichzelf. Ze provoceren met stilte en schoonheid. Op de barricade tussen politiek en poëzie.

‘Wanneer ik door een straat loop, zie ik op de gezichten van de voorbijgangers niet de uitdrukking die ze werkelijk hebben, maar de uitdrukking waarmee ze mij zouden aankijken als ze wisten hoe ik ben en hoe ik leef, als mijn belachelijke en schuchtere abnormale ziel zou doorschermen in mijn gebaren en mijn gezicht.’ – Fernando Pessoa, Het boek der rusteloosheid, De Arbeiderspers, 1990.

Wie ‘geëngageerde kunst’ zegt, denkt onmiddellijk aan statements op het scherp van de snee, maar bij Philip Aguirre y Otegui (°1961) krijgt politiek een onverwachte, poëtische invulling. Veel van zijn menselijke sculpturen zoeken de publieke ruimte buiten het museum op, maar blijven opvallend discreet en in zichzelf gekeerd. Ze maken geen geluid, kijken ons niet aan en zijn verdiept in hun handeling. Vaak dragen ze iets: een bidon, een matras, een toeter. De alledaagsheid van deze voorwerpen maakt de bedachtzame dragers tot mensen onder de mensen, maar door hun stille concentratie en hun klassieke schoonheid onttrekken ze zich aan elke banaliteit. Ze lijken slechts tijdelijk op een plek halt te houden, onderweg te zijn, iets te zoeken, waardoor de vraag ook onvermijdelijk aan ons gesteld wordt: wat zoek jij?

Het antwoord is voor iedereen anders. Waarnaar zocht de trotse, Afrikaanse koning die Aguirre boven op een zes meter hoge ijzeren galg plaatst? Koning Rudolf Douala Manga Bell wou het Sawa-volk in Kameroen leiden, maar werd in 1914 door de Duitse bezetter opgeknoopt. En wat bezielt de vluchtelingen waarvan we de gammele bootjes zien in een ets die Aguirre voor Vluchtelingenwerk Vlaanderen maakte? Allicht is het antwoord ‘een beter leven’, maar elk van hen zal zich daar iets anders bij voorstellen en niet iedereen zal het halen. Niet elke zoektocht eindigt in schoonheid. Ook dat is de wrede waarheid die Aguirres figuren met zich mee dragen.

Leren wonen en leven

Naast menselijke en meer abstracte figuren tekent en boetseert Aguirre ook architecturale schaalmodellen en plaatst hij bizarre woonconstructies in de publieke ruimte. Niet zelden zijn andere tijden en andere culturen daarbij een inspiratie. Zo bracht hij enkele maanden door in een vissersgemeenschap in het Senegalese havenstadje M’Bour om er zijn Gaalgui te creëren. Deze opgerichte prauw van twaalf meter hoog was bestemd voor Beaufort 2009 en is nog steeds te zien aan de IJzermonding in Nieuwpoort, als een symbolisch onderkomen voor de Senegalese vissers die de oversteek naar Europa wagen, nu de visvangst daar niet langer rendabel is.

Voor het beeldje dat bij de Vlaamse cultuurprijzen overhandigd wordt, ontwierp Aguirre dan weer een huisje en een boompje op een wolk. Een monumentale, goudkleurige versie hangt hoog boven de grond te blinken in Turnhout. Het bescheiden huis refereert aan een gedeeld verlangen naar een eigen plek onder de zon. De eenvoudige vorm ervan is weloverwogen. Het huis met zadeldak oogt Vlaams, maar werd gestript tot zijn primitieve essentie. Toen hij in 2003 tentoonstelde in Mu.ZEE in Oostende, confronteerde Aguirre het schaalmodel van een Vlaams gehucht met meer exotische maquettes van Cubaanse en Afrikaanse woonsten.

Op zoek naar beschutting en vastigheid kan de mens het niet laten om steeds weer iets neer te zetten, iets te bouwen. En dat bouwen is geen vrijblijvende bezigheid. In de manier waarop we onze eigen plek modelleren, tonen en plaatsen we ons in de wereld. Het werk van Aguirre getuigt van het besef dat de hedendaagse mens – hij is net als zijn nicht Phara zelf kind van Baskische migranten die in 1937 naar België vluchtten – een nomadische verhouding tot de wereld heeft. Bovendien construeren we onze sociale identiteit in toenemende mate via overbevolkte internetfora. Desondanks en misschien net daarom is de inrichting van onze gezamenlijke leefomgeving, van de publieke ruimte, een gedeelde verantwoordelijkheid die niet louter een zaak is van beleidsmakers en bouwbedrijven. Elke mens, elke tijd dient telkens opnieuw te leren en te ondervinden wat er nodig is om naast en met elkaar te kunnen leven.

Dat langzame leren, bestuderen, verwerven van kennis: het is nog zo’n gedeeld project van de zoekende mens, dat bij Aguirre zichtbaar wordt in een reeks Senegalese schoolbordjes of in de sculptuur van een man die een primitieve sterrenkijker voor zijn oog plaatst. Telkens verdiept de kennis zich doorheen de handeling, de geste, het ritueel. Het kan om een essentiële beweging gaan, zoals het heffen van een arm of het plaatsen van de ene voet voor de ander. Maar evengoed suggereren Aguirres sculpturen politieke acties: een leider die van zijn voetstuk valt, die iemand fotogeniek de hand drukt of die een speech zonder woorden aanheft.

Een publiek draagvlak

Of het nu om politieke leiders of gewone burgers gaat: we leven allemaal deels op straat en kunnen niet anders dan ons een houding geven in de publieke ruimte. We moeten nu eenmaal in deze gedeelde ruimte aanwezig zijn, willen we de abnormaliteit van onze eigen ziel in de weegschaal leggen met die van iemand anders. Ook twee geliefden hebben nood aan een ruimte tussen hen in waar hun liefde tijdelijk kan landen. Het is een ruimte die twee mensen bij elkaar laat zijn, een ruimte die tegelijk scheidt en verbindt.

Het is die tussenruimte, de ruimte tussen mensen, die Aguirre bezighoudt en die ook Hanna Arendt in haar teksten trachtte vast te pakken. Aangezien niemand die ruimte alleen kan beheersen, is ze tegelijk open en kwetsbaar. Daarom pleitte Arendt voor een permanente participatie van alle burgers in politieke acties die het belang van de gemeenschap vooropstellen. Tegelijk benadrukt ze de noodzaak van kritisch debat binnen en tussen gemeenschappen. Want als kritiek verstomt en als een gebrek aan loyaliteit wordt geïnterpreteerd, dreigen handelingen gedachteloos te worden uitgevoerd. Zo wordt de vitaliteit van de publieke sfeer ondermijnd en kunnen totalitaire regimes hun wil opleggen. Als men stopt met discussiëren, stopt men ook met nadenken.

De tekeningen, schilderingen en sculpturen van Aguirre doen er het zwijgen toe, maar toch is het woord nooit veraf, zoals in de sculptuur van een man die een toeter tegen zijn mond zet. Dat woord is even goed aanwezig in het debat dat het werk uitlokt, maar vaak ook in het gesprek dat voorafgaand gevoerd wordt met de bewoners van een plek. Philip Aguirre y Otegui heeft geleerd wat het betekent zich in een gemeenschap in te nestelen, ervoor te bouwen, de publieke ruimte vorm te geven vanuit de kwetsbaarheid, vitaliteit en openheid die haar eigen is. Het imposante Théâtre Source is zijn meest monumentale uitnodiging aan een gemeenschap tot nog toe en werd in 2017 genomineerd voor de International Award for Public Art. Samen met de inwoners van een sloppenbuurt in de Kameroense metropool Douala verbouwde Aguirre een levensnoodzakelijke waterput tot een even functionele als elegante bron, was- en ontmoetingsplaats. Het werk in de vorm van een amfitheater nodigt andermaal uit tot een handeling, tot een beweging, tot een wandeling doorheen de architecturale sculptuur. De gebruikers van deze plek – vooral migranten uit het hinterland – zijn zelf de protagonisten geworden in het werk. Dit keer heeft Aguirre niet de dragers, maar hun gedeelde draagvlak ontworpen.

Waar het Théâtre Source uit de grond lijkt te groeien en tegen de heuvel opkruipt, heeft een recent werk dat op 4 mei 2016 in Gent werd onthuld, veeleer de hemel als horizon. Boven het Kadehuis aan de Korenlei werd tussen de twee aanpalende gebouwen een snoer van met goud vergulde ellipsvormen gespannen, als een punctuatie van de Gentse publieke ruimte met zijn trotse gevels en gouden emblemen. De straat is hier de scène geworden, met de passanten als dragers met dienst. Het lijkt alsof de eindeloze kolom van Constantin Brancusi zich hoog boven de grond horizontaal heeft uitgestrekt, als leidraad voor wandelaars op zoek naar onverwachte verbindingen, eerder dan naar ongekende hoogtes. Voor Philip Aguirre y Otegui is de publieke ruimte een plek van oneindige mogelijkheden. Je kunt er hoog van de toren blazen of net willen verdwijnen in de massa, maar je komt er onvermijdelijk jezelf tegen in de blik van de ander.

Isolde Vanhee geeft les aan LUCA School of Arts Gent en is kernredacteur van rekto:verso.