Sad Girl
Door Dominique De Groen, op Sat Jun 30 2018 22:00:00 GMT+0000Kunnen openlijke representaties van kwetsbaarheid en verdriet ook functioneren als alternatieve vormen van verzet? En is er een punt waarop individueel verdriet verandert in een collectief politiek statement?
Kwetsbaarheid, intimiteit, tederheid, lichamelijkheid, wederzijdse zorg: het zijn thema’s die sinds enkele jaren prominent aanwezig zijn in de artistieke praktijk van een groeiende groep jonge, vrouwelijke makers. Kunstenaars als May Waver, Molly Soda of Arvida Byström documenteren hun emoties, tranen, menstruatiebloed en verlangen naar intimiteit, vaak in de intieme setting van hun bed of slaapkamer.
Zulke kunstuitingen kunnen al te makkelijk worden weggezet als passief, triviaal, zwelgend, aanstellerig, navelstaarderig of zwak. Het is een thematiek die in ieder geval niet vaak wordt geassocieerd met politiek activisme of protest. Kan deze materie, die traditioneel geassocieerd wordt met vrouwelijkheid, echter ook op een andere, meer actieve manier gelezen worden?
Schaamteloos met schaamhaar
In haar online zine should i send this: a collection of texts and images i would be too scared to show you (2015) lekte de jonge kunstenaar Molly Soda haar eigen sexts en nude selfies. De commentaarsecties ontploften: Soda werd beschuldigd van aanstellerij, hoerigheid en alles daar tussenin. Vreemd genoeg bleek vooral haar zichtbare oksel-, buik- en schaamhaar aanstootgevend. De reacties getuigen volgens mij van de relevantie en kracht van Soda’s ontwapenende openheid. Net omdat ze zich van haar meest kwetsbare kant toont, slaagt ze erin bepaalde noties over vrouwelijkheid in vraag te stellen.

Dan gaat het niet alleen om lichaamshaar; het is ook een gedurfd statement om je eigen nudes te lekken voordat een rancuneuze ex dat al slutshamend kan doen. Zo behoudt Soda de volledige controle over hoe ze gepresenteerd wordt. Bovendien probeert ze via deze radicale openheid tot solidariteit te komen, tot een gedeelde kwetsbaarheid: zelf zegt ze dat het werk niet over haar gaat, maar over iedereen die ooit een sms of naaktfoto heeft gebruikt om bevestiging of intimiteit te zoeken, iedereen die zich ooit kwetsbaar heeft opgesteld in digitale communicatie.
Soda’s werk is ronduit verfrissend in een tijd waarin jonge vrouwen te allen tijde hard to get te spelen
Soda’s werk is ronduit verfrissend in een tijd waarin jonge vrouwen om de oren geslagen worden met boeken als He’s Just Not That Into You en Why Men Love Bitches: From Doormat to Dreamgirl (écht waar), die hen leren te allen tijde hard to get te spelen, zich onder geen beding kwetsbaar op te stellen of clingy of needy te lijken. Zo’n discours, weet ik uit onfortuinlijke ervaring, tiert welig op zelfhulpwebsites die vertwijfelde vrouwen met liefdesverdriet naar zich toezuigen als een zwart gat. Ze berusten op een neoliberale marktlogica die vrouwen aanmoedigt hun waarde als commodity uit te spelen en dus hun emotionele leven te rationaliseren, te onderwerpen aan de logica van vraag en aanbod en, uiteindelijk, te verharden.
Hoewel je zou kunnen argumenteren dat Soda met haar schaamteloze openheid niets meer doet dan een beeldcultuur reproduceren die jonge vrouwelijke lichamen maar al te graag fetisjeert, verzet should i send this zich volgens mij tegen die lezing. Het delen van deze intieme, imperfecte, eenzame, openlijk verlangende beelden en berichten is een krachtig tegengif tegen het idee dat onze emotionele noden, onze soms wanhopige hang naar connectie, een beschamende zwakte zouden zijn.
Kwetsbaarheid als wapen
De interdisciplinaire kunstenaar May Waver politiseert deze thematiek expliciet. In het manifest van Cybertwee, een collectief waarvan zij stichtend lid is, lezen we:
‘Far too long have we succumb [sic] to the bitter edge of the idea that power is lost in the sweet and tender. Romantic is not weak. Feminine is not weak. Cute is not weak. (…) Lack of emotion is oft favored because success is defined as the ability to be mechanical and efficient. But sentimentality, empathy, and being too soft should not be seen as weaknesses.’
De naam Cybertwee, een samentrekking van cyberpunk en het Engelse woord twee, is veelzeggend. Cyberpunk, een sciencefictiongenre dat zich toespitst op ontwikkelingen in de informatietechnologie (zoals artificiële intelligentie, cybernetica en robotica), is doorgaans duister, hard en dystopisch – denk maar aan films als The Matrix. Twee komt oorspronkelijk van het indiegenre tweepop, dat wordt gekenmerkt door de dromerige, zachte melodieën en naïeve, schaamteloos sentimentele lyrics van bands als Belle & Sebastian. Later is de term meer algemeen gaan staan voor een esthetiek waaruit een verlangen spreekt naar oprechtheid, zachtheid en kinderlijke naïviteit.

De niet voor de hand liggende combinatie van deze twee esthetische stromingen geeft beide componenten een nieuwe gelaagdheid. Zowel het manifest als de artistieke praktijken van de leden van Cybertwee compliceren het zachte, naïeve en sentimentele van twee door te benadrukken hoe technologie onze relaties, affecten en zoektocht naar connectie steeds meer medieert. Subtiel problematiseren ze dus het verlangen naar onschuld en authenticiteit, een essentieel onderdeel van twee.
Het is niet verrassend dat Waver in interviews vaak verwijst naar de figuur van de cyborg, die deels mens, deels machine is: ook de cyborg verenigt tegenstrijdige elementen in één lichaam en kan daarom nooit volledig authentiek zijn – het concept ‘authenticiteit’ is zelfs niet op haar van toepassing. De kracht van Cybertwee is volgens mij net dat het noch twee, noch cyberpunk is, maar het bastaardkind van beide: continu schipperend tussen ironie en oprechtheid en, veel meer dan twee pur sang, uitgesproken politiek.
Waver ziet een nadruk op zachtheid, tederheid en wederzijdse kwetsbaarheid als een tegengif voor toxic masculinity.
Waver zelf omschrijft Cybertwee als een herwaardering van liefheid, zachtheid en emotionele complexiteit - eigenschappen die volgens haar gedevalueerd zijn geraakt, omdat het kapitalisme eist dat we onvermoeibaar zijn en het patriarchaat eist dat we hard worden uit zelfverdediging. Zij ziet een nadruk op zachtheid, tederheid en wederzijdse kwetsbaarheid als een tegengif voor toxic masculinity, voor het vermogen om kil, agressief en ‘machine-like’ te zijn, dat nog al te vaak wordt beloond.
Kraken boven ‘het maken’
Ook uit Wavers werk spreekt duidelijk een feministische en anti-kapitalistische overtuiging. Het fascinerende en licht bevreemdende Real Girl (2014), een multimediaal werk bestaande uit een installatie, video’s en een webshop, parodieert bijvoorbeeld de laatkapitalistische commodificatie en vermarkting van intimiteit, authenticiteit en vrouwelijke lichamen. Zo zien we Waver in een van de video’s huilend in bed liggen, gehuld in een roze satijnen pyjama. Diezelfde pyjama wordt vervolgens te koop aangeboden op de webshop, met slogans als ‘Real tears!’ en ‘Real emotions!’.
Een later (en subtieler) werk als Embedded Lullabies (2015), waarin Waver digitale ruimtes creëert met fluisterend ingezongen slaapliedjes en beelden van in zacht licht badende donsdekens en kussenforten, is onbeschaamd teder, affectief en troostend. Het is dan ook geen toeval dat Waver deze ‘multimedia lullabies for lonely people’ online zette op Valentijnsdag. Volgens haar verbeeldt Embedded Lullabies een soort van afstandelijke kwetsbaarheid – een verlangen naar connectie dat vanwege de digitale, ontlichaamde context nooit volledig vervuld kan worden.
Dit openlijk tentoonspreiden van een kwetsbaar verlangen naar connectie houdt ook een kritiek in op een specifiek soort feminisme: de neoliberale, individualistische variant die momenteel dominant is. Dit feminisme viert succesvolle ‘sterke vrouwen’, go-getters die door het glazen plafond breken zonder om te kijken naar wie er bedolven wordt onder de scherven. Neem Facebook-topvrouw Sheryl Sandberg, die in haar boek Lean In: Women, Work and the Will to Lead argumenteert dat iédere vrouw het kan ‘maken’ zolang ze zich maar niet laat tegenhouden door haar eigen psychologische barrières. Of dat ook geldt voor de schoonmakers van de Facebook-gebouwen die zo onderbetaald zijn dat ze in hun auto leven, is onduidelijk. Feminisme à la Sandberg ruilt het ene keurslijf (dat van het patriarchaat) simpelweg in voor een ander: dat van de vrije markt.
Dit feminisme definieert empowerment uitsluitend in termen van succes, kracht en economische rijkdom en laat geen ruimte voor kwetsbaarheid, negativiteit, pijn of zwakte - wie tijd maakt voor verdriet, is immers niets aan het produceren of consumeren. Zo wordt ongelijkheid de verantwoordelijkheid van iedere individuele vrouw (die immers de architect is van haar eigen emancipatie) in plaats van het gevolg van systemische oppressie (die volledig wordt geminimaliseerd). Elke vorm van solidariteit wordt ondergraven en uitgehold.
De kracht van Wavers werk is dat het zich resoluut verzet tegen het idee dat een waarlijk inclusief feminisme ooit hand in hand zou kunnen gaan met een neoliberale ideologie.
De kracht van Wavers werk is dat het zich resoluut verzet tegen het idee dat een waarlijk inclusief feminisme ooit hand in hand zou kunnen gaan met een neoliberale ideologie. Het weigert zich in te schrijven in een feministisch discours dat kwetsbaarheid en negatieve emoties reduceert tot psychologische barrières die in de weg staan van succes en die je best kan bedekken onder je power pantsuit.
Van Sad Girl naar Sick Woman
Wavers werk laat zich lezen in het kader van de door Audrey Wollen geformuleerde Sad Girl Theory. Wollen roept op om het verdriet en de pijn van meisjes te erkennen als een daad van verzet en in te schrijven in de geschiedenis van politiek protest. Het verdriet van meisjes en vrouwen wordt, tot op de dag van vandaag, al te vaak weggezet als iets louter passiefs en daarom weggelaten uit de geschiedenis van activisme. Volgens Wollen zijn (vrouwelijke) kwetsbaarheid en verdriet echter helemaal niet passief, maar worden ze als zodanig geïnterpreteerd (en geconstrueerd) binnen patriarchale en kapitalistische denkkaders.

Die structuren hebben natuurlijk alle belang bij een zeer nauwe definitie van wat 'actief' kan heten, een definitie die precies de vormen van protest uitsluit die voor vele vrouwen lange tijd de enige beschikbare waren. Wollen pleit ervoor om pijn, verdriet, ziekte en kwetsbaarheid te erkennen als potentieel actieve daden van verzet. Immers, schrijft ze
‘Protest doesn’t have to be external to the body; it doesn’t have to be a huge march in the streets, noise, violence, or rupture. There’s a long history of girls who have used their own anguish, their own suffering, as tools for resistance and political agency. Girls’ sadness isn’t quiet, weak, shameful, or dumb: It is active, autonomous, and articulate. It’s a way of fighting back.’
Wollen wil kwetsbaarheid politiseren, tot iets collectiefs maken. Ondanks de hoge cijfers van depressie, automutilatie en zelfmoord bij tienermeisjes, schrijft ze, vertellen we elk meisje nog steeds dat haar verdriet individueel is: haar eigen falen, het symptoom van haar eigen zwakte. In plaats daarvan is het volgens haar de verantwoordelijkheid van een inclusief feminisme om te erkennen dat een meisje zijn in deze wereld simpelweg niet altijd een feest is, en dat ons verdriet vaak een gepaste reactie is op externe omstandigheden.
Verdriet en pijn zijn potentieel een aanzet tot solidariteit, een spaak in de wielen van het kapitaal, een strijdkreet.
Het gaat dus niet om individuele fragiliteit of asociaal, apolitiek escapisme, maar net om een gemeenschappelijke ervaring, een gedeelde kwetsbaarheid, een gezamenlijk verdriet dat kan leiden tot nieuwe vormen van collectief verzet (in de breedste zin van het woord). Het openlijk tonen van kwetsbaarheid draait dan niet zozeer rond persoonlijke bevrijding, maar veeleer rond het de-individualiseren van de pijn veroorzaakt door onderdrukkende structuren.

De figuur van de Sad Girl roept de vraag op wat er met haar gebeurt wanneer (of zelfs: áls) ze ouder wordt. Als antwoord op die vraag formuleerde Johanna Hedva, die leeft met een chronische ziekte, haar Sick Woman Theory. Deze theorie berust op ‘an insistence that most modes of political protest are internalized, lived, embodied, suffering, and no doubt invisible.’ Hoewel Hedva’s sensitieve en inclusieve tekst integraal het lezen waard is, wil ik hier vooral de laatste paragraaf voor zich laten spreken:
‘The most anti-capitalist protest is to care for another and to care for yourself. To take on the historically feminized and therefore invisible practice of nursing, nurturing, caring. To take seriously each other’s vulnerability and fragility and precarity, and to support it, honor it, empower it. (…) Because, once we are all ill and confined to the bed (…), prioritizing the care and love of our sick, pained, expensive, sensitive, fantastic bodies, and there is no one left to go to work, perhaps then, finally, capitalism will screech to its much-needed, long-overdue, and motherfucking glorious halt.’
Voor Wollen en Hedva zijn tranen dus verre van een teken van zwakte. Verdriet en pijn zijn potentieel een aanzet tot solidariteit, een spaak in de wielen van het kapitaal, een strijdkreet.
Kwetsbaarheid: een luxe?
Allemaal goed en wel, denkt u misschien, maar is het voor witte, geprivilegieerde vrouwen als May Waver en Audrey Wollen niet erg makkelijk praten? U zou niet de eerste zijn. Zo wijst Hannah Williams erop dat de figuur van de Sad Girl vooral uitgespeeld wordt door kunstenaars met veel sociaal en cultureel kapitaal, terwijl de tranen van zwarte of arme vrouwen even onzichtbaar blijven als altijd. De vrouwen die online kunst maken rond kwetsbaarheid, omschrijft ze als ‘white girls’ die de luxe hebben te zwelgen in fragiliteit, de luxe om passief te zijn.
Het is uiteraard zo dat een mooie, jonge, blanke CalArts-graduate doorgaans eindeloos veel makkelijker een platform zal krijgen voor haar tranen dan de mentaal zieke zwarte vrouw of de dakloze die Hedva aanhaalt in haar stuk. In vraag stellen wie een stem krijgt, wie gehoord wordt en wie niet, is iets wat we nooit mogen ophouden te doen. Wel wil ik de suggestie dat (artistieke) uitingen van kwetsbaarheid zouden berusten op luxe en privilege, enigszins nuanceren.
Eerst en vooral lijkt die suggestie mij te berusten op een al te simplistische, essentialistische benadering van privilege. Zo’n benadering (à la ‘heteroseksuele witte man = geprivilegieerd’) doet volgens mij vaak meer kwaad dan goed. Wat wij ‘privilege’ noemen is in feite een amalgaam van een heleboel factoren, die niet allemaal onmiddellijk zichtbaar zijn: niet alleen etniciteit, gender en seksuele oriëntatie spelen mee, maar ook lichamelijke of mentale beperkingen, (chronische) ziekte, socio-economische status, precariteit, mentale gezondheid, leeftijd… Eerder dan om een onveranderlijke, rechtlijnige hiërarchie van privileges gaat het om een complex web van allerlei elementen.
Bovendien is het makkelijk te vergeten dat privilege contextgebonden is. Het bestaat alleen in-relatie-tot, ten opzichte van anderen; toch praten we er vaak over alsof het iets absoluuts is. Als blanke, hoogopgeleide en financieel precaire jonge vrouw zal ik op sommige momenten de meest en op andere momenten de minst geprivilegieerde persoon in de kamer zijn, en wellicht meestal iets tussenin.
Wanneer Hedva enkele voorbeelden geeft van mensen die tot de Sick Woman-categorie zouden kunnen behoren, noemt ze de meest uiteenlopende personen: een zwarte transvrouw die in een publiek toilet paniekaanvallen krijgt uit angst voor het geweld dat haar te wachten staat, maar ook een depressieve heteroseksuele man die al sinds zijn vroege adolescentie medicatie krijgt en die nu amper in staat is om de 60 uur per week te werken die zijn job vereist. De vraag wie van deze twee het ‘meest’ geprivilegieerd is, valt niet eenduidig te beantwoorden en is in ieder geval naast de kwestie. Gezien de complexe realiteit lijkt een zo breed mogelijke opvatting van het begrip ‘intersectionaliteit’ me broodnodig.
Protesteren, simpelweg door te weigeren: te weigeren zich sterk te houden, te weigeren mee te draaien.
Zo beschouwd biedt kwetsbaarheid als politieke praktijk net enorm veel potentieel voor inclusiviteit en intersectionaliteit. Het vergt niet veel verbeeldingskracht om je voor te stellen dat kwetsbaarheid, verdriet of pijn voor sommigen wellicht de enige beschikbare vormen van verzet zijn. Iemand die het bed niet kan verlaten wegens ziekte of depressie, of niet voldoende geld heeft om zich te verplaatsen naar een betoging, kan op deze manier alsnog protesteren, simpelweg door te weigeren: te weigeren zich sterk te houden, te weigeren mee te draaien, te weigeren diens problemen te zien als een individueel in plaats van een maatschappelijk falen. Zoals Hedva schrijft:
‘So, as I lay there, unable to march, hold up a sign, shout a slogan that would be heard, or be visible in any traditional capacity as a political being, the central question of Sick Woman Theory formed: How do you throw a brick through the window of a bank if you can’t get out of bed?’
Het is absurd om het te hebben over de luxe van passiviteit, over kwetsbaarheid als privilege, wanneer het voor vele mensen een luxe is om überhaupt de eigen slaapkamer te kunnen verlaten. Ik heb de werken van deze kunstenaars dan ook nooit ervaren als zwelgend maar net als constructieve, levensbevestigende en bevrijdende lichtpuntjes in een wereld die ons al te vaak een gevoel van ontoereikendheid aanpraat over onze zieke, uitgeputte, gekwetste of verdrietige lichamen.
Niemand is zuiver

Bovendien kan het openlijk tonen van kwetsbaarheid en verdriet in verschillende contexten uiteenlopende functies vervullen. Rond dit thema werkt geen homogene groep ‘white girls’, maar een diverse schare van kunstenaars, elk vanuit haar eigen identiteit, achtergrond en strijd. Zo bestaat het collectief Sad Girls y Qué uit vrouwen die zich identificeren als Chicana (een gekozen identiteit van sommige Mexicaanse Amerikanen). Ze zetten emotionaliteit in als radicale tactiek in hun strijd tegen machocultuur, racisme en onderdrukkend katholicisme. Zij zijn erg uitgesproken in zowel hun afkeer van een uitsluitend blank feminisme als hun geloof in kwetsbaarheid als een radicaal wapen. De Amerikaanse Vivian Fu gebruikt dan weer extreem open, intieme fotografie van haar privéleven om de beeldvorming rond Aziatische vrouwen in vraag te stellen en te veranderen.
In het door merg en been gaande Citizen: An American Lyric verkent dichter Claudia Rankine het verdriet en de totale mentale uitputting die het resultaat zijn van systemisch racisme en dagelijkse micro-agressies tegen Afro-Amerikanen. Een artikel dat ze voor de New York Times schreef over geweld tegen zwarte mensen in Amerika, draagt overigens de niet mis te verstane titel ‘The Condition of Black Life Is One of Mourning’. Wederom lijkt het me in dit licht absurd en vooringenomen te beweren dat openlijk verdriet iets zou zijn wat alleen bevrijdend kan werken voor rijke, hoogopgeleide blanke mensen – integendeel.

Dat neemt niet weg dat Williams gelijk heeft dat sommige tranen zichtbaarder zijn dan andere. De oplossing daarvoor lijkt me te liggen in het werken aan inclusieve, democratische ruimtes waarin ieders pijn en verdriet legitiem zijn. Tot het echter zover is, lijdt het inderdaad geen twijfel dat artiesten als Waver en Soda op bepaalde manieren bevoorrecht zijn. Zijn hun stemmen daarom echter per definitie minder waardevol?
Sommige tranen zijn zichtbaarder dan andere.
Beiden lijken zich bewust te zijn van hun bevoorrechte positie als blanke vrouw (of, in het geval van Soda, white passing vrouw: ze is Latina, maar kan op basis van haar uiterlijk doorgaan voor een blank persoon). Waver bekritiseert in interviews niet-inclusieve vormen van feminisme en problematiseert haar eigen omgang met witte vrouwelijkheid in haar vroege werk. Soda erkent dat het voor een jonge, slanke, white passing vrouw zonder lichamelijke beperkingen makkelijker is om werk te maken over body positivity dan voor iemand wiens lichaamstype minder overeenkomt met het westerse schoonheidsideaal.
Kwetsbaarheid kan ook dit betekenen: zich bewust zijn van de eigen positie.
Kwetsbaarheid kan ook dit betekenen: zich bewust zijn van de eigen positie, openlijk uiting geven aan de ambiguïteit en contradicties die ieder van ons belichaamt, onder ogen zien dat niemand van ons ooit ‘zuiver’ of ‘onschuldig’ is en toch blijven ploeteren, blijven zoeken, blijven bijstellen. Naast een grondig bewustzijn van onze verschillende posities en privileges in het sociale veld, kan en moet een productieve vorm van intersectionaliteit ook gaan over solidariteit, een zoektocht naar wat ons bindt: een denken, in de woorden van May Waver, ‘that holds dear our vulnerabilities because they are what connects us to each other.’
Een tijdperk van verlies

We leven op verschillende vlakken in een tijdperk van verdriet en verlies. Economische ongelijkheid neemt steeds groteskere proporties aan. Rechtse populisten die minderheidsgroepen viseren krijgen her en der steeds meer bijval. De gevolgen van klimaatopwarming worden akelig tastbaar. Dagelijks worden we geconfronteerd met beelden van oorlog en lijden. Hoewel blijven vechten tegen onderdrukkende structuren belangrijker is dan ooit, mogen we net nu niet uit het oog verliezen dat diezelfde structuren ook zorgen voor onmetelijke hoeveelheden pijn en verdriet. Sommigen hebben niet de capaciteit, de middelen of de wil om strijd te leveren op traditionele manieren, maar dat maakt hun gevecht niet minder waardevol.
Het is daarom belangrijk om rouw en troost in ere te houden als legitieme paden voor verzet
Het is daarom belangrijk om rouw en troost in ere te houden als legitieme paden voor verzet, om zorg te dragen voor mensen die, in de woorden van Peter Grey, gebroken worden op het wiel van het moderne leven en voor wie zelfbeschadiging en antidepressiva de pijn niet langer kunnen verdoven. Dat lijkt me allesbehalve een vorm van ‘escapisme’, ‘isolationisme’ of ‘weigering serieus te worden, lees: volwassen te worden’ (zoals Joost de Vries schrijft over twee). Het is, integendeel, een inclusieve en broodnodige politieke praktijk die empathie en emotionele moed vereist. Als onze definities van kracht, solidariteit of activisme geen ruimte bieden voor zo’n praktijk, of voor negativiteit, ziekte en gedeeld verdriet, is de tijd gekomen om ze wijd open te trekken.