Schenking met een lange schaduw. Het vastgoed van Leopold II

Door Steven Vanden Bussche, op Thu Oct 24 2024 14:04:00 GMT+0000

Op het einde van zijn leven schonk Leopold II een immens patrimonium aan de Belgische Staat. Een deel daarvan had de koning bekostigd met opbrengsten van zijn plunderkolonie Congo-Vrijstaat. Over de toekomst van die gebouwen, monumenten en kunstwerken wordt nog steeds amper gedebatteerd, en al zeker niet op initiatief van het koningshuis.

Het Koninklijk Kasteel van Laken is bij het brede publiek gekend voor zijn serres en zijn immense park. De kastelen van Belvédère, Stuyvenberg of Ciergnon spreken tot de verbeelding. Minder bekend is dat Leopold II (1835–1909) ook ander, minder spectaculair vastgoed overdroeg aan de Belgische Staat. In het jaar 1900 schonk hij hoeves en landbouwgronden, bossen en parken. ‘Ter gelegenheid van mijn 65ste verjaardag wil ik graag mijn eigendommen, die bijdragen aan de aantrekkelijkheid en schoonheid van de plaatsen waar ze zich bevinden, aan de Staat overdragen’, schreef de vorst op 9 april 1900 in een brief aan de toenmalige minister van Financiën. Sinds 1930 is dat volledige patrimonium ondergebracht in de zogeheten ‘Koninklijke Schenking’, een autonome openbare instelling. Hoe worden die bezittingen beheerd en wat is dat patrimonium precies waard? Voor antwoorden op die twee vragen sloegen journalisten van Apache, Knack, VRT en De Tijd in 2019 de handen in elkaar voor de onderzoeksreeks ‘Immo Royal’, die hier wordt uitgebreid.

De Koninklijke Schenking heet dan wel een ‘autonome’ instelling te zijn, de samenstelling van het bestuur verraadt een nauwe band met het koningshuis.

Op dat moment was de Koninklijke Schenking gehuld in een waas van geheimzinnigheid. De ‘openbare instelling’ nam genoegen met een kleine vermelding op de website van de Federale Overheidsdienst Financiën en publiceerde jaarlijks enkele algemene financiële kengetallen. Een jaarverslag was er niet. De Schenking heet dan wel een ‘autonome’ instelling te zijn, maar de samenstelling van het bestuur verraadt een nauwe band met het koningshuis. In de beheerraad zetelen topmedewerkers van de vorst, vertrouwelingen van het hof en topambtenaren. Wijlen graaf Paul Buysse, een vertrouweling van koning Filip, zat sinds 2015 de beheerraad voor. Hij werd in 2020 opgevolgd door Jan Smet, eregouverneur van de Nationale Bank. In 2021 wisselde vermogensbeheerder Geert Noels (Econopolis) zijn bestuurderszitje met Sophie Dutordoir, gedelegeerd bestuurder van de NMBS. Noels gaf geen officieel commentaar. Volgens De Tijd zou Noels niet aanvaarden dat de Raad van Bestuur geen afstand wil nemen van de figuur van Leopold II.

Zelfbedruipend

Donderdag 20 september 2018. Of we een afspraak hadden? Twee besnorde agenten van de Directie Beveiliging (DAB) van de Federale Politie vragen wie we precies willen zien. Samen met de andere onderzoeksjournalisten van ‘Immo Royal’ bevind ik me aan de achterkant van het Koninklijk Paleis in de Brederodestraat in Brussel. Na een paspoortcontrole en een veiligheidsscan sturen de mannen ons naar een klein classicistisch gebouw verscholen in een hoek van het koninklijk domein. Het is even wachten in een lusterrijk zaaltje vooraleer een bode ons via een wenteltrap naar de eerste verdieping leidt. De federale wetgeving betreffende de openbaarheid van bestuur brengt ons op de meest koninklijke der Brusselse heuvels, bedenken we. Een andere bode gaat ons voor naar het lege bureau van de voorzitter. Op een zware eikenhouten tafel liggen zeven mapjes gerangschikt, met ongepubliceerde jaarrekeningen van 2010 tot 2016. De cijfers leveren ons brandstof voor een dagenlang bezoek langs patrimonium, van Oostende tot diep in de Ardennen.

Kasteel van Ciergnon, Domaine d’Ardenne, Houyet. In het bezit van de Koninklijke Schenking. Foto: Alexander Dumarey, 2019, uit de reeks Immo Royal

Het patrimonium van de Koninklijke Schenking was in grote lijnen bekend. Waarom er dan nog onze neus in steken? In essentie ging het om een erfenis van Leopold II die zelfbedruipend beheerd moest worden – dat stond in de oprichtingsakte van de Schenking. Maar waren we wel zeker dat de belastingbetaler niet bijdraagt aan het beheer van een patrimonium waarover alleen de vorst en zijn troonopvolgers beschikken? En waarom spreken we zo weinig over de herkomst van dat patrimonium? Zou het een rol kunnen spelen in het herstel van de betrekkingen met de Democratische Republiek Congo en de Congolese diaspora in België?

Koning-Bouwheer

Leopold II wordt algemeen herinnerd als ‘Koning-Bouwheer’. Het grootstedelijke aanzien van Brussel is aan hem te danken. Hij trok paleizen en kerken op en legde statige lanen aan. Aan geld was geen gebrek. De vorst plukte immers de vruchten van de bloeiende ivoor- en rubberhandel van Congo-Vrijstaat, de kolonie waarvan hij van 1885 tot 1908 de enige eigenaar was.

Historisch onderzoek maakt duidelijk dat wat toen op en rond de Congolese plantages gebeurde, we nu als misdaden tegen de mensheid zouden vervolgen. Aan het begin van de twintigste eeuw leidde Leopolds bewind al tot een internationale politieke rel. Maar het zou nog decennia duren voordat (Congolese) historici en moedige activisten het schrikbewind van de plunderkoloniaal in het publieke debat brachten.

Het koningshuis schuwde steeds het debat rond de vraag wat er moest gebeuren met de rijkdom die Leopold II vergaarde. Toen de ‘vorst-soeverein’ zijn levenseinde zag naderen, droeg hij Congo-Vrijstaat nog snel over aan de Belgische Staat. Zijn persoonlijk bezit moest vooral uit handen van zijn drie dochters blijven. Hij wilde niet dat zijn onmetelijke vermogen via erfeniskwesties verdeeld zou raken.

Het koningshuis schuwde steeds het debat rond de vraag wat er moest gebeuren met de rijkdom die Leopold II vergaarde.

Negen jaar voor zijn overlijden had Leopold II zijn Belgisch patrimonium al fiscaal voordelig aan de Belgische Staat geschonken. In 1930 vertrouwde de Staat het beheer van dat patrimonium toe aan de Koninklijke Schenking. In diezelfde periode kwamen geld en effecten maar ook meubels en sieraden terecht in de Duitse Niederfüllbach-stichting, genoemd naar het stadje waar de Saksen-Coburgs vandaan komen. De start van de bouwwerken in Brussel en Oostende en de exploitatie van de kolonie lopen dan wel niet helemaal gelijk, maar historisch onderzoek toont aan dat die gebouwen deels gefinancierd zijn met opbrengsten uit Congo-Vrijstaat. Het gaat onder meer om het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren (niet in handen van de Schenking) en de Koninklijke Gaanderijen in Oostende (wel in handen van de Schenking) en om de renovatie en uitbreiding van het kasteel van Laken (voor 51% in handen van de Schenking en 49% van de Belgische Staat).

Daarnaast zijn sommige eigendommen van het patrimonium afkomstig uit het Verdrag tot afstand van de Onafhankelijke Congostaat aan België van 28 november 1907 en de Bijkomende Akte van het Verdrag van 5 maart 1908. In dat laatste verdrag wordt verwezen naar het domein van Laken, de serres van Stuyvenberg en verschillende ‘werken’ in Oostende. De Schenking verwierf later nog gebouwen, zoals de Cinema Vendôme in de Brusselse Matongewijk of het domein Hertoginnedal. Dat maakte de Schenking duidelijk in haar laatste gepubliceerde jaarrekening.

Vossenstreek

‘De Koninklijke Schenking is een vossenstreek van Leopold II’, schreef historicus en dekolonisatie-expert Lucas Catherine in Het Dekolonaliseringsparcours. Wandelen langs Congolees erfgoed in België (2019). Hij verwijst naar een uitspraak van de Brusselse professor Félicien Cattier (1869–1946), een van de eerste Belgische critici van de Congostaat: ‘België zou een grote fout begaan als het die eigendommen zou aanvaarden.’

Aanvaarden is een groot woord. Aan het gebruik van de 77 gebouwen en meer dan 7.000 hectare grond waren drie grote voorwaarden verbonden. Ten eerste moesten de gronden en gebouwen ter beschikking staan van Leopolds troonopvolgers. In feite ging het vruchtgebruik naar meer leden van het koningshuis. Ten tweede mochten de gronden en gebouwen nooit worden verkocht en sommige gebouwen mochten nooit van uitzicht veranderen. Ten derde moest de Niederfüllbach-stichting financieel onafhankelijk blijven.

De drie voorwaarden bleken evenwel voor interpretatie vatbaar. Met opbrengsten van huur, pacht of houtverkoop van het patrimonium van de Schenking worden ook vandaag nog vooral uitgaven gedaan die domeinen ten goede komen die de koninklijke familie gebruikt, zo leerde het onderzoek ‘Immo Royal’. De kosten van andere domeinen worden dan weer vaak naar andere overheden of organisaties overgeheveld. ‘Natuurlijk gebruiken ze allerlei trucs om kosten af te wentelen’, zei een vertrouweling van het koningshuis off the record. ‘Maar wie kan hen daarin tegenhouden?’

Arboretum, Domein van Tervuren, Tervuren. In het bezit van de Koninklijke Schenking. Foto: Alexander Dumarey, 2019, uit de reeks Immo Royal

Het beheer van Leopolds erfenis mocht de belastingbetaler niets kosten. Maar in werkelijkheid betaalt die wel degelijk mee, onder meer via de Regie der Gebouwen, de vastgoedbeheerder van de Belgische Staat. Het koningshuis tapt via de Schenking overigens ook uit andere subsidievaatjes. Via een doorlichting van de federale relancemiddelen, grotendeels gespijsd met een Europees coronaherstelfonds (EU Recovery and Resilience Facility), stelden Apache en De Tijd in 2023 vast dat ook de werken aan de verwarming van het paleis erin zijn opgenomen. De uitgave staat geregistreerd als ‘vergroeningsmaatregel’ bij het ‘verbeteren van de energieprestaties van historische gebouwen’.

Het beheer van Leopolds indrukwekkende erfenis mocht de belastingbetaler niets kosten. In werkelijkheid betaalt die wel degelijk mee.

Transparantie daarover ontbrak. Uit nazicht van de jaarrekeningen bleek dat de Schenking er voor haar miljoenenpatrimonium een enkelvoudige kasboekhouding op nahield. Tot 2020 werden enkel inkomsten en uitgaven opgelijst. Het Rekenhof hekelde die werkwijze al in 2005 en beval toen een dubbele boekhouding aan. Het vroeg ook om een jaarlijkse inventaris van het roerend en onroerend patrimonium. De kritiek op de werkwijze weerhield toenmalig premier Alexander De Croo (Open Vld) niet om in 2019 in het parlement te beweren dat het Rekenhof die jaarrekeningen van de Schenking zou hebben goedgekeurd. ‘De rekeningen zijn transparant. Het Rekenhof heeft systematisch bij elke controle een “clean sheet” gegeven.’ De controleverslagen spraken hem evenwel tegen.

Sinds 2020 wordt de jaarrekening volgens het principe van de dubbele boekhouding opgesteld, gebaseerd op boekhoudstandaarden voor overheden (IPSAS). Voor waarderingen maakt de Schenking echter gebruik van een overgangsperiode van drie jaar.

Voor het boekjaar 2022 toont een eerste schatting dat het gebouwenpatrimonium ruim 231 miljoen euro waard is. Het gaat daarbij niet alleen om vastgoed dat het koningshuis of de Schenking zelf gebruikt en vastgoed dat een historische of erfgoedwaarde heeft, maar ook over vastgoed dat verhuurd wordt aan derden. De waardes van het Koninklijk Domein van Laken, de Japanse Toren, het Chinees Paviljoen en de Astridkapel in het Zwitserse Küssnacht zitten niet in de schatting. Volgens een voetnoot in de jaarrekening is dat ‘omdat het niet eenvoudig is om ze boekhoudkundig te waarderen’.

Het patrimonium zal nog hoger gewaardeerd worden in het boekjaar 2023, omdat dan zowat 7.000 hectare onbebouwde gronden, waaronder akkers, weilanden, bossen en duinen, opgenomen wordt in de balans. Het hout van bossen op die gronden wordt ondertussen op meer dan 51 miljoen euro geschat. De cijfers tonen dat Leopolds schenking bijzonder waardevast is.

Congocommissie

Toch mengt de Koninklijke Schenking zich niet in het dekolonisatiedebat, en ook voor het koningshuis ligt de kwestie gevoelig. In 2022, bij een bezoek van koning Filip aan Congo naar aanleiding van de 62ste onafhankelijkheidsverjaardag, betuigde de koning zijn ‘diepste spijt’ aan het Congolese volk en zijn leiders:

‘Hoewel veel Belgen destijds het beste van zichzelf hebben gegeven, oprecht van het land en zijn inwoners hielden, was het koloniale regime als zodanig gebaseerd op uitbuiting en overheersing […]. Dit regime stoelde op een – op zich niet te rechtvaardigen – verhouding van ongelijkheid. Het was gekenmerkt door paternalisme, discriminatie en racisme. Ik wil nogmaals mijn diepste spijt betuigen voor die wonden van het verleden.’

De naam van zijn koninklijke voorouder kreeg koning Filip in het Palais du Peuple in Kinshasa echter niet over de lippen, en van excuses was al helemaal geen sprake.

Bij koning Filips bezoek aan Congo kreeg hij de naam van zijn voorouder niet over de lippen, en van excuses was al helemaal geen sprake.

Ook de Congocommissie (Bijzondere Commissie Koloniaal Verleden) struikelde kort daarna over een van de 128 aanbevelingen, die ging over het aanbieden van excuses. De Congocommissie, bestaande uit een expertenteam van historici en andere wetenschappers samengesteld door de kamercommissie, werd in 2020 opgericht in de nasleep van de wereldwijde protesten tegen racisme na de dood van de zwarte Amerikaan George Floyd. De moord wakkerde overal ter wereld het maatschappelijk debat aan rond dekolonisering. Ook in ons land klonk de roep om kritischer naar de eigen kolonisatiegeschiedenis te kijken steeds luider.

Liberale en christendemocratische partijvoorzitters wilden aanbeveling 69 van de Congocommissie, die inhield dat de Kamer haar verontschuldigingen zou aanbieden aan de Congolese, Burundese en Rwandese bevolking, beperken tot een ‘spijtbetuiging’. Excuses bleken niet alleen bij liberalen en christendemocraten een brug te ver. Volgens commissievoorzitter Wouter De Vriendt (Groen) zijn er ‘boodschappen geweest vanuit het koninklijk paleis dat een aantal rode lijnen overschreden werden en dat excuses no pasarán waren.’ De commissievoorzitter maakte die beschuldiging echter niet concreet en het paleis liet in kranten optekenen dat het zich dus niet kon verdedigen.

Koninklijk park, Domein van Laken, Brussel. Voor de helft in het bezit van de Koninklijke Schenking. Foto: Alexander Dumarey, 2019, uit de reeks Immo Royal

Ook de stemming van het volledige rapport van de Congocommissie draaide begin 2024 uit op een vaudeville door een manoeuvre van Open Vld en MR. Zij wilden onder meer de discussie over politieke excuses uit het ontwerprapport en kregen daarvoor steun van N-VA en Vlaams Belang. Aangezien het niet tot een stemming kwam, is het rapport niet officieel gepubliceerd. Er circuleert enkel een onofficiële ‘drukproef’ in de wandelgangen van het parlement.

De Vriendt betreurde opnieuw de gang van zaken. In ons gesprek wees hij erop dat de volledige weergave zou getuigen van respect tegenover alle directbetrokkenen, zoals de leden van de diaspora en de Congolezen, Rwandezen en Burundezen zelf. ‘Er speelt bovendien een historisch en wetenschappelijk belang. De commissie was een pionier, onderzoekers en journalisten moeten met andere woorden het werk van de commissie kunnen reconstrueren en analyseren’, verklaarde hij.

In het eindverslag dat informeel circuleert, suggereert Catherine om ook de Koninklijke Schenking te laten bijdragen aan herstelbetalingen. In een hoorzitting pleitte de historicus om na te denken over de toekomst van de Schenking in een dekoloniale context: ‘Als de maatschappijen en rijke families die hun fortuin te danken hebben aan de koloniale uitbuiting moeten betalen, moet ook de Koninklijke Schenking bijdragen.’

Restitutieangst

De angst voor herstelbetalingen is een terugkerend argument in de weigering van excuses. Toch gaan deskundigen uit de commissie ervan uit dat het onrecht vroeg of laat gecompenseerd moet worden. In het meer dan zeshonderd bladzijden tellende (ongepubliceerde) eindverslag staat dat de geleden schade weliswaar niet te becijferen valt, maar dat er voorbeelden zijn van westerse naties die een land of gemeenschap vergoeden voor aangericht onrecht, zoals Duitsland dat deed voor dwangarbeid onder het nazibewind.

In het expertenverslag worden verschillende financieringsmechanismen voor herstelbetalingen besproken:

‘Financiering kan plaatsvinden uit de nationale begroting of via een trustfonds, bestaande uit bijdragen van de staat en vrijwillige of verplichte bijdragen van niet-overheidsactoren, zoals bedrijven, financiële instellingen, universiteiten, het Koninklijk Paleis of de Koninklijke Schenking […]. Ook in de aanbevelingen wordt voorgesteld dat een deel van het Koninklijk Domein voor het sociocultureel gebruik van de diaspora ingezet wordt.’

Toch draait een derde van de 128 voorstellen die uit het expertenrapport voortkwamen rond de vraag om meer diepgaand wetenschappelijk onderzoek over onderbelichte thema’s van het koloniale verleden. Professor koloniale geschiedenis Mathieu Zana Etambala (KU Leuven), auteur van onder meer het boek Onderworpen, onderdrukt, geplunderd (2023), begrijpt die vraag, maar wijst erop dat concrete beslissingen over de omgang met het koloniale verleden zo op de lange baan geschoven worden. ‘Dit lijkt voor mij op twijfel zaaien’, laat Etambala optekenen. ‘De decreten van Leopold II over de zware rubbertaksen en onmenselijke dwangarbeid zijn onderzocht en beschreven, het is niet zo dat er geen degelijk wetenschappelijk onderzoek is gebeurd naar het koloniale verleden en de rol van het koningshuis. Politici moeten meer verantwoordelijkheid nemen.’

Etambala verwijst naar het boek Combien le Congo à-t-il coûté à la Belgique? (1957) van historicus Jean Stengers: ‘Stengers legde bloot hoe Leopold II het geld uit de exploitatie van Congo in België gebruikte. Ik heb de briefwisseling over dit boek, gepubliceerd in de reeks van de Koninklijke Academie voor Koloniale Wetenschappen, ingekeken. Het thema bleek bijzonder moeilijk te liggen bij het Belgische establishment. Stengers werd verweten anti-Belgisch en antimonarchistisch te zijn, terwijl hij als historicus gewoon zijn werk deed.’

Het feit dat historisch onderzoek nooit af is, is voor Etambala geen argument om niet te handelen naar de resultaten van het al gevoerde onderzoek: ‘Er kunnen altijd documenten of getuigenissen bij komen die tot een betere interpretatie van het verleden leiden. Ik ben er wel van overtuigd dat in het huidige onderzoek eerder gediscussieerd wordt over details in plaats van over de kern van de zaak. Je kan er niet omheen dat Leopold geld uit de exploitatie van Congo gebruikte voor pakweg de bouw en verfraaiing van het museum in Tervuren, de basiliek in Koekelberg en allerlei bouwwerken in Oostende.’

De angst voor herstelbetalingen is een terugkerend argument in de weigering van excuses.

Etambala is ervan overtuigd dat de vrees voor herstelbetalingen, die zouden voortvloeien uit excuses, het politieke debat verlamt. Dat blijkt in elk geval uit de ‘diepste spijt’ die koning Filip in 2022 in Kinshasa betuigde zonder daarbij excuses aan te bieden, en uit het feit dat partijvoorzitters het eindverslag van de voorstellen van de Congocommissie weigerden goed te keuren vanwege één aanbeveling.

De restitutievrees zorgt er ook voor dat de herinnering aan het koloniale verleden nog steeds en vaak kritiekloos in de publieke ruimte aanwezig is. Het gaat daarbij niet het minst om eigendommen van de Koninklijke Schenking, zoals de Koninklijke Gaanderijen in Oostende. Daar hakte een actiegroep meer dan twintig jaar geleden een hand af van een beeldengroep ter ere van Leopold II. Het debat over de toekomst van dat soort monumenten is dringend, meent Etambala. ‘De helden van de negentiende eeuw hoeven toch niet die van de eenentwintigste eeuw te zijn?’

In de discussie over restitutie wil Etambala echter vooral de focus leggen op de terugkeer van kunstwerken naar Congo. Het juridische argument van ‘rechtmatige verwerving’ houdt volgens hem politiek geen steek. ‘Stel je eens voor dat de Vlaamse Primitieven niet in eigen land maar wel elders te bezichtigen zijn.’

Het zijn in elk geval geen christendemocraten en liberalen die de Koninklijke Schenking zullen verplichten om transparanter te zijn over de waardering van het patrimonium en het beheer ervan. Door hun angst voor restitutie kon de immense vastgoedportefeuille van Leopold II steeds buiten beeld blijven.

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.