Schrijven tegen de tijd
Door Lieven De Cauter, op Fri May 31 2024 07:20:00 GMT+0000Wat kunnen teksten doen in dit ‘tijdperk van de ineenstorting’? Alles, denkt filosoof en essayist Lieven De Cauter. Ze vormen tegenstem en aanklacht, doen verslag van de woede en de wanhoop, tekenen verzet aan. Aan het eind van zijn academische carrière brengt de filosoof hulde aan het schrijven tegen de tijd.
Dit ‘afscheidscollege’, eerder een causerie, begint aan het ontbijt. We zien een kamergeleerde, fin de carrière, in pyjama en kamerjas en met vingers die plakkerig zijn van boter en confituur, van over zijn bord zijn laptop bedienen om door de ochtendkrant te gaan. Op een bepaald moment verslikt hij zich in zijn koffie. Hij leest iets dat niet door de beugel kan, en dat een heilig vuur in hem doet ontbranden: iets over klimaatontkenning of Israël, het koloniaal museum, de cultuurstrijd, een squat van asielzoekers, the war on drugs, woke … Een andere keer verslikt hij zich om wat er juist niet in staat: Assange, Irak, whatever.
Hij is een generalist. Zei de Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper en activist Edward Said niet dat de publieke intellectueel een amateur moet zijn, en geen specialist? En dat het zijn taak is de macht de waarheid in het gezicht te slingeren? Niet gemakkelijk, want de poortwachters van de opiniepagina’s kunnen de stekker wel eens uit de versterker trekken. (Breek hem de bek niet open. Hij nam de uitdrukking ‘publieke intellectueel’ gretig over van Said, maar volgens Kant is het een pleonasme: mondigheid, zegt de Duitse filosoof in zijn beroemde tekst over de verlichting, betekent je verstand in het openbaar gebruiken, dat wil zeggen publiceren in kranten. Dat zegt Kant letterlijk.) Hij loopt naar de keuken om al mompelend af te ruimen – snel zijn handen te wassen – en begint dan als bezeten te tikken. Hij moet schrijven tegen de klok want sinds de opkomst van internet en sociale media sluiten de tijdvensters voor opiniestukken zich alsmaar sneller.
Schrijven tegen de tijd is ook schrijven tegen het versmallen van de bandbreedte van de vrije meningsuiting.
Schrijven tegen de tijd. Zijn hele leven, beseft hij plots, heeft hij niets anders gedaan. De formule lijkt opeens zijn hele schrijvende leven te omvatten, zijn ‘levensvorm’ als essayist, academicus, zondagsdichter, opiniemaker, petitieschrijver en activist. (We noemen hem een kamergeleerde, ook al is hij veeleer een caféfilosoof die in het spoor van Jean-Paul Sartre en Roland Barthes veel werkt in cafés en brasserieën die dienstdoen als publieke kantoren. Ook in die zin is hij een publieke intellectueel. Maar dit geheel terzijde.) In plaats van een opiniestuk begint hij voorwaar een litanie te schrijven, waarin hij probeert om de vele betekenissen van zijn nieuwe formule te vatten.
Schrijven tegen de tijd is schrijven vanuit een urgentie, schrijven bij hoogdringendheid, het stilzwijgen over misstanden doorbreken, de zelfcensuur en ook de censuur van de media openwrikken. Niet gemakkelijk. Hij kan er een boek over schrijven. Als de media beslissen dat een zaak geen aandacht krijgt, dan krijgt ze geen aandacht. Hij denkt niet alleen aan Irak, maar ook aan de zaak-Bahar Kimyongür. Het feit dat die naam bij de meesten geen belletje doet rinkelen, bewijst zijn gelijk, bedenkt hij. (Hij heeft geen tijd om daarop in te gaan. Google ‘Bahar met Bazooka’.) Schrijven tegen de tijd is voor hem ook schrijven tegen het monddood maken van activisten, tegen de criminalisering van de burgerlijke ongehoorzaamheid en het versmallen van de bandbreedte van de vrije meningsuiting. Het blijven volgens hem uiterst belangrijke opgaven voor publieke intellectuelen.
Schrijven tegen de tijd is de pen hanteren als tegenstem, schrijven als aanklacht. Verslag doen van de woede en de wanhoop. Over de ineenstortingen. En hij maakt een lijst: 1. De ineenstorting van het klimaat, de ineenstorting van de biodiversiteit – we beleven de zesde grote uitsterving sinds het bestaan van de planeet, en we kijken ernaar als twee beren die broodjes smeren. (Of nee, we kijken er niet naar, we kijken ervan weg, helaas.) 2. De ineenstorting van de internationale rechtsorde, de minst besproken catastrofe van deze tijd. Thank God for the Death of the UN, schreef de Amerikaanse neoconservatief en zelfverklaarde zionist Richard Perle, bijgenaamd de ‘Prince of Darkness’, kort na de illegale invasie van Irak. 3. De ineenstorting van de welvaartsstaat, het neoliberalisme als een meedogenloos efficiënte ongelijkheidsmachine, de hegemonie van het marktdenken, de vreselijke newspeak van het managementjargon (hij wijdde er met collega’s voorwaar een heel boek aan.) 4. De crisis van de democratie. De populismen, het capteren van het ongenoegen, de aanslagen op de vrije meningsuiting en de rechtsstaat in naam van de vrije meningsuiting en in naam van het volk. En dan het verband denken tussen die vier crisissen, maar daar heeft hij nu geen tijd voor.
Deze kamergeleerde houdt van radicale tijdsdiagnoses.
Schrijven tegen de tijd is ook: tegendraadse betrachtingen over hoop, over de herontdekking van de gemene gronden als posttotalitaire utopie, en over de heterotopie uiteraard, een van zijn stokpaardjes; die ‘andere plaatsen’ als locus van alteriteit, als plekken voor het andere, voor het cultische en het culturele, het spel en het ritueel, de heterotopie als laboratorium en toevluchtsoord.
Tegen de tijd schrijven betekent verder: verzet aantekenen tegen de tijdgeest. De tijd tegen de draad uitkammen. Bijvoorbeeld schrijven tegen samenzweringstheorieën als de ‘omvolking’, en tegen fundamentalismen van allerlei slag: het aanbidden van de letter en het vergeten van de geest (dus ook tegen het verkeerd begrepen ‘wakker zijn’). Tegen de tijd schrijven is tegelijk schrijven tegen de huid van de tijd aan, eigengereid eigentijds zijn, de eigen tijd binnenstebuiten keren, en ook de idee van eigentijdsheid zelf ter discussie stellen. Een groot deel van zijn boeken ging over moderniteit, postmoderniteit, metamoderniteit, en recent nog over het antropoceen. Altijd gaat het over ‘de tijden’, zoals ook blijkt uit de ondertitels van zijn ‘millenniumtrilogie’: het tijdperk van de angst, het tijdperk van de catastrofe, het tijdperk van de ineenstorting. De kamergeleerde houdt van radicale tijdsdiagnoses.
Want schrijven tegen de tijd is voor hem ook: de 21ste eeuw in haar afzichtelijke gezicht kijken, en onder ogen zien dat de onaanvaardbare, onmogelijk geachte Apocalyps nu onverbiddelijk een onverkwikkelijke werkelijkheid wordt. Schrijven tegen de tijd is je vereenzelvigen met de onheilsprofeet die eindelijk de les van het boek Jonas heeft geleerd – vurig moeten hopen op het eigen ongelijk. In die voornoemde millenniumtrilogie werd zijn schrijven ook meer en meer een soort filosofische futurologie: schrijven voorbij de tijd, bijna vanuit de toekomst kijken naar de eigen tijd en vandaaruit schrijven, vanuit een vlijmscherp tijdsbesef. De toekomst uit het heden lezen, en het heden uit het verleden. Dat is wat hij altijd heeft geprobeerd, eerst als archeologie van de moderniteit, later als filosofische sciencefiction, een vorm van essayistische cyberpunk.
Schrijven tegen de tijd betekent voor de kamergeleerde, die nog altijd in pyjama en kamerjas aan de ontbijttafel zit, ook genieten, schrijven voor het plezier, weg van de tijd. Louter en alleen voor de lust van de gedachtespinsels, zoals in de boeken der verbazing, ook een trilogie (misschien maakt hij nog wel eens een boek over triades en drievuldigheden). En zelfs gedichten, bundels vol; schrijven als een gelukzalige roes, of alleen uit liefde voor de moedertaal, als een zondagsdichter. Schrijven tegen de tijd was voor hem ook schrijven ver weg van de waanzin van de wereld, weg van de waan van de dag, uitgelaten uit gelatenheid. Schrijven zonder haast. Buiten de tijd bijna, schrijven als tijdloos drijven. Maar zijn eerste taak is waken. Schrijven tegen de tijd.
Deze tekst is een licht bewerkte versie van een lezing waarmee Lieven De Cauter in de Brusselse Cinema RITCS op 30 mei een gespreksavond inleidde over kunst, activisme en ecologie. Op uitnodiging van De Cauter namen Charlotte Van den Broeck, Anne Provoost, Jeroen Olyslaegers en David Van Reybrouck aan het gesprek deel. Met de tekst doet De Cauter, die binnenkort met emeritaat gaat, zijn academische carrière uitgeleide. De gespreksavond kaderde in de onderzoeksdagen Future Narratives van het RITCS. Het evenement was het orgelpunt van een driejarig onderzoeksseminarie rond ‘Verhalen voor het einde van de wereld. Narratieve strategieën voor het antropoceen’.