Sorry staat buitenspel
Door Frank Heinen, op Sat Sep 26 2020 22:00:00 GMT+0000In topsport bestaan geen excuses. En toch bekampen de dopingzondaar, de benenbreker en de sportjournalist elkaar gretig in de Olympische discipline van het mea culpa slaan. Frank Heinen ontleedt de spelregels van de sporterssorry.
Een van mijn favoriete nummers heet Sorry. Het is van de Utrechtse multi-instrumentalist Kyteman en het is een muzikaal excuus aan zijn ex-vriendin. Tenminste, dat moeten we maar geloven, want de enige tekst van Sorry is de titel. De hoofdrol in het liedje wordt gespeeld door een weemoedige, door Kyteman bespeelde trompet die zich met almaar dramatischer uithalen een weg door het lied baant. In interviews vertelde Kyteman een aantal jaar geleden dat hij uitkeek naar de dag dat hij Sorry niet meer live hoefde te spelen, omdat het avond aan avond voor een uitzinnige zaal zijn excuses aanbieden aan een meisje dat daar geen boodschap aan had bezig was hem uit te putten.
Ik begrijp dat. Excuses maken is een uitputtende bezigheid. Ik kan het weten, ik doe niets anders.
Van alle werelden waarin ik om uiteenlopende redenen nooit zal kunnen leven, zou ik het liefst leven in de wereld van de topsport. Misschien dat ik er daarom zo graag over schrijf.
In de wereld van de topsport bestaan geen excuses. Althans, dat beweren sporters en coaches en journalisten die een plekje hebben verworven in een van de banen rond de planeet die bestaat uit stadions en afgetrainde lichamen. Iedere voetbaltrainer heeft zichzelf wel eens teruggevonden voor een camera, zorgelijk maar dapper kijkend naar de microfoon, die magische broodrooster waar je ongenuanceerde hardheid en clichés in stopt om er een tel later knapperige journalistiek uit te vissen. Daar staat hij, de coach, klaar om alle gerechtvaardigde kritiek te ondergaan. U kent die blik: het is dezelfde als die van uw partner als u het Op Zich Goed Bedoeld (Dankjewel Nog) Maar Alsnog Geheel Verkeerd inruimen van de vaatwasser ter sprake brengt. Als u die blik niet kent, heeft u hem vermoedelijk zelf.
‘Het was ontzettend slecht vandaag.’
‘Ja, het was inderdaad niet goed.’
‘Het was ontzettend slecht.’
‘Klopt, zoals je zegt: het was niet best.’
‘De vraag is: hoe komt het dat het zo ontzettend slecht was?’
‘Nou ja, we missen natuurlijk zeven vaste spelers, en de club is deze week failliet gegaan, en de toeschouwers hebben zich tegen ons gekeerd, en we hadden de hele wedstrijd wind tegen. Maar dat wil ik niet als excuus inroepen.’
‘Want er bestaan geen excuses in de topsport.’
‘Precies.’
‘Maar hoe komt het dán?’
‘Ik heb geen idee.’
Het moet heel prettig zijn om te leven in een wereld waarin excuses niet bestaan, of in elk geval: nooit geldig zijn. Zelf verexcuseer ik me zoals gezegd aan één stuk door. Er zijn dagen dat ik aan weinig anders toekom dan aan sorry zeggen. Tegen mensen die me op feitelijke onjuistheden wijzen, tegen mensen die langer dan anderhalf uur op een antwoord moeten wachten, tegen mensen die me een verzoek doen waarop ik niet wil ingaan, tegen mensen die me een verzoek doen waarop ik op zich wel wil ingaan (alleen niet op hun voorwaarden), tegen mensen die een feestje organiseren, tegen mensen die ik onbedoeld beledigd heb, tegen mensen die ‘gewoon eens koffie willen drinken’, tegen baasjes van dieren die ik aai op een gevoelige plek, tegen caissières die ik hun laatste wisselgeld afhandig maak, tegen kelners die aan mijn tafeltje komen voor ik heb bedacht wat ik wil drinken, tegen mensen die ik bedoeld beledigd heb, tegen mensen die ik in het geheel niet beledigd heb maar die zich wel beledigd voelen, tegen mensen die een mail zonder bijlage krijgen, tegen huisgenoten die vroeger op me hadden gerekend (in verband met eten dat nu koud is), tegen vrienden die me meevragen naar een concert van een band die ik haat, tegen vreemden die ik bijna aanraak in een volle trein, tegen buren die komen vragen wat het plan is met die uitvallende spar naast de deur, tegen achterburen die midden in de nacht de muziek hard zetten en tegen mezelf, als ik ’s avonds in bed lig en constateer dat ik die dag weer veel te vaak sorry heb gezegd.
Sorry als vorm van preventieve ontwapening, sorry als witte vlag nog voor er sprake is van vechten. Al die sorry’s zijn afgeleiden van de oer-sorry, zoals Phileine hem aan het slot van Ronald Gipharts roman Phileine zegt sorry aanbiedt aan alle mensen die ze op welke manier dan ook schade heeft berokkend:
‘Sorry dat ik besta.’
Sorry dat ik er ook ben.
Sorry dat ik ruimte inneem.
Sorry sorry sorry.
De dwangmatige sorryzegger
Journalist Pieter van Os schreef in 2018 in De Groene Amsterdammer een artikel over zijn neiging om te pas en (vooral) te onpas zijn excuses aan te bieden. Hij constateerde dat ‘sorry’ in de Britse taal in de eerste plaats een profylactisch woord is, een vehikel om te voorkomen dat er iets naars gebeurt. In wezen, schreef Van Os, is ‘sorry het wapen van de conflictvrezende mens’.
Ik heb Pieter van Os een keer ontmoet. We waren beiden uitgenodigd door een Amsterdams festival voor voetbalcultuur, om helemaal aan het einde van een lange dag de dertig overgebleven festivalgangers met onze verhalen de genadeklap toe te brengen. Pieter vertelde over de rivaliteit tussen de Poolse voetballers Błaszczykowski en Lewandowski en hoe die een pars pro toto is voor het schisma dat dwars door de hele Poolse samenleving loopt, en ik over Aldo Poy, een Argentijnse voetballer die ooit een belangrijk doelpunt heeft gemaakt dat nog elk jaar wordt nagespeeld in zijn bijzijn, meestal door iemand veel beroemder dan hijzelf.
Voorlezen op gelegenheden die niet in de eerste plaats als voorleesgelegenheden bedoeld zijn, is een vruchtbare bodem voor de dwangmatige sorryzegger. Die zal zich niet letterlijk verontschuldigen voor zijn aanwezigheid – dat is tegen de regels – maar hij of zij zal zich wel de nederige manier van doen aanmeten die slechts is op te vatten als een woordloos excuus voor je bestaan, voor het tijdverlies en de verveling die je je gehoor berokkent en voor alle zaken waarvan je je niet bewust bent, maar die je daarom niet minder spijten.
Pieter begon zijn lezing met de opmerking dat hij zich afvroeg waarom hij was uitgenodigd, als niet-voetbalschrijver, dat hij ook al geen goede voorlezer was, en daarom maar wat uit het hoofd zou vertellen, maar dat hij vermoedelijk wel een paar keer op zijn briefje zou moeten kijken, en dat hij vreesde dat hij niet binnen de afgesproken tijd zou blijven. Na al deze verkapte excuses (die ik natuurlijk direct als zodanig herkende) begon hij aan een geweldig verhaal, geheel uit het hoofd, gelardeerd met fraaie foto’s en treffende anekdotes, dat uiteindelijk vijftien seconden langer duurde dan toegestaan.
De meeste schrijvers lijden aan een zelfbewustzijn dat zoveel ruimte inneemt dat er voor zelfvertrouwen niet veel plek meer is, en bij topsporters is het precies andersom.
Terwijl ik in de zaal zat te luisteren en op mijn beurt zat te wachten, kwam ik tot twee conclusies. De eerste was deze: hoe dwangmatiger de sorryzegger, hoe groter de kans dat hij vroeg of laat gefascineerd raakt door ruziezoekers en mensen die zich zonder merkbare twijfel head first in sociale confrontaties en conflicten storten, om zich pas te bekommeren om de brokken die ze hebben gemaakt wanneer die ook daadwerkelijk in niet meer te lijmen stukken om hen heen liggen. Spontane mensen of, zoals ik ze noem: gekken.
(Kleine hypothese tussendoor: de meeste schrijvers lijden aan een zelfbewustzijn dat zoveel ruimte inneemt dat er voor zelfvertrouwen niet veel plek meer is, en bij topsporters is het precies andersom.)
Dubbel verliezen
In de topsport wemelt het van dat soort figuren. Je zou zelfs kunnen stellen dat er in de topsport geen plek is voor mensen als Pieter en ik, maar dat is gerekend buiten New York Yankees-honkballer Hideki Matsui, die zich in 2006 op een persconferentie uitvoerig excuseerde tegenover zijn fans, zijn coach en zijn ploegmaats. De reden: door te hard te trainen had hij zijn pols geblesseerd en kon hij niet spelen. Het speet hem enorm en hij bood de fans alle excuses aan die hij in zich had. Je kunt je afvragen of het überhaupt enige zin heeft sorry te zeggen voor iets waar je niets aan kunt doen. Matsui had net zo goed zijn excuses kunnen aanbieden voor het slechte weer, of de verkeersopstoppingen rond het Yankee-stadium.
Excuses, en ik zeg dit met het gezag van iemand die de tienduizendurenkaap van Malcolm Gladwell op dit specifieke vlak al lang geleden heeft gerond, voor iets waarop je geen enkele invloed hebt, zijn een afweermechanisme in de vorm van lege beleefdheidsfrasen. Wat zelfbewustzijn voor de een is, is sorry voor de ander: een wapen om alles in het leven wat onvermijdelijk misloopt mee te lijf te gaan.
Bovendien lijkt het erop dat het vruchtbaarder is om een allesverterend verdriet te tonen dan om met concrete redenen voor je falen op de proppen te komen. Sporters die na een verloren wedstrijd (of een periode van gedrogeerd sporten) met een goed gestoffeerde uitleg over het hoe en waarom van hun nederlaag afkomen, worden vaak met verbijstering bezien. Wie uitlegt waarom hij verloren heeft, verliest dubbel. Als je het allemaal zo goed weet, waarom heb je er dan niet iets aan gedaan?
‘Ja maar, ik ben net vader/moeder geworden en slaap al maanden niet. En ik heb een slepende blessure. En ik heb een depressie. En griep. En mijn trainer zit in de cel omdat hij me heeft afgeperst/aangerand. En het publiek was onaardig.’
Doet allemaal niet ter zake. Voor wie meedoet, geldt slechts de winst. Geen gezever. Voor wie sport en niet wint, geldt slechts één verklaring. ‘Ik was niet goed genoeg.’
Onderga de vernedering zwijgend, en zonder nadere toelichting. In al het andere stellen we geen belang. Het is helemaal alleen jouw schuld. En voor wie geen excuses mag inroepen, zit er slechts één ding op: zijn excuses aanbieden.
Waarvoor, en aan wie, dat maakt niet zoveel uit.
Lance Armstrong
Je zou zeggen dat er in een wereld waarin excuses zijn gereserveerd voor verliezers niet veel excuses worden aangeboden. Maar dat is niet zo: op weinig plekken wordt zoveel geëxcuseerd als in de topsport, en vrijwel altijd gaan die excuses gepaard met uitvoerige spijtbetuigingen. In veel gevallen gelden die tranen en spijt meer de gevolgen van het gebeurde dan het gebeurde zelf. De dopingzondaar, de benenbreker; ze hebben spijt van het feit dat ze zijn betrapt, dat dat been ook daadwerkelijk in tweeën ging. Het is berouw, geen excuus.
De dopingzondaar, de benenbreker; ze hebben spijt van het feit dat ze zijn betrapt, dat dat been ook daadwerkelijk in tweeën ging. Het is berouw, geen excuus.
Een klassieke variant hierop is het koele, door een team van advocaten uitgetikte excuus. Bij een dopingtest werd ooit vastgesteld dat wielrenner Tyler Hamilton meerdere DNA-sporen in zijn bloed had, wat alleen maar het gevolg kon zijn van een illegale transfusie van bloed van een ander om de prestaties te verbeteren – óf van een in de embryonale fase doodgeboren tweelingbroer. Als uitleg koos Hamilton voor de tweede optie, die weliswaar niet waar was, maar hem wel stukken beter uitkwam. In een persconferentie waarbij hij de ene leugen met een andere probeerde toe te dekken, zei hij, met tranen in zijn ogen: ‘Het spijt me dat ik dit niet eerder heb verteld, en het spijt me dat ik hierdoor in de problemen ben gekomen.’
Kortom: sporters kunnen het wel, sorry zeggen, maar meer zoals ik een Chinees zinnetje kan nazeggen, zonder dat iemand me er een vertaling bij verschaft.
De gele trui van sporters-mea culpa’s is uiteraard voor Lance Armstrong, wiens schuld zo omvangrijk was dat geen sorry gemeend genoeg zou zijn. Armstrong, die in 2013 in het bijzijn van Oprah Winfrey live op tv Wiedergutmachungsschnitzels zat te paneren voor eenieder wiens pad hij ooit had gekruist, betuigde spijt op de manier waarop hij fietste: kil, razendsnel en niet enorm geloofwaardig. De enige waarneembare spijt betrof ook hier de gevolgen van zijn gedrag, niet het gedrag zelf. Hij baalde zichtbaar van de gebakken peren, maar niet van zijn beslissing om jarenlang op grote schaal peren te bakken en talloze anderen te dwingen om ook peren te bakken.
De kern van de sorry in de sport is het beperken van de schade, het corrigeren van een fout, een professionele overtreding om een professionele overtreding recht te breien.
Natuurlijk is het niet eenvoudig om je hele leven te leven in een wereld waarin oprechte excuses niet bestaan, en dan van het ene moment op het andere ze gedwongen aan de hele wereld aan te bieden. Veel sporterssorry’s ogen om die reden kunstmatig, aangeleerd. Maar het werkt: uit een Amerikaanse studie bleek dat mensen die sorry zeiden tegen een agent die hen aanhield wegens te hard rijden een lagere boete kregen dan mensen die niets zeiden of mensen die in discussie gingen. Vervang agent door scheidsrechter of dopingautoriteit en je begrijpt: de kern van de sorry in de sport is het beperken van de schade, het corrigeren van een fout, een professionele overtreding om een professionele overtreding recht te breien.
Na afloop van onze bijdrages op het voetbalfestival trof ik Pieter ‘backstage’: in een smal gangetje met een schuin aflopend plafond waarin iedereen van gemiddelde en bovengemiddelde lengte zich gebukt en met een naar rechts hellend bovenlijf heen en weer liep, als in een optische illusie die ontworpen is om bezoekers te dwingen tot een zo verontschuldigend mogelijke manier van voortbewegen.
‘Was heel leuk’, zei ik.
‘Denk je?’ vroeg hij.
Ik knikte. ‘Ik vond het erg leuk.’
‘Niet te lang?’
‘Nee.’
‘Jij deed het ook erg goed.’
‘Echt?’
‘Zeker.’
Daarna wisten we even niet goed meer wat te zeggen. We stonden zwijgend tegenover elkaar, in een vacuüm van uitgeputte verontschuldiging. Gelukkig probeerde op dat moment een derde schrijver zich langs ons te wurmen om het podium op te komen voor zijn voorleesbeurt.
‘Sorry?’ zei hij vragend.
Opgelucht haalden we adem, Pieter en ik, en we zeiden als uit één mond: ‘Sorry! Sorry! Pardon! Excuses!’