Sterke lichamen, fragiele zielen
Door Evelyne Coussens, op Fri Feb 07 2025 08:00:00 GMT+0000Als geschoold danser voelde Jotka Bauwens zich lange tijd kwetsbaar, ongezien. Tot ze, op zoek naar zichzelf, in de wereld van de krachttraining belandde. Voor de voorstelling Lijfbouwers onderzocht ze met een ploeg spelers wat het betekent om aan je lijf te bouwen – en daarin ook een diepere betekenis te vinden.
Geen plek roept zoveel tegenstrijdige associaties op als ‘de gym’. De een denkt aan een TL-verlichte barak waar glimmende, gebronzeerde spierbundels – vooral mannen – zich met een verbeten trek om de mond uitputten; de ander aan een fancy sportclub waar hoogopgeleide witte mensen in stijlvolle outfits keuvelen bij een havercappuccino, voor ze zichzelf challengen op de loopband. Jacky’s Gym, diep verborgen in het landelijke Evergem, beantwoordt aan geen van die stereotypen. Het is een onvergelijkbare plek, opgericht en uitgebaat door Jacky Secke, meervoudig Belgisch en Europees kampioen bodybuilding. Wanneer we er binnenkomen op een regenachtige woensdagavond staat de eigenaar achter de toog glazen te wassen. Toen hij 24 was startte Secke met trainen, op zijn 27ste behoorde hij tot de wereldtop – daarvan getuigen de vergeelde krantenartikels die her en der in het café hangen. Eind jaren 1970 startte hij met zijn eigen fitnessclub en sindsdien brengt Jacky’s Gym ‘mensen in beweging’, zoals de website meldt. In zijn gloriedagen vormde de indrukwekkende carrure van Jacky wellicht de beste reclame voor zijn zaak, maar ook vandaag, als zeventiger, blaakt hij van kracht.
Kracht die hij deelt, want Jacky’s Gym is veel meer dan een sportclub. Wie onder een sterk lichaam een fragiele ziel verbergt, kan hier thuiskomen. Sommige klanten trainen hier al 45 jaar – het zijn vrienden, met wie lief maar vooral ook leed wordt gedeeld. Verhalen van ziekte, eenzaamheid en familie-brouillages. Jacky, zeven dagen op zeven aanwezig, luistert, adviseert, troost.
Chuck Norris

Geen wonder dat Jotka Bauwens in deze gym belandde. Bauwens, zelf van jongs af aan gefascineerd door dans en beweging, wilde voor de voorstelling Lijfbouwers een diepe duik nemen in de wereld van zelfverbetering en -discipline, om te ontdekken wat daarachter schuilt. In de weken voor de première bij het Gentse jeugdtheater KOPERGIETERY geldt voor haarzelf en de spelers (Patrick Vervueren, Jeffrey Jackson Loewenicht, Elias Vandenbroucke) een strikt trainings- en voedingsschema – uitgewerkt en begeleid door zevenvoudig wereldkampioen bodybuilden Kurt De Taeye, die Bauwens in 2020 ontmoette.
Vandaag volgen we zo’n training mee. We zijn te vroeg, maar we mogen van Jacky gerust al eens rondkijken in de zaal. Op de gelijkvloerse verdieping: een omvangrijke verzameling toestellen zonder veel franjes. Wie de ijzeren trap volgt naar de mezzanine komt in een museale sfeer terecht. ‘Er staat een tricepsmachine die nog van Chuck Norris is geweest’, zegt Jacky trots. Tussen de functionele toestellen zien we onafzienbare rijen medailles en bekers, geflankeerd door foto’s van en artikels over bodybuilders – opvallend veel van de Franse ster Johnny Hallyday – en zelfs een kleine reproductie van Matisses litho Femme au repos, waarop een vrouw zich languissant uitstrekt. De artikels uit de jaren 1970 en 1980 getuigen van de hoogtijdagen van de kleine Belgische gymclubs, voor de komst van Basic Fit en consorten, – ‘de fabriekskes’, zoals Jacky ze noemt. Waar de sportclubs vroeger een levendige gemeenschap vormden, is ‘lijfbouwen’ volgens hem vandaag vooral een individuele aangelegenheid geworden. Af en toe organiseert hij in zijn zaak een reünie voor oud-bodybuilders, dan komt er zestig man boterkoeken eten in het café.
Danser Jotka Bauwens: ‘Een sportzaal lijkt een competitieve omgeving, maar ik ervaarde het juist als een plek waar kwetsbaarheid overheerst.’
Intussen is de spelersploeg gearriveerd. Voor Bauwens, afgestudeerd als danser aan het Antwerpse Conservatorium, was krachttraining al langer een passie – ze durft het bijna een verslaving te noemen. De wortel reikt diep, tot in haar jeugd, waar ze als chubby meisje worstelde met een negatief lichaamsbeeld. Maar wat de doorslag gaf, was de onzekerheid waarmee ze uit haar dansopleiding kwam. Bauwens: ‘Ik had tijdens mijn studie veertig uur per week gedanst en toch voelde ik me zwak. Fysiek, maar ook mentaal. Doordat de danstraining niet geschikt was voor mijn lichaam, straalde ik onzekerheid uit en werd ik zelden gekozen voor projecten. Ik studeerde af met een verloren gevoel, niet goed wetende hoe verder te gaan.’

Bauwens ging op zoek naar iets waarmee ze zich kon versterken maar ook onderscheiden, iets dat haar uniek zou maken als danser. Ze kwam terecht bij krachttraining. Bauwens: ‘Ik voelde meteen dat krachttraining een andere energie in me losmaakte. Ik merkte dat mijn lichaam transformeerde en ik me fitter en lichter ging voelen, dat mijn zelfvertrouwen groeide. Ik was ook meteen op mijn gemak in de gym. Een sportzaal lijkt een competitieve omgeving, maar ik ervaarde het juist als een plek waar kwetsbaarheid overheerst.’ Ze ging mensen aanspreken, koffies drinken met bodybuilders en luisteren naar hun verhalen. Vaak bleken dat verhalen over onzekerheid, net zoals dat van haar. Ze maakte kennis met Kurt De Taeye en besloot een voorstelling te maken over wat misschien wel de meest extreme en doorgedreven vorm van lichaamsbeheersing is: het bodybuilden.
’t Is goed
Hoog tijd voor training. Kurt heeft voor de ploeg een weekschema opgesteld: drie keer per week wordt er anderhalf uur getraind, waarbij elke spiergroep (borst, benen, armen) minimaal twee keer aan bod komt. Bodybuilding is detailwerk: het mikt niet op kracht of uithouding van het gehele lichaam, maar werkt systematisch en gericht op het versterken van bepaalde onderdelen van het lijf. Vandaag focust Jotka op de armspieren. Het lijkt eenvoudig om de armgewichten naar elkaar toe te trekken, maar de kreunende geluidjes die haar af en toe ontsnappen en het trillen van haar spieren verraden een opperste krachtinspanning. Haar ademhaling wordt zwaar, haar blik wazig – alleen al de concentratie op haar gezicht is een fotoreeks waard. Het is in de laatste paar pushes dat de spiermassa echt aankweekt, vertelt Kurt. Wie stopt voor hij over zijn grens is gegaan, ontwikkelt niks. Pas wanneer het pijn doet, ontstaat er resultaat.
Bodybuilder word je niet alleen door motivatie. Wanneer de motivatie wegvalt, moet de discipline het overnemen.
En dus steekt Kurt af en toe een tandje bij. ‘’t Is goed’, kreunt Elias Vandenbroucke, terwijl hij met een gepijnigd gezicht nogmaals zijn onderbenen tracht omhoog te brengen op een van de toestellen. ‘Neen, het is niet goed’, repliceert Kurt vriendelijk, en hij daagt de acteur uit om er nog twee herhalingen bij te doen. Wat de pil van dit afzien verzacht, is het feit dat de spelers in deze vierde trainingsweek voorzichtig resultaat beginnen te boeken. Jeffrey Jackson Loewenicht vertelt dat hij sinds de training beter slaapt, zich energieker voelt. En zo langzamerhand vallen er ook wat extra spierbundels te bewonderen. Vandaar ook de vele spiegels in de gym – eerder dan een instrument van ijdele zelfbewondering vormen ze een bron van motivatie, zegt Jotka. Kurt hoort het glimlachend aan. Bodybuilder word je niet alleen door motivatie. Wanneer de motivatie wegvalt, moet de discipline het overnemen.

Metamotivatie
Maar motivatie is geen onbelangrijke kwestie. Zeker in het geval van de acteurs speelt immers een metamotivatie: al dat zwoegen, al dat zweten en dan dat verdomd eentonige eiwitrijke dieet – waarvoor? Zoals Patrick Vervueren zegt: ‘Wij willen geen bodybuilder worden, wij willen een voorstelling maken. Als het het streven van de bodybuilder is om de beste versie van zichzelf te worden, dan willen wij de beste versie van ons personage worden. Dat is iets anders.’ Bovendien gaat deze specifieke vorm van aandacht voor het lichaam met een ongemakkelijke vorm van objectivering gepaard, eentje die ongewoon is in zijn praktijk als speler, peinst Vandenbroucke: ‘Bij momenten wordt er door anderen over je lijf gesproken alsof je er zelf niet bij bent. Dan wijst er iemand naar je halfnaakte lichaam en zegt: “Moet ik er wat water over doen?” – er, alsof het een ding is.’ De spelers worden kennelijk uit hun comfortzone gehaald, en dat dat zo aanvoelt heeft te maken met de diepe kloof tussen de wereld van de gym en die van pakweg de dansstudio – of ruimer gezien: de wereld van de kunsten, waarin Jotka en de spelers zijn opgeleid.

Vanuit dat perspectief is bodybuilden al gauw plat en oppervlakkig: het getrainde lichaam als ultiem esthetisch doel kan rekenen op weinig applaus. Vandenbroucke: ‘Ik vind het maf dat je zoveel energie verbruikt alleen in functie van groei van spiermassa.’ Sterker nog, bodybuilden lijkt wel de ultieme veruiterlijking van een neoliberaal denken waarin groei geen grenzen kent, de totale maakbaarheid van het lichaam binnen bereik is en dit alles in functie van normatieve lichaamsbeelden. Neen, dan liever de toewijding van pakweg Rosas-dansers – die bewonderen we, want hun getrainde lichamen staan in functie van een hoger, kunstiger doel. En ook de fitnessende cultuurwerker beroept zich op zo’n doel: diens training staat in functie van een gezond, fit en dus creatief en productief lichaam. Alles, alles zolang het werken aan dat lichaam maar niet draait om een oppervlakkige waarde als ‘schoonheid’, zolang het doel van de training maar elders ligt dan in een esthetische categorie.
A way of life
Maar wat als het daar bij bodybuilders nu eens niet om draaide? Wat als de beoogde esthetische, fysieke norm evengoed een middel is tot iets anders – tot mentale groei, tot het winnen van zelfvertrouwen? Wat als sterkere spieren er eenvoudigweg voor kunnen zorgen dat je sterker in het leven staat? De beste persoon om dit mee te bespreken is een vijftiger die ons moeiteloos van de grond tilt met één arm. We halen Kurt De Taeye weg bij zijn toestellen en trakteren hem op een Tönissteiner Citroen. Wie of wat heeft hem ertoe gedreven om meer dan dertig jaar lang eindeloze trainingsuren te investeren in zijn lijf? ‘Ik heb dat nooit voor iemand anders gedaan’, is het nuchtere antwoord. ‘Bodybuilder word je niet voor het oog van de wereld, je doet het niet om een bepaalde positie of status te verwerven, dan hou je het niet vol. Je moet het voor jezelf doen. Voor mij was het heel eenvoudig: ik was zestien jaar en verzot op de Rambo- en Rocky-films. In de jaren 1980 had je nog helden in plaats van influencers. (grijnst) Ik voelde me als jonge gast onzeker en wilde daar iets aan doen. Van zodra ik de eerste keer een halter vastpakte, wist ik dat dit het was voor mij.’
Vanuit het perspectief van de kunsten is bodybuilden al gauw plat en oppervlakkig: het getrainde lichaam als ultiem esthetisch doel kan rekenen op weinig applaus.
Kurt is zich ervan bewust dat er een maatschappelijk clichébeeld bestaat over ‘de’ bodybuilder als de alfaman met een groot ego, verslaafd aan publieke aandacht en bewondering: ‘Ik probeer dat beeld al 35 jaar te corrigeren, door te tonen dat bodybuilding ook een filosofie kan zijn, a way of life. (ritst zijn jack dicht) Kijk, als ik mijn jas sluit zie je nauwelijks iets. Ik ben geen macho, ik loop niet te koop met mijn lichaam. Je kan ook wereldkampioen zijn maar humble door het leven gaan. Kijk naar het personage van Rocky – dat is ook meer dan een oppervlakkige macho.’ Kurt vertelt hoe bodybuilding wortelt in yoga en hoe de sport dus draait om veel meer dan het verwerven van spiermassa. Concentratie, bewustzijn, verbinding met het lichaam, dankbaarheid en verantwoordelijkheid voor dat lichaam – bijna klinkt het als een spirituele vorm van sport. Een die bovendien zin geeft. Kurt: ‘Iedereen maakt moeilijke periodes mee in zijn leven, ook ik. Het trainen heeft me er altijd doorheen getrokken. Verslavend? De gym is een van de weinige plaatsen waar ik het gevoel heb geen masker te dragen. Het lichaam liegt niet – de uitputting en de kracht die je ervaart zijn reëel, tastbaar. Dat is misschien het enige verslavende: in de gym kan je niet anders dan eerlijk zijn.’

Zelfzorg
Het geldt bij uitstek voor Jacky’s Gym, waar die eerlijkheid zich uitstrekt van de sportzaal tot de verhalen die aan de toog worden gedeeld. Maar clubs zoals Jacky’s Gym verdwijnen. In België zijn er nog maar enkele overgebleven, ondanks de rage van de fitnessketens. Er komt een jongeman binnen met een sportzak, hij loopt zonder om te kijken recht naar de sportzaal. Jacky kijkt hem na. Jacky: ‘Kijk, die jongen heeft zijn lidgeld nog niet betaald. In een andere fitnesszaak kom je er dan al lang niet meer in, hé. Dat zijn details, maar het is belangrijk. Het leven is al moeilijk genoeg.’

De training loopt op zijn einde, Jotka en de spelers kleden zich om en schuiven nog even aan voor een drankje. Ik vertel hun hoe mijn gesprekken van de avond knagen aan mijn kijk op bodybuilden. In plaats van blinde toegeving aan een veeleisende lichaamscultuur van perfecte lichamen zag ik hier eerder een vorm van zelfzorg, van zelftherapie. Jotka knikt: ‘Bodybuilden lijkt voor veel mensen een manier om je kwetsbaarheid uit de weg te gaan, maar je kan er ook de kracht in vinden om met je kwetsbaarheid om te gaan.’
En waarom niet, eigenlijk? Ik denk aan The Substance (2024), Coralie Fargeats controversiële horrorfilm, waarin een verouderde fitnessinstructeur tot het uiterste gaat om een jongere versie van zichzelf te blijven. De veroordeling van dit esthetische streven vormt het hart van Fargeats cultuurkritiek, maar waarom vinden we het in onze kunstensector eigenlijk oppervlakkig dat zelfwaarde wordt ontleend aan uiterlijk? We kijken neer op mensen die botox en fillers spuiten, alsof de weg naar zelfliefde en zelfaanvaarding enkel van binnen naar buiten kan lopen – van het innerlijk, dat wij als cultuurwerkers zo hoogachten, naar het ‘onbelangrijke’ uiterlijk. Er was een tijd, van Plato tot diep in de romantiek, dat Schoonheid onlosmakelijk verbonden was met Waarheid en Goedheid. Sinds de modernistische avant-garde is die filosofische band doorgeknipt, en schoonheid verdacht geworden – ‘la beauté est une sorte de mort’, schreef de Franse filosoof en dichter Paul Valéry aan het einde van de negentiende eeuw.
De vraag is of filosofie er eigenlijk toe doet wanneer mensen op zoek gaan naar manieren om zich staande te houden, om het leven simpelweg aan te gaan. En waarom we zouden oordelen over de strategieën die ze daarbij aanwenden om zichzelf graag te zien.
