Strangers to Safety: James Baldwin vs. de Politie
Door Remo Verdickt, op Wed Sep 01 2021 17:00:00 GMT+0000Auteur en journalist James Baldwin was een van de scherpste politiecritici van zijn tijd. Ook vandaag nog inspireert zijn werk bewegingen als Black Lives Matter en oproepen tot politiehervormingen. Remo Verdickt analyseert Baldwins verzet en houdt de doorwerking daarvan in recente series en films tegen het licht.
It is hard, on the other hand, to blame the policeman, blank, good-natured, thoughtless, and insuperably innocent, for being such a perfect representative of the people he serves.
James Baldwin
De Afro-Amerikaanse schrijver James Baldwin had gegronde redenen om politionele diensten te wantrouwen. Als tienjarige werd hij door enkele agenten in elkaar geslagen, drie jaar later overreed een officier te paard hem nét niet tijdens de May Day Parade. Tijdens zijn jeugd in Harlem zag hij overal om zich heen politiegeweld, intimidatie, framing en rechterlijke dwalingen. Een vlucht naar Parijs in 1948 bracht geen verbetering. In Frankrijk ondergingen Algerijnse migranten eenzelfde lot, en de 25-jarige Baldwin belandde enkele dagen in de gevangenis na verkeerdelijk gelinkt te worden aan de diefstal van … beddengoed. Enkele jaren later zou hij in het briljante essay ‘Equal in Paris’ dan wel met enige ironische onthechting schrijven over deze bizarre ‘l’affaire du drap de lit’, in werkelijkheid ondernam hij meteen na zijn vrijlating een zelfmoordpoging (de eerste noch de laatste).
Baldwin situeerde zijn persoonlijke ervaringen aan beide kanten van de Atlantische Oceaan steeds in een bredere sociale context. The police was vooreerst de trouwe waakhond van een systeem dat elke structurele verandering in de weg stond. Tegelijk zag hij het apparaat als een oppervlakkige manifestatie van diepere problemen, slechts één symptoom van de ziekte waaraan de maatschappij als geheel leed. In 1985, twee jaar voor zijn dood, zou Baldwin deze ziekte expliciet als een ‘pest’ gaan benoemen. Het was de culminatie van een leven lang aantekeningen maken uit het nipt-bovengrondse. Aantekeningen die niet alleen veertig jaar aan Afro-Amerikaanse ervaringen weergeven, maar ook vandaag, bijna veertig jaar later, een sterk gevoel van herkenning opwekken.
Baldwins FBI-dossier besloeg haast 2000 pagina’s, enkele verdienstelijke boekbesprekingen incluis.
Vanaf eind jaren vijftig zou Baldwin, inmiddels een gereputeerd schrijver, steeds vaker naar de Verenigde Staten terugkeren om de burgerrechtenbeweging bij te staan. Sinds zijn vertrek naar Parijs was er aan de verhoudingen tussen zwart en blauw op straat weinig veranderd, behalve dan dat hij en andere boegbeelden van de beweging voortaan een extra vorm van politie-intimidatie ondervonden. J. Edgar Hoover had hen in alle stilte de oorlog verklaard, en de FBI begon een (al dan niet klungelig georkestreerde) reeks afluister- en schaduwpraktijken.
Slachtoffer nummer 1 was Martin Luther King (zie daarvoor Sam Pollards recente docu MLK/FBI), maar ook Baldwins FBI-dossier besloeg uiteindelijk haast 2000 pagina’s, enkele verdienstelijke boekbesprekingen van literatuurminnende G-men incluis. Eind jaren zestig zou Baldwins vriend en voormalige bodyguard Tony Maynard valselijk beschuldigd worden van moord: het kwam tot twee processen vooraleer hij definitief werd vrijgesproken. De teneur is dat Baldwin zowel vertrouwd was met open confrontaties op straat als met meer structurele en ‘onzichtbare’ politionele dimensies.
Getuigenissen van het onzichtbare
Al deze ervaringen verwerkte de auteur zowel in zijn fictie als non-fictie. Zo goed als al zijn romans bevatten minstens nevenplots rond politiegeweld en gerechtelijke dwalingen, terwijl hij in zijn essays zowel autobiografische ervaringen als bredere observaties over de rellen in Harlem van 1943 (ontstaan nadat een witte agent een Afro-Amerikaanse soldaat neerschoot) of de ‘Harlem Six’ – zes zwarte New Yorkers die in 1965 ten onrechte voor moord werden veroordeeld – verwerkte. Zijn bekendste tekst over dat laatste was niet toevallig ‘A Report from Occupied Territory’ getiteld. Hij beschrijft er zijn geboortewijk na de arrestatie en uiteindelijke veroordeling van zes onschuldige Afro-Amerikaanse tieners als een oorlogszone.
Now, what I have said about Harlem is true of Chicago, Detroit, Washington, Boston, Philadelphia, Los Angeles and San Francisco—is true of every Northern city with a large Negro population. And the police are simply hired enemies of this population. They are present to keep the Negro in place and to protect white business interests, and they have no other function.
Baldwin dreigde bij J. Edgar Hoover jarenlang een – onbestaande – roman over de FBI-praktijken tegenover zwarte burgers uit te brengen.
Baldwin zette zijn pen in voor deze strijd tegen institutionele en justitiële onrechtvaardigheid. ‘A Report’ werd gevolgd door essays over filosofe Angela Davis – die bekend staat om haar inzet voor de ontmanteling van gevangenissen – en een reeks ophefmakende raciaal geïnspireerde arrestaties in Wilmington, North Carolina, waarbij Baldwin in ware j’accuse-stijl toenmalig president Carter adresseerde. Tony Maynards zaak verwerkte hij dan weer in het boek No Name in the Street en inspireerde minstens deels de hoofdplot van If Beale Street Could Talk. Ook haalde de auteur en meester-provocateur jarenlang Hoover het bloed vanonder de nagels door te dreigen een – nota bene onbestaande – roman over de FBI-praktijken tegenover zwarte burgers uit te brengen.
In Baldwins filosofie was de voornaamste rol van de kunstenaar to bear witness. De trauma’s van zowel het verleden als het heden, naast ‘alledaags’ raciaal geweld ook de dieper verholen, fundamentele verkeerd verankerde verhoudingen en gebruiken eigen aan de Amerikaanse samenleving. Alles dient door de auteur neergeschreven en ontleed te worden, hij heeft geen andere keuze dan ‘het hele verhaal te vertellen, de benauwdheid uit te braken.’ Zijn taak bestaat er immers uit ‘datgene te beschrijven waarvoor andere mensen te druk bezig zijn om te beschrijven’. Baldwin stelde weinig vertrouwen in sociologische rapporten en statistieken; zij zouden er net op gericht zijn dieperliggende oorzaken te vertroebelen of verbergen. Vandaar dat de kunstenaar in zijn hoedanigheid van getuige ook het onzichtbare moest onderzoeken. De werking, feitelijke daden en al dan niet verborgen agenda van het politieapparaat, tegelijk aanstichter en uitwasem van raciale onrechtvaardigheid, vallen net zo goed hieronder.
Baldwin stelde weinig vertrouwen in rapporten en statistieken; die dieperliggende oorzaken zouden vertroebelen. Als getuige moest de kunstenaar dan het onzichtbare onderzoeken.
To bear witness is tegelijk een uiterst treffende en diep ironische benaming voor die missie. Een ‘getuige’ zou immers net een essentiële plaats moeten innemen in het officiële Amerikaanse opsporings- en vervolgingssysteem, een systeem waar Baldwin zich heel zijn carrière lang nadrukkelijk buiten plaatste. Hij bekritiseerde het actief voor zijn tekortkomingen, vaak net omdat het de getuigenissen uit de Afro-Amerikaanse gemeenschap stiefmoederlijk behandelde tot botweg negeerde.
Alle wegen leiden naar Atlanta
Nu bewegingen zoals Black Lives Matter en oproepen tot politiehervormingen opnieuw aan kracht winnen, blijven Baldwins leven en werk weerklank vinden. Barry Jenkins’ recente verfilming van Beale Street sloot naadloos aan bij de BLM-beweging en ook populaire (beeld)cultuur die niet rechtstreeks door hem beïnvloed is, portretteert een verhouding tussen de politie en de Afro-Amerikaanse gemeenschap gelijkaardig aan die in zijn werk. Vooral de historische dimensie valt hierbij op: een nieuwe generatie, veelal zwarte filmmakers gaat de confrontatie aan met de politionele en justitiële wandaden uit het verleden. Zo werd de FBI-moord op Black Panther Fred Hampton neergelegd in Judas and the Black Messiah en boog spilfiguur Ava DuVernay zich over de ‘Central Park Five’ met When They See Us. En passant kleurt ook het werk van oudere filmmakers, zoals Spike Lee of Aaron ‘The Trial of the Chicago 7’ Sorkin politieker én historisch accurater (ja hoor, ook BlackKklansman) dan ooit tevoren. Al deze regisseurs ‘getuigen’, volgens Baldwins definitie van het woord, met hun films over de recente geschiedenis, maar net zo goed over het hedendaagse sociaal-culturele, politieke en politionele klimaat in de VS.
Veel series uit het true crime-genre stellen wel vragen bij het politieoptreden, toch blijft de voornaamste vraag voor de kijker: ‘they fucked up, kan u wél de dader ontmaskeren?’
De zogenaamde ‘Atlanta Child Murders’ bieden een goed voorbeeld van het doorwerken van Baldwins aanpak. Van 1979 tot 1981 werden in de hoofdstad van Georgia, die min of meer symbool staat voor het Diepe Zuiden, minstens 28 Afro-Amerikaanse kinderen – bijna allemaal jongens – en adolescenten vermoord. De lokale politie blonk eerst maandenlang uit in passiviteit, om vervolgens na massale nationale druk met federale hulp een hoogst controversieel onderzoek op te starten. Uiteindelijk werd de 23-jarige Afro-Amerikaan Wayne Williams gearresteerd. In tegenstelling tot de moorden hield de controverse hierbij niet op: hoewel Williams uitsluitend vervolgd en veroordeeld werd voor de moord op twee volwassen zwarte slachtoffers, classificeerde de politie en justitie hem als seriemoordenaar die eveneens verantwoordelijk zou zijn geweest voor de kindermoorden. Reeds vier decennia lang stelt de lokale gemeenschap, waaronder ook ouders van de slachtoffers, zich vragen bij de totaliteit van Williams’ schuld, alsook bij het gevoerde onderzoek en proces. Zou de politie net zo lang inactief geweest zijn als de slachtoffers witte kinderen geweest waren? Ontzag de overheid mogelijke KKK-verdachten uit vrees voor een raciaal conflict? En, indien men toch zo overtuigd was van Williams’ schuld bij alle moorden, waarom werd hij slechts voor net deze twee vervolgd?
In maart 2019 besliste de burgemeester van Atlanta het onderzoek naar de officieel onopgeloste moorden te heropenen, ongeveer tegelijkertijd met een hernieuwde aandacht voor de moorden in de populaire cultuur. Zo was er in 2018 de podcast Atlanta Monster en produceerde HBO in 2020 een vijfdelige docuserie. Veruit het invloedrijkst blijft het tweede seizoen van de populaire Netflix-serie Mindhunter, uitgebracht enkele maanden na de heropening van het onderzoek. Al deze werken, het een weliswaar al wat subtieler en minder exploitatief dan het ander, beantwoorden aan de recente trend van een kritische, historische doch entertainende doorlichting van de verhoudingen tussen de Afro-Amerikaanse gemeenschap en het politieapparaat. Toch blijft de invalshoek steeds trouw aan de aard van het true crime-genre. Weliswaar stelt men vraagtekens bij het politieoptreden in een concrete zaak en zelfs voorzichtig bij het instituut als geheel, toch nodigt ieder werk de kijker voornamelijk uit de rol van detective over te nemen volgens het devies: ‘they fucked up, kan u wél de correcte dader ontmaskeren?’ Hoe je het ook draait of keert, bij een dergelijk opzet kunnen de slachtoffers van politionele verwaarlozing en malafide onderzoek nooit meer dan een bijgedachte zijn.
Nu bewegingen als Black Lives Matter en oproepen tot politiehervormingen aan kracht winnen, blijven Baldwins leven en werk weerklank vinden.
James Baldwin was als journalist in Atlanta toen het onderzoek op zijn einde liep, en hij keerde terug om Williams’ berechting van naderbij te volgen. Uiteindelijk publiceerde hij zijn ervaringen in 1985 als The Evidence of Things Not Seen, zijn laatste boek, en kritisch noch commercieel een succes. Ook Baldwin toonde zich uiterst sceptisch over het hele gebeuren, maar wat opvalt is hoe hij in dit boek uitdrukkelijk elk detectivewerk uit de weg gaat. Hij presenteert geen alternatieve verdachten voor Williams en geeft de lezer een absoluut minimum aan context en feiten. John E. Douglas, de pompeuze FBI-profiler die model stond voor Mindhunter’s Holden Ford en tijdens het onderzoek enkele hoogst dubieuze uitspraken deed, keurt hij zelfs geen letter waardig. De schrijver die heel zijn carrière lang haarfijn het politieapparaat analyseerde en aan de kaak stelde, besliste net bij deze zaak diezelfde politie onbenoemd te laten. Het verborgene moest nu expliciet ‘not seen’ blijven.
Plaguetown, U.S.A.
Met The Evidence of Things Not Seen had Baldwin een heel andere agenda dan voordien, en tegelijk ook weer niet. De weinige feitelijke informatie die de lezer over de zaak ontvangt, concentreert zich op de doden en het leed van hun overlevende familieleden. Onder het mantra ‘bring out your dead’ lijst Baldwin de namen van de jongens op, de dag van hun verdwijning, die van de ontdekking van hun lijk, en de respectievelijke doodsoorzaak. De formulering is onlosmakelijk verbonden met de Zwarte Dood en is niet toevallig gekozen. De hele tekst lang maakt Baldwin een analogie met de pest, daarbij doelend op meer dan enkel de vele sterfgevallen. In zijn beroemde debat met conservatief William Buckley aan Cambridge had hij het reeds over ‘de plaag genaamd kleur’, terwijl het toneelstuk Blues for Mister Charlie, gebaseerd op de moord op Emmett Till, plaatsvindt in ‘Plaguetown, U.S.A.’. De pest doelt op de morele verrotting die de interraciale verhoudingen in de VS al sinds zijn ontstaan aantast.
Politiegeweld maakt een integraal deel uit van die verrotting, maar in The Evidence wil Baldwin verder gaan en de gevolgen ervan in kaart brengen. Hij omschrijft de dode kinderen, en arme zwarte Amerikanen in het algemeen, als ‘strangers to safety’:
The poor do not exist for others, except as an inconvenience or a threat or an economic or sometimes missionary or sometimes genuinely moral opportunity. The poor ye have with you always; indeed, but never, in the main, to be seen, and never, certainly, as we should know by now, to be heard.
In The Evidence of Things Not Seen mijdt Baldwin elk detectivewerk. Het politieapparaat bleef onbenoemd. Het verborgene moest ‘not seen’ blijven.
Het verbaasde Baldwin niet dat er aanhoudend zwarte jongens konden ontvoerd en vermoord worden zonder enige opheldering, ook nog nadat de moorden nationale aandacht kregen en Atlanta gedurende enkele maanden veranderde in ‘een soort grotesk Disneyland’. Veiligheid is een luxe die Afro-Amerikanen zich niet kunnen veroorloven en de behoeders van de wet hen ook niet willen of zelfs kunnen schenken. De titel ontleende Baldwin aan Hebreeën 11:1: Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet (Statenvertaling online). Baldwins precieze intenties met deze titel zijn voor interpretatie vatbaar, maar ik ben geneigd hem te koppelen aan de paragraaf over de armen als ‘strangers to safety’. Zij zijn het bewijs der zaken die men niet ziet, als ‘levend’ bewijs, maar evengoed, en misschien zelfs meer, bij de tegengestelde uitkomst.
De politie, een uitgehongerde hond?
In 1985 wekte Baldwins boek vooral schouderophalen en ergernis bij critici op. Men zag The Evidence als het definitieve bewijs dat de auteur was vastgeroest in polemiek en bitterheid over het uit elkaar vallen van de burgerrechtenbeweging. Baldwin zou zijn journalistieke plichten hebben verwaarloosd door de zaak onvoldoende ‘feitelijk’ te benaderen. Meer dan drie decennia later is er een stuk meer ruimte in de populaire cultuur voor subjectieve invalshoeken rond de Atlanta-moorden. Zowel Mindhunter als HBO-docureeks Atlanta’s Missing and Murdered: The Lost Children besteden ruime aandacht aan de ouders van de slachtoffers. Zeker de documentaire lijkt verschillende socio-economische observaties van Baldwin te herkauwen, al wordt hij slechts door één geïnterviewde expliciet vermeld. Toch keren deze series finaal steeds terug naar hun onderzoeksopzet: bij Mindhunter primeert de verhaallijn van de FBI-agenten, terwijl de makers van Atlanta’s Missing and Murdered het niet kunnen nalaten een sterke getuigenis over raciale vooroordelen bij Atlanta’s korps meteen te pareren met een smeuïg ‘loopt de echte dader dan nog steeds vrij rond?’. Ook bij het oprecht aankaarten van structurele problemen lijkt de serie ervoor beducht te veel (hogere) instanties voor het hoofd te stoten. De doden blijven daarbij een abstract gegeven; ze dragen dan wel een zekere (sensationele) waarde, maar blijven ook voor eeuwig vereenzelvigd met een eendimensionaal slachtofferstatuut.
Baldwin toonde zich minder terughoudend. Zijn boek bevat nog een tweede epigraaf, van William Blake:
A dog starv’d at his master’s gate
Predicts the ruin of the state
Ook dit citaat is ambigu. Opnieuw kan het betrekking hebben op de armen van Atlanta, maar evenzeer kan het gelden voor de staat (in al zijn betekenissen) van het politieapparaat. Naar het einde van het boek toe ontkent Baldwin krachtig dat hij hier vanuit het standpunt van ‘slachtoffers’ zou geschreven hebben, aangezien deze pas een standpunt kunnen hebben het moment dat ze ophouden zichzelf te zien als slachtoffer:
The testimony of the victim, as victim, corroborates, simply, the reality of the chains that bind him – confirms, and, as it were, consoles the jailer, the keeper of the keys. For precisely as long as the jailer hears you moaning, he knows where you are. The sound of the victim’s moaning confirms the authority of the jailer, the keeper of the keys; those keys that, designed to lock you out, inexorably lock him in.
De gevangenisbewaarder is zelf gevangene van ‘de waan van zijn macht’. Hieraan heeft hij elke ‘mogelijkheid tot identiteit’ afgestaan, met als enige oprechte verwezenlijking ‘deze gebombardeerde aarde’. Baldwin onthoudt zich ervan te definiëren wie of wat hij onder ‘de gevangenisbewaarder’ verstaat. De mogelijkheden zijn legio, maar men hoeft heus geen mindhunter te zijn om in te zien dat ook het politieapparaat aan het profiel voldoet.