Tekenfestivals: een teken(ing) des tijds

Door Anneka Robeyns, op Wed Apr 11 2018 22:00:00 GMT+0000

Tekenen is een solitaire bezigheid. Toch schieten tekenfestivals als paddenstoelen uit de grond, met juist veel zin voor participatie en interdisciplinariteit. Terwijl digitale praktijken de plak zwaaien, grijpen ze terug naar papier en belegen druktechnieken. Wat brengen die festivals teweeg in de tekencultuur? Zijn ze wel zonder gevaar?

De grafische kunsten zitten in de lift. Grafixx, een festival in Antwerpen dat grafische kunst en illustratie in de spotlights zet, kan jaar na jaar rekenen op meer bezoekers, kunstenaars, invalshoeken en locaties. Ook de instroom groeit: aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen is de richting ‘Grafisch Ontwerp’ (waaronder 'beeldverhaal' en 'illustratie') naast ‘Mode’ de opleiding toegepaste kunst die het meest in trek is. Zitten tekenfestivals daar voor iets tussen?

Stillevens in de drukte

Wie Grafixx zou moeten tekenen, zou aan één pagina niet genoeg hebben.

December 2017. Zoals elk jaar is Grafixx opnieuw neergestreken in DE Studio in Antwerpen, met een veelzijdige ode aan papier, print en grafisch talent. Cultuurminnend volk kan zich op de zesde editie van het festival overgeven aan expo’s, workshops, animatiefilms, lezingen en een streepje muziek.

Bij aankomst krijg ik de tip om van beneden naar boven te werken. De kelder lonkt, mijn voeten volgen en vooraleer ik goed en wel de ruimte in me kan opnemen, doemt centraal een houten gevaarte op. Het is de broeikas van Grafixx Greenhouse, een passende metafoor voor een wedstrijd die ontkiemend talent in de kijker zet.

Het wedstrijdthema, Tricolore, belooft driekleurige drietallen. Mijn lodderig oog valt daarom maar meteen op ‘het vettigste triootje van België: stoofvlees met frietjes en mayonaise’, een tekening van Dieter De Schutter. Heerlijk.

De weg naar boven is vlug gebaand, langs de rauwe beeldschatten van Aurélie William Levaux, langs babbelende kunststudenten in retro- en vintagekleding, langs de abstracte composities en empathische prints van Luke Best, langs de mama die een selfie trekt bij iets van Sophia Martineck, langs de olie op canvas van Frédéric Coché, langs de kinderanimatie.

Ik stroom mee met de drukte en meer aan bij de lezingen van Sam Arthur en Julie Doucet. Wat later slingert Frankie, een geautomatiseerde en handgemaakte poppenband, me uit de kunstroes met een snedige mix van hyperkinetische rammelrock. Met een tiental andere bezoekers duik ik een van de vele workshops in: stillevens tekenen op carbonpapier.

Op het bijbehorende zinefest, tenslotte, verkopen binnen- en buitenlandse gasten niet alleen hun zines (zelf-uitgegeven boekjes met een oplage onder de duizend exemplaren), maar ook gezeefdrukte affiches en eigenzinnige graphic novels. Wie Grafixx zou moeten tekenen, zou aan één pagina niet genoeg hebben.

Allesbehalve Boekenbeurs

Het festivalwezen in België zou men, jawel, grafisch kunnen voorstellen als cirkels die elkaar deels overlappen. Elke cirkel legt zijn eigen accent. Us By Night is een festival in Antwerpen dat zich toelegt op grafische vormgeving en ontwerp, meer dan op illustratie. Het Brusselse Cultures Maison, dicht aanleunend tegen Grafixx, is gewijd aan de uitgevers en verdelers van stripverhalen, grafische romans en andere narratieve kunstwerken.

Drawing Days te Gent zet dan weer menig tekenleek aan tot het opnemen van potlood en gom: participatie en engagement van het publiek is er een doel an sich. Salon Mirage in Brussel, tenslotte, etaleert zich als een uitvergroot zinefest met expo’s on the side - het spiegelbeeld van Grafixx, dat zijn tentoonstelling zelf centraal stelt.

De meeste teken-festivals zijn artist-driven en zoeken hun profijt vooral in community-vorming.

Boekenbeurs-allures kan je deze festivals zeker niet verwijten. De meeste zijn artist-driven, beogen een zo groot mogelijk netwerk te ontsluiten en daar een zo breed mogelijk publiek mee te confronteren. Ze verkopen voor de kunstenaar, nemen geen commissie en dragen zelf de kosten voor het huis. Hun non-profit structuur zoekt zijn profijt vooral in community-vorming.

Opvallend aan meerdere van deze festivals is dat ze ook een publiek willen prikkelen dat niet per se gepassioneerd is door illustratie an sich. Daartoe merk je ook op Grafixx een sterke inzet op participatie (zowel jong als oud krijgt iets om handen) en een kruisbestuiving tussen kunstvormen (de ‘stillevens’-workshop, bijvoorbeeld, werd ingericht door een etalage-design-collectief). Deze nieuwe activiteiten zijn werkvormen die succes oogsten, zo leiden we af uit de stijgende bezoekersaantallen.

Here we are now, entertain us

De aantrekkingskracht van festivals zit ‘m dan ook in het woord zelf: ‘feest’. Dat stelde theatercriticus Filip Tielens al in zijn scriptie over festivalisering in de podiumkunsten. Festivals vieren een ambacht en zetten minder bekende disciplines en regio’s op de kaart. Het volk stroomt toe, geprikkeld door cross-disciplinariteit, en blijft uiteindelijk voor de beleving. Zo komt niet enkel de ervaren kunstrot, maar ook de cultuurtoerist aan zijn trekken.

‘Festivals lijken meer en meer in te zetten op doen boven luisteren, beleven boven beschouwen’, schreef Virginie Platteau over literaire festivals. Het verhoogde ambiancegehalte werkt drempelverlagend: voor de belofte van een ‘belevenis’ neemt Jan met de Pet graag zijn hele kroost en vriendenkring mee voor een dagje uit.

(c) Anneka Robeyns

Gek hoe dwingend zulke sociale verzamelingen overkomen. Ze lijken de tijden van solitair kunst kijken stilaan naar de marge te duwen. Zo was het met lichte gêne dat ik helemaal in mijn eentje op Grafixx rondliep, notitieboekje in de aanslag om de indruk te wekken dat mijn alleen-zijn ‘voor een opdracht’ was. Ik moest er in deze drukte maar eens verweesd durven uitzien. Mijn lunch maakte ik soldaat met mijn ogen op de iPhone gepleisterd, in een fauteuil tegen de muur, want ik durfde niet mee aanschuiven aan die drukbezette tafeltjes.

Die laagdrempelige festivalsfeer werkt trouwens niet alleen voor het publiek, maar ook voor de kunstenaar. Een wedstrijd als Grafixx Greenhouse creëert openingen voor amateurs en schept bij hen de verwachting dat zij deel kunnen worden van de kunstenaarsgemeenschap van het festival. Een zinefest maakt het voor de illustrator dan weer makkelijker om zijn werk aan de man te brengen, zonder rekening te moeten houden met verzendingskosten of douane. Festivals zijn dus enorm aantrekkelijk voor zij die er zelf exposeren.

Het festival als presentatievorm lijdt aan een soort kortademigheid

Alle randanimatie moeten kunstenaars er wel bijnemen. Als je je als illustrator moet plooien naar de toevallige thematiek van deze of gene editie, gevraagd wordt om te tekenen in functie van de inhoudelijke lijn van de curator, ineens ook een lecture moet geven of geacht wordt te collaboreren met publiek, leidt dat af van het eigen langetermijnproject.

In die zin lijdt het festival als presentatievorm aan een soort kortademigheid: de toeschouwer wint een toffe ervaring, maar het getoonde werk zelf moet door alle ruis der nevenactiviteiten inboeten aan diepgang. Dat is uiteindelijk wat je ook voelt op Grafixx, hoe sfeervol ook: het kader overstemt het eigenlijke ambacht waar het de organisatoren ooit om begonnen is.

Beyond Photoshop

Hoe staat het trouwens met dat tekenambacht? De laatste grote ontwikkeling vond plaats in 1990, het jaar van Adobe Photoshop. Ineens moesten zowel prent als print gepolijst gaan ogen en pro-computer zijn. Vele kunstscholen verdoemden hun drukmachinerie spontaan naar de schroothoop.

‘Helaas’, bemerkt illustratrice en Grafixx-organisator Eva Cardon (Ephameron). ‘Toen ik daar laatst over sprak met de bekende Duitse illustrator en graphic designer Henning Wagenbreth, bevestigde die dat de scholen daar later spijt van hebben gekregen. Iedereen krijgt nu terug interesse in het handmatige, of gaat digitaal en analoog combineren. Je maakt bijvoorbeeld een druk, scant die in en knutselt er dan nog wat aan op de Mac.’

(c) Anneka Robeyns

Net daarover ging op Grafixx ook de lezing van Sam Arthur, oprichter van NoBrow Press. ‘Hij nuanceerde dat digitaal niet afgekeurd wordt, maar eerder een versterkend element vormt’, vat Cardon samen. ‘Sommige effecten kan je nu eenmaal niet digitaal bekomen, je moet dan zoeken naar de beste printwijze.’

Ook inhoudelijk vallen er allerlei verschuivingen op, bevestigt ze. ‘Toen ik vroeger werk moest inkopen voor onze expo op Grafixx, selecteerde ik vaak tekeningen die focusten op “figuren”, op “mannekes”. Tegenwoordig worden die “mannekes” eerder ingezet binnen een narratief dan gewoon als portret. Je merkt nu binnen illustratie meer reflectie.’

Naïef tekenen in de lift

Sammy Stein, bijvoorbeeld, is een Franse kunstenaar met bevreemdende abstracte comics waarin voorwerpen centraal staan. Die voorwerpen barsten, breken en transformeren als in een soort perpetuum mobile. Bij de Ierse kunstenaar Nigel Peake schemert in zijn instinctief ogende designs dan weer zijn achtergrond in de architectuur door. Abstraheren is in de mode.

Dat beaamt ook Ansgar Reul, co-organisator van Grafixx. ‘Men durft nu “schetseriger” of “bruter” te gaan. Een soort van “naïef” tekenen maakt zijn opmars.’ Een tegenreactie tegen het gelikte photoshop, wellicht?

Een andere uitdaging die de grafische kunsten bezighoudt, is de vraag naar hun plaats binnen het bredere kunstenveld. Illustratie en grafisch ontwerp vallen in principe onder de noemer ‘toegepaste kunsten’, die min of meer tegenover de ‘vrije kunsten’ staat. Dat geeft vonken, maar die spanning is er niet altijd geweest. Vroeger was het namelijk evident dat er maar drie vrije kunsten waren: beeldhouwkunst, schilderkunst en vrije grafiek. Punt. De rest viel onder ‘toegepaste kunsten’.

(c) Frédéric Coché

Maar intussen zijn sommige scholen, zoals LUCA School of Arts Gent, illustratie spontaan gaan aanbieden onder de koepel van de vrije kunsten. ‘Ook al wordt nog steeds een scherp onderscheid gemaakt tussen vrije kunsten en illustratie, toch zijn er wel mensen die tussen beide laveren en worden toegelaten tot de “kunstentempel”’, stelt Cardon. ‘Denk maar aan Frédéric Coché en zijn etsen. Illustratie is opnieuw populair aan het worden als een soort ambacht: technieken leren in plaats van conceptueel bezig zijn.’

De deuren open, maar hoe ver?

Waar illustratie vroeger een donker hoekje in de kunstentempel besloeg, kan deze kunsttak sinds enige tijd prat gaan op een nieuwerwetse openheid. De grafische poorten werden ontzegeld en wie niet vertrouwd was met het eigentijdse beeldverhaal, heeft dat ondertussen in de armen gesloten.

Festivals, maar zeker ook sociale media, hebben daar zeker een rol in gespeeld. Denk maar aan illustratoren zoals Joan Cornellà, Sarah Andersen of Laura Brouwers, die op Instagram meer volgers hebben dan gerenommeerde acteurs of actrices als Marion Cotillard, John Boyega of Mads Mikkelsen, om maar wat namen te noemen. Zo is illustratie mee binnengeslopen in de algemene beeldvorming.

Anders dan het grote stripgeweld, echter, gaat het nog steeds om een niche. Grafisch werk blijft in vele gevallen ingewikkeld of ongemakkelijk, want roept bij het brede publiek zelden een directe esthetische ervaring op. Je moet je erin verdiepen, je smaak ervoor openstellen.

Schept men met tekenfestivals een vrijgevochten toeschouwer of een perfecte consumptietoerist?

Festivals, net als galeries, ontwikkelen nog altijd graag een ‘face’, een profiel met de belofte van een bepaald soort eigenzinnige kunst-output. Op Angoulême, het gigantische Franse stripfestival dat verschillende profielen samenbrengt, zouden Grafixx-artiesten te situeren zijn in de ‘Nouveau Monde’-tent, met zijn alternatieve en grensaftastende strips of zines, waarbij beeld niet zomaar neerkomt op plaatjes bij praatjes.

Net daarom lijkt de tekenwereld zich goed te moeten bezinnen over waar de kritische grens ligt, nu zijn ambacht via radicaal open festivals en sociale media evolueert naar een meer inclusieve en laagdrempelige belevenis. Hoe kan je in stijl, inhoud, publiek en ervaring toch een zekere diepgang bewaren - de diepgang die illustratie net altijd onderscheiden heeft van de commerciële strip?

Schept men met tekenfestivals een vrijgevochten toeschouwer of een perfecte consumptietoerist? Of kan je zeggen dat festivals gewoonweg een trage opvoedende functie hebben? Iets om over te discussiëren, zo ergens tussen pot en print.