There was war, and still there was laughter.

Door Mojtaba Bahadori, op Tue Dec 05 2017 23:00:00 GMT+0000

Vroeger hadden de meeste families een kleine 40-inch zwart-wittelevisie. Sommige mensen plaatsten een kleurenfilter op hun scherm en plots werd hun tv een – weliswaar monochrome – kleurentelevisie. Aanvankelijk zetten wij thuis geen filter op het scherm. Ik zag The Pink Panter in het grijs.

Als kind vroeg me ik steeds af: Waarom noemt men die panter roze terwijl hij eigenlijk grijs is? Wat later plaatsten we dan toch een gele gelatinefilter op het scherm. Maar toen vroeg ik me af: Waarom noemt men die panter roze terwijl hij eigenlijk geel is? Nu was het wel zo dat presentatoren de kijker wel wat hielpen om grijstinten te onderscheiden, bijvoorbeeld bij een voetbaltopper. Juichen bij een tegendoelpunt was natuurlijk uit den boze.

Toentertijd had Iran twee nationale tv-kanalen: kanaal 1 en kanaal 2 – maar meestal zag men gewoon een sneeuwbeeld. Soms moesten we wel eens switchen van kanaal 1 naar kanaal 2 en weer terug. Daarom was het bij ons de gewoonte dat een familielid naast het toestel lag om zo met zijn tenen te kunnen zappen – een afstandsbediening hadden we niet. De knoppen op onze tv roken dan ook naar sokken. Daarentegen was de tv van rijkelui niet feet- maar finger-touched. Ik had zelfs een vriend wiens vader een stuk vlees op een lange stok plakte en zo de tv bediende.

Elke vrijdag vertoonde kanaal 1 een buitenlandse langspeelfilm. Daar keek iedereen een hele week lang naar uit. Het ganse land zat dus vrijdagavond klaar om de tv aan te zetten – wat er ook voor zorgde dat de elektriciteit uitviel. Het was dus eerder uitzonderlijk dat we de film ook daadwerkelijk zagen. Of de langspeelfilm viel eerder kort uit. Er was ook haast nooit een vrouw in de film. En als er al een te zien was, dan kon je ervan op aan dat dat in een winterscène was, omdat die arme dames zich dan moesten inpakken tegen de koude. Daarom dacht ik als kind altijd: in het buitenland, daar bestaan vrouwen enkel in de winter. In feite waren de censoren fenomenale scenaristen: per slot van rekening knipten ze een halve film weg en maakten er tegelijk een geheel nieuwe die toch op een of andere manier werkte.

Neem nu The Searchers, de western van John Ford uit 1956: die zag ik enkele jaren terug opnieuw in CINEMATEK in Brussel en ik was compleet van mijn melk: de originele film duurt twee uur, mensen zitten op café en er komen zelfs vrouwen in voor. Het was een ontdekking van je welste. En ik weet zeker dat als iemand mij die avond in het duister had gadegeslagen hij er geen snars van begrepen zou hebben: waarom zit die rare snuiter de hele tijd te lachen met een intrieste film?

Toentertijd was het oorlog en ik was een kind. Mijn herinneringen aan de oorlog zijn zoals de zwart-witbeelden op ons klein tv’tje. Ze hebben geen kleur maar ik kleur ze in.

Toen ik in Europa aankwam, werd ik bestookt met altijd weer dezelfde vragen, vergezeld van een meewarige blik:

  • Vous venez d’où?
  • L’Iran
  • Oh la la, c’est dûr la-bas, n’est-ce pas? Il y a de la guerre là-bas tout le temps, non? - Quelle guerre? Qu’est-ce que vous voulez dire par le mot guerre?
  • Ba, la guerre… les bombes, les armes, les chariots.
  • L’Iran ou l’Iraq?
  • Aah, est-ce que c’est different?

Het leek wel of Europeanen verlangden naar een oorlog, een bloedige oorlog. En dat ik die verwachting voor hen kon inlossen.

Maar om eerlijk te zijn waren de oorlogsjaren de beste periode van mijn kindertijd. In mijn herinnering is er kleur, is er gelach.

Bij het begin van de oorlog verhuisde mijn gezin naar een bergdorp in het zuiden van Midden-Iran. Ook al mijn tantes en nonkels, en zelfs verre familie, trokken naar dat kleine dorp dat zo kalm en vredig was dat het wel een vergeten plek leek, in een diepe slaap gedommeld. In de lente was het er vol met tulpen en kamillebloemen; mensen trokken rond om kappertjes en kruiden te plukken. En ik was de hele dag samen met mijn broers, zussen en neven: steeds waren we aan het spelen in de bergen en in de vallei. We waren vrij, niemand had ons te zeggen wat we moesten doen of laten. Zelfs de school was gesloten: in plaats daarvan waren er twee uur durende educatieve programma’s op kanaal 1.

Mijn herinneringen aan de oorlog bestaan uit gelach, natuur en kleur. Ze toveren steeds weer een vreemde glimlach op mijn lippen. Ik twijfel er niet aan dat oorlog verschrikkelijk en onmenselijk is, ik verafschuw geweld en militarisme. Maar wat ik mij herinner is de beleving van een kind. Later besliste ik die herinneringen te visualiseren. Ik verzamelde en maakte talloze beelden die corresponderen met wat ik toen zag en nog steeds voel. There was war, and still there was laughter; there was war, and still there was color.