V.Y. Mudimbe, storyteller voor een Afrikaanse renaissance
Door Lindah Leah Nyirenda, op Wed Mar 24 2021 23:00:00 GMT+0000Welke inspirerende zwarte figuren verdienen absoluut een plek in ons collectieve geheugen? Naar aanleiding van Black History Month schrijft Lindah Leah Nyirenda een ode aan de Congolese filosoof en auteur Valentin-Yves Mudimbe.
Geef mensen hun bloemen wanneer ze die nog kunnen ruiken. Het is met andere woorden aangewezen om je appreciatie te tonen wanneer mensen er nog zijn om die te voelen. Nabestaanden leggen bloemen op graven, niet alleen als versiering, maar ook als getuigenis van hun eeuwige spijt. Vaak beseffen we dan pas de impact van iemands daden en de ruimte die een persoon innam in ons hoofd en onze dagen. Vandaar mijn warme oproep om de nalatenschap te vieren van Valentin-Yves Mudimbe, ook wel bekend als Vumbi-Yoka Mudimbe. Hij is filosoof, dichter, historicus, schrijver en archivaris van Afrikaanse cultuur, mythes en intellectuele geschiedenis.
V.Y. Mudimbe werd geboren op 8 december 1941 in Likasi (Jadotville) in de Democratische Republiek Congo. Hij behaalde in 1970 zijn doctoraat in Letteren en Wijsbegeerte aan de KU Leuven en ontving later een eredoctoraat in Leuven, Parijs en Québec. Momenteel geeft hij les aan Duke University in Durham, North Carolina.
Mudimbe gelooft dat wij als Afrikanen een dringendere opdracht hebben dan de dwang om telkens weer onze menselijkheid en intelligentie te bewijzen.
Mudimbe is een van de meest vooraanstaande postkoloniale Afrikaanse denkers. Zelf houdt hij het bescheiden in L’Odeur du père (1982) met de bewering dat hij alleen maar op zoek is naar een verklaring voor de complexe verhouding tussen Afrika en het Westen. Hierbij onderzoekt hij niet alleen hoe mensen in het leven staan, maar bevraagt hij ook hun manier van denken, hun gewoontes, hun kennisleer en levenswijze. Hij schrijft een kritische analyse van ‘négritude’, een stroming/protestbeweging tegen de reïficatie van zwarte mensen. Mudimbe gelooft immers dat wij als Afrikanen een dringendere opdracht hebben dan de dwang om telkens weer onze menselijkheid en intelligentie te bewijzen. Volgens hem moeten we eerst en vooral onze psyche genezen en heroriënteren na het ideologische geweld van eeuwenlange kolonisatie.
Deze visies verkent hij verder in werken zoals The Invention of Africa (1988), The Idea of Africa (1994) en recenter Encyclopedia of African Religions and Philosophy (2021), waarmee hij samen met Kasereka Kavwahirehi een synthese brengt van de belangrijkste studies in de Afrikanistiek sinds de beginjaren in 1980. In Parables and Fables (1991) en Tales of Faith (1997) geeft hij ons verder inkijk in Afrikaanse mythologie en geloofsovertuigingen, en gaat hij ook na of ze ontstaan zijn op het Afrikaanse continent of daarbuiten. Mudimbe hanteert de taal en de concepten van westerse filosofen zoals Foucault en Hegel om de machtsverhouding tussen Afrika en Europa/Amerika te begrijpen. Hierbij doorprikt hij niet alleen de mythe van het Westen als ultieme streefdoel voor Afrikanen, maar schenkt hij ook aandacht aan wat het betekent om zwart te zijn in een wereld die misschien al eeuwenlang anti-zwart is, maar dat niet altijd is geweest.
Wij Afrikanen moeten onze eigen geschiedenis archiveren en onze verhalen vertellen op onze manier. Wat dat betreft is Mudimbe een voorbeeld voor storytellers over de hele wereld.
Mudimbe schreef niet alleen academische werken, maar ook poëzie en romans zoals L’Ecart (1979), dat in 1989 werd vertaald door Jef Geeraerts. Die keuze vind ik persoonlijk nogal ongelukkig, want het woord ‘neger’ duikt her en der op. Vertalingen zoals ‘de banaliteit van de neger’ laten een bittere nasmaak na en ik stel uitgeverij Manteau dan ook voor om spoedig een nieuwe vertaling te lanceren. Het is belangrijk dat wij Afrikanen onze eigen geschiedenis archiveren en dat onze verhalen worden verteld op onze manier, met respect voor de manier waarop wij in het leven staan.
Wat dat betreft beschouw ik Mudimbe als een voorbeeld voor storytellers over de hele wereld, zeker nu we een Afrikaanse renaissance tegemoet gaan, waarbij de ware toedracht van ons verleden eindelijk wordt ontdaan van het stof en de webben van leugens die kolonisatoren hebben gesponnen over ons continent en onze mensen. Niet alleen de voornamelijk orale traditie van geschiedkundige en literaire overlevering speelt hierbij een rol. Er is zoveel in twijfel getrokken en veronachtzaamd, enkel en alleen omdat het niet gesproken of geschreven werd in talen die Europeanen konden begrijpen. Of omdat er voor bepaalde fenomenen voor witte mensen geen verklaring bestond die in hun kader paste. Vandaar dat de academische wereld blijft volhouden dat piramides enkel in Egypte staan (spoiler: er zijn er honderden over de hele wereld). Vandaar dat nog nooit iemand opgravingen heeft gelanceerd in de Richatstructuur – ook wel het Oog van de Sahara genoemd – een waar natuurfenomeen in Mauritanië. Vandaar ook dat Adams Kalender, beter bekend als Blaauboschkraal in Zuid-Afrika, wordt afgedaan als veekraal, terwijl het best wel een van de oudste sites ter wereld zou kunnen zijn die de tijd en de seizoenen kon bijhouden.
Storytellers zijn blijvers, geen vluchters.
Vanuit wetenschappelijk oogpunt is het helemaal niet verstandig om telkens het warm water te proberen uitvinden. Het is wijzer om elke theorie en getuigenis te onderzoeken in plaats van ze onmiddellijk af te schrijven omdat ze niet in je denkmodel passen. Zo kan en moet je ook de woorden van zieners en sjamanen ontleden en hun oorsprong achterhalen. De technologie bereikt eindelijk het niveau van de goden, zoals Neil Gaiman in zijn boek American Gods betoogt: de technologie is zo machtig geworden dat ze alle mysterie kan wegnemen en misschien wel overstijgen.

We leren echter inzien dat dichters en storytellers epistemologen zijn, die met metaforen en allegorieën niet alleen wijsheid en geschiedenis willen doorgeven aan volgende generaties, maar ook leven blazen in de wensen van stervelingen. Een beetje zoals het scheppend woord van God. Geen wonder dat dichters vaak ook de sjamanen en de genezers zijn bij inheemse bevolkingsgroepen. Genezers van de ziel en bemiddelaars in conflicten. Priesters van het woord, want zij houden zich niet alleen bezig met hoe iets zou moeten zijn, maar ook hoe iets is. Om van de ene toestand naar de andere over te gaan, moet je namelijk eerst zelfkennis opdoen. Pas dan weten we welke delen van onszelf de meeste tijd nodig hebben om te transformeren.
Sjamanen en storytellers zijn niet bang voor het nu, want ze weten dat ‘nu’ een illusie is, een inside joke van de tijd.
Storytellers zijn blijvers, geen vluchters. Zij omarmen het nu en stellen al hun zintuigen open omdat anderen dat niet doen. Iemand moet ervaringen archiveren. Dat is hun verantwoordelijkheid. Zij zijn niet bang voor het nu, want ze weten tegelijkertijd dat ‘nu’ een illusie is, een inside joke van de tijd. Zij bestaan zowel in het verleden als de toekomst, vandaar dat ze de verhalen delen van onze schepping en onze dood. Uit liefde voor de onvolmaaktheid van de mens. Mudimbe schrijft in Nations, Identities, Cultures (1997) dat ‘ons hedendaags gedachtegoed het gedachtegoed is van een banneling. Een gedachtegoed dat zich schuilhoudt achter nostalgie voor een recent verleden, een gedachtegoed dat enkel bestaat in ruimtes en culturen die niet meer bestaan en allang vergaan waren voor het einde van de negentiende eeuw.’ We blijven principes en denkmodellen hanteren die wellicht zwaar verouderd zijn. Misschien zijn fabels en mythes een betrouwbaardere manier om universele kennis door te geven.
Lang werden sjamanen en storytellers afgedaan als fantasten en charlatans, maar nu worden ze herontdekt als immaterieel cultureel erfgoed. Hun verhalen vertellen ons wie onze voorouders waren en wat zij al hadden ondervonden en ontdekt, zodat wij geen tijd zouden verliezen met zaken te herontdekken. Hetgeen we nu eigenlijk aan het doen zijn. Vandaar dat ik opkijk naar mensen zoals V.Y. Mudimbe. Hij probeert al decennialang terug een stem te geven aan onze Afrikaanse voorouders die het zwijgen waren opgelegd door de kolonisatieperiode die niet alleen bevolkingsgroepen uitroeide, maar verdeeldheid zaaide en een ware kunstroof betekende.
Het is in het voordeel van het kapitalisme om de leugen vol te houden dat Afrikanen geen eigen culturen of geschiedenis kennen die evenwaardig zijn aan die van witte mensen.
De meeste witte mensen hebben nog nooit gehoord van koning Mansa Musa, koningin Nzingha, de Dogon, het koninkrijk van Kush of de matriarchale stam van de Namwanga’s, waar stamhoofden tot op vandaag vrouwen zijn. Maar hoe kan het ook anders? Die kennis ligt onder het puin en de as van Alexandrië. Alsook de archieven van alle buitenlandse studenten die kwamen studeren aan de universiteit van Timboektoe. Het is in het voordeel van het kapitalisme, dat in de grond een product is van machismo, witte suprematie en religieuze terreur, om de leugen vol te houden dat Afrikanen geen eigen culturen of geschiedenis(sen) kennen die evenwaardig zijn aan die van witte mensen. En dat terwijl Afrikanen net de grondleggers zijn van de mensheid – faut le faire. Het is ook niet toevallig dat de brutale leegroof van Afrika en Amerika samenvallen in het jaar 1492, het einde van de Moorse heerschappij in Europa. Het lijkt bijna een georchestreerde wraakactie om het christendom te verspreiden en daarmee ook de idee te dat alleen witte mensen de lakens mogen uitdelen in de geopolitiek en op de wereldmarkt. Want wat hebben ze zo hard geprobeerd om de identiteit van Afrikanen uit te doven. Hen het haar, de taal en kleren te ontnemen via het opleggen van een non-identiteit.
Maar onze Moeder heeft een lang geheugen en roept haar kinderen altijd naar huis. Daar getuigen onze grote denkers van. Denkers en storytellers zoals V.Y. Mudimbe.