Van de hut van Thoreau naar de kooi van Faraday

Door Wim Cuyvers, op Fri Dec 01 2023 23:00:00 GMT+0000

In welke ruimte dringt het digitale niet door? Anders dan Thoreau moeten wij de gevangenis in om ongehoorzaam te zijn, om nog ‘buiten’ te kunnen zijn, stelt Wim Cuyvers.

De tekst ‘On the Duty of Civil Disobedience’ van Henry David Thoreau verscheen voor het eerst in 1849 in het tijdschrift Aesthetic Papers. De oorspronkelijke titel was ‘Resistance to Civil Government’. Vaak wordt deze beroemde tekst uitgegeven samen met Walden. Life in the Woods. Dat geldt ook voor de Nederlandstalige uitgave bij De Bezige Bij, in een vertaling van Anton Haakman. Ik denk dat we vaak, meestal zelfs zonder het zelf te willen, verwachtingen projecteren op ‘On the Duty of Civil Disobedience’ door die connectie met Walden en dan vooral met de ondertitel van het boek. Het leven in het bos, in het wild, valt dan samen met die ‘plicht’ tot burgerlijke ongehoorzaamheid en wijst ons aantrekkelijke mogelijkheden aan.

Wie bij Thoreau naar actuele verzets-strategieën zoekt, zal van een kale reis thuiskomen.

In ‘On the Duty of Civil Disobedience’ verdedigt Thoreau het recht van de burger om zich te verzetten tegen een onrechtvaardige staat. De tekst werd en wordt nog altijd vaak gelezen en geciteerd bij momenten van opstand en gekoesterd door activisten. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat vaak alleen de titel geciteerd wordt. Is dat omdat de inhoud op verschillende vlakken achterhaald blijkt? Wie bij Thoreau naar actuele verzetsstrategieën zoekt, zal vaak van een kale reis thuiskomen. Zoals bij meerdere teksten van Thoreau springt vooral de poëtische schoonheid en weerbarstigheid in het oog. Maar om zijn inzichten te actualiseren, moeten we de redeneringen soms zowat 180 graden omkeren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit Thoreaus visie op de sabotage van handel:

‘Als handel en nijverheid niet veerkrachtig zouden zijn, zouden ze nooit de hindernissen kunnen overwinnen die de wetgevers voortdurend op hun weg leggen, en als men deze mensen helemaal zou moeten beoordelen op de resultaten van hun handelingen, en niet ook een beetje op hun bedoelingen, zouden ze gerekend moeten worden tot de misdadigers die obstakels op de spoorwegen leggen en als zodanig gestraft.’

De handel van nu is niet te vergelijken met de handel waarover Thoreau het had. De handel is de regering geworden: de handel regeert en de regering faciliteert. De wetgever legt niet langer obstakels op de wegen van handel en nijverheid, integendeel: de regering, de staat, de politieke bestuurders asfalteren en polieren en treden uitzonderlijk streng op tegen hen die de netwerken verstoren. Een exponent daarvan is de Zwitserse milieuactivist en anarchist Marco Camenisch, die op het einde van de jaren 1970 aanslagen pleegde op hoogspanningsleidingen en een waterkrachtcentrale en daarvoor buitenmatig gestraft werd: tien jaar opsluiting plus 730.000 Zwitserse franks schadeloosstelling. Of neem de acties van Yildune Lévy en Julien Coupat, spilfiguren van het door filosoof Giorgio Agamben bewonderde tijdschrift Tiqqun. Toen zij in de nacht van 7 op 8 november 2008 de bovenleidingen van de hogesnelheidslijn rond Parijs saboteerden, brachten ze niemand in gevaar en legden kort het (trein)verkeer stil. Alleen daarom, of beter gezegd nét daarom, trad de Franse overheid zwaar op tegen de ‘uitvoerders van deze terroristische aanvallen’. De actie bracht een enorme politionele, politieke en justitiële reactie teweeg. Lévy en Coupat, de zogeheten leiders van de ‘Groupe de Tarnac’, werden door overheid en justitie als de nieuwe Bonnie en Clyde gebrandmerkt. Pas in april 2018, tien jaar na de inbeschuldigingstelling, werden ze vrijgesproken. De voorzitster van de veertiende kamer van de correctionele rechtbank van Parijs moest vaststellen dat de ‘Groupe de Tarnac’ een fictie was.

We vergissen ons als we menen nog burgerlijk ongehoorzaam te zijn door de staat, de stad, het dorp te viseren met onze acties.

Het blijft verwonderlijk dat Thoreau diegenen die obstakels op de spoorwegen leggen aanziet als misdadigers van de ergste soort en die acties niet rekent tot de burgerlijke ongehoorzaamheid waartoe hij oproept. Anderzijds: we vergissen ons als we menen nog burgerlijk ongehoorzaam te zijn door de staat, de stad, het dorp te viseren met onze acties. Sinds kort, niet meer dan een paar jaar, zijn we volledig gedetermineerd door het digitale. De digitalisering was zich natuurlijk al enkele decennia lang aan het installeren (computers, bankkaarten, telefoons …), maar het is maar heel recent, slechts sinds een jaar of drie, dat ze werkelijk alles veranderd heeft. Soms wordt daarvoor de term 'digitale revolutie' gebruikt, maar die term gaat niet ver genoeg. Twintig jaar geleden konden we wat ons aan het overkomen was misschien nog vergelijken met wat ons overkwam tijdens de industriële revolutie. Maar er is ons nu geen revolutie overkomen: het is een andere wereld waarin we opeens leven. Het is alsof we nu, een stuk in de eenentwintigste eeuw, vanaf 2020 of zo (er valt geen exacte datum te noemen), opeens op een andere planeet leven, een planeet waar de zwaartekracht niet langer geldt, een leven waar we geen zuurstof meer nodig hebben. We leven onder een nieuwe condition humaine: de geconnecteerde conditie. Het is de smartphone die ons op een andere planeet bracht. De eerste smartphone (IBM Simon) dateert al van 1992; er volgden smartphones van Nokia, Sony Ericsson, BlackBerry … Maar het was pas in 2007 dat de iPhone, de eerste smartphone met een tactiel scherm, op de markt kwam en ons op weg zette naar die nieuwe (digitale) conditie. Vanaf dan ontwikkelde de smartphone zich snel: Apple en Samsung werden de wereldmerken die elkaar voortstuwen, de netwerken evolueerden van 2G naar 5G en spreidden zich als een fijnmazig web over de wereld uit.

De telefoon is ondertussen uitgerust met uitstekende camera’s, de ingebouwde gps functioneert perfect, de batterijen laden sneller op dan ooit en houden de energie langer vast, de processoren zijn performatiever geworden, de telefoons kunnen makkelijker verbinding maken met andere toestellen, vingerafdrukherkenning en irisscan werden ingebouwd: de enkelband werd en wordt alsmaar beter. Het is moeilijk te zeggen wat oorzaak en wat gevolg is. Is het omdat de toestellen zoveel ‘beter’ en intuïtiever werden dat er zoveel meer smartphones werden verkocht, of is het omdat er zoveel meer verkocht werden en de markt zoveel groter en interessanter werd, dat de fabrikanten massaal in onderzoek bleven investeren en hun toestellen bleven verbeteren? Het resultaat is dat we altijd en overal de weg worden gewezen, altijd en overal kunnen betalen, kunnen kopen, of minstens bestellen, lezen, muziek beluisteren, films bekijken, en dat allemaal met de telefoon.

Door middel van de smartphone zijn we toegetreden tot het universele slavendom, en we betalen ervoor.

Het is pas op het ogenblik dat quasi iedereen een smartphone heeft, quasi iedereen met iedereen in verbinding staat en iedereen altijd weet waar iemand is, nu iedereen gecontroleerd wordt en iedereen een controleur geworden is, dat we werkelijk van een conditiewijziging kunnen spreken. Volgens Statista is het aantal smartphone-abonnementen van 2016 tot 2023 praktisch verdubbeld: van 3.574.000.000 in 2016 naar 6.718.000.000 in 2023. Of met andere woorden: er zijn in 2023 6.7 miljard smartphone-abonnementen voor 8 miljard mensen. Als we het aantal abonnementen delen door het aantal wereldbewoners, komen we uit op 78%. Het is waar dat er mensen zijn die meer dan één smartphone hebben en gebruiken, maar we kunnen ervan uitgaan dat driekwart van de wereldbevolking met de smartphone leeft. Van het kwart van de wereldbevolking dat geen smartphone heeft, is er in elk geval een flink deel zo jong, oud of ziek, dat het die smartphone niet kan bedienen. Het kleine percentage dat zonder smartphone overblijft, wil er geen of heeft niet de financiële middelen om er zich een aan te schaffen.

De handel heeft al een hele tijd de functies en de macht van staat en regering overgenomen en geperfectioneerd, maar we hebben het moeilijk om ons de machtsconcentratie van internetbedrijven als Google, Apple, Samsung, Twitter en Instagram voor te stellen. De volgorde verschilt wat in de lijstjes van Forbes, Bloomberg, enzovoort, maar telkens opnieuw komen de bedrijven Apple, Microsoft, Amazon, Alphabet (Google), Nvidia en Meta Platforms als rijkste bedrijven ter wereld naar voren. En als we naar de rijkste mensen ter wereld kijken, verschijnen telkens opnieuw de namen Larry Page (Google), Mark Zuckerberg (Facebook), Sergey Brin (Google), Jeff Bezos (Amazon), en Elon Musk (X, PayPal, Tesla). Thoreau was een vrije burger die weigerde om belastingen te betalen aan een regering die het slavendom in stand hield en ging daarvoor één nacht de gevangenis in. Wij zijn zelf permanent slaaf: door middel van de smartphone zijn we toegetreden tot het universele slavendom, en we betalen ervoor. Thoreau schrijft:

‘Alle mensen erkennen het recht op revolutie: dat wil zeggen het recht om een regering hun trouw te weigeren en te weerstaan wanneer haar tirannie of ondoelmatigheid groot en ondraaglijk zijn. Maar bijna iedereen zegt dat dat nu niet het geval is.’

Elke actie, elk verweer zal komen van een individu, niet van groepen of collectieven.

Nu zegt bijna iedereen dat de tirannie of de ondoelmatigheid van het digitale niet erg groot of ondraaglijk is en dus komt er van de revolutie niets in huis. Terwijl we ons natuurlijk meer dan terecht de vraag kunnen en moeten stellen of een opstand of een collectieve revolutie tegen een condition humaine überhaupt nog wel mogelijk kan zijn …

Deze zin uit Thoreaus essay blijft wel overeind:

‘De enige verplichting die ik terecht op mij mag nemen is altijd te doen wat ik juist vind.’

Elke actie, elk verweer zal komen van een individu, niet van groepen of collectieven. Wie zich wil verzetten tegen de digitale conditie, zou kunnen overwegen om een telefoonsignaalstoorzender aan te schaffen, om op die manier ruimtes over te houden waar het digitale niet doordringt, waar het signaal niet in raakt. Een soort van uitzonderlijke ruimte, een uitzonderingsruimte. Die stoorzenders zijn relatief makkelijk te vinden (ironisch genoeg vooral op het internet). Maar in heel Europa, en eigenlijk zo goed als in de hele wereld, zijn die jammers uitdrukkelijk verboden, ook voor scholen, kerken of andere stilteplekken. In België is dat geregeld door de wet betreffende de elektronische communicatie van 13 juni 2005. Op Europees vlak was dat verbod al geregeld bij middel van de richtlijnen 1999/5/EGen 2004/108/EC. Er zijn weinig onderwerpen waar de wereldleiders het zo over eens zijn.

Zijn er plekken denkbaar die als uitzonderingsruimte kunnen gelden? Thoreau schrijft:

‘De juiste plaats, de enige plaats die Massachusetts beschikbaar heeft gesteld voor haar vrijere en minder moedeloze geesten is vandaag de dag in haar gevangenissen, waar ze uit de staat worden buitengesloten en opgesloten omdat ze zichzelf al hebben buitengesloten door hun principes.’

Het archetype van de gevangenis is de kooi: het hok met de metalen spijlen. Dat is de kooi van Faraday, daar dringt het alom aanwezige signaal niet door. Het experiment van de kooi van Faraday dateert van januari 1836. Eerder had Michael Faraday, door middel van zijn ‘ijsemmer-experiment’, aangetoond dat de lading van een geladen geleider zich alleen aan de buitenkant bevindt en dat externe lading geen invloed heeft op iets wat zich binnenin een geleider bevindt. Dat inzicht sterkte Faraday om een kooi te bouwen, waar hij in stapte, waarna hij die onder stroom zette. Hij bewees daarmee dat elektriciteit een kracht was en geen onweegbare vloeistof (zoals toentertijd geloofd werd).

Als we permanent geconnecteerd zijn, is er geen buiten meer.

Hetzelfde geldt voor het digitale: het is geen onweegbare vloeistof, maar een onvoorstelbare kracht. Thoreau zat (een nacht) in de gevangenis omdat hij zo ongehoorzaam geweest was om een belasting niet te betalen. Wij daarentegen moeten de gevangenis in om ongehoorzaam te kunnen zijn: het is te zeggen, wij moeten de kooi van Faraday in om nog ‘buiten’ te kunnen zijn. Versta me niet verkeerd: ik pleit hier niet voor het beschermen van het lichaam tegen straling. Het gaat om iets fundamentelers. Als kind stond ik gefascineerd te kijken naar een vogel in een kooi, of een tijger. Als we het wilde in onszelf een plaats willen geven, zullen we moeten kiezen voor de kooi: de bewuste ruimtelijke opsluiting confronteert ons met onze nieuwe condition humaine, en ontmaskert de illusie van de vrijheid van het digitale. Sinds we in die nieuwe geconnecteerde wereld leven, zullen we, voor zover dat nog mogelijk zal zijn, onaangename omkeringen in ons denken moeten maken, zullen we heel pijnlijke conclusies moeten trekken, als we nog langer willen nadenken. De kooi of de gevangenis is een uitzonderingsplek, een uitzonderingsplek voor uitzonderingsmomenten.

Toen we als kind ongehoorzaam wilden zijn, al was het maar om voor heel even te ontsnappen aan de ouderlijke ‘macht’, om vuurtje te stoken, om daden van onkuisheid te plegen, zoals dat zo mooi heette, zochten we op wat ik eerst de achterkant van de publieke ruimte noemde, later simpelweg de publieke ruimte, nog later noemde ik het de ruimte met een hoge graad van publiekheid en recentelijk besefte ik dat het gaat om die ruimtes die ons hielpen om even ‘buiten’ te kunnen zijn. Die ruimtes zijn van een uitzonderlijk en existentieel belang: we gingen ernaartoe om na te denken, om ons te sterken in een inzicht, om even weg te zijn van het controlerende ‘binnen’. Maar als we permanent geconnecteerd zijn, is er geen buiten meer: buiten was de ruimte van de blootstelling en van de confrontatie, van de verwondering, van de onzekerheid, van de zwakte en van de extase. Buiten was de ruimte die we ‘gemeen’ hadden, die iedereen die haar of zijn noodzaak onderkende op dezelfde manier las en die ons daardoor toeliet om met elkaar juist en zonder woorden te communiceren. Daar ligt de basis van de link die we willen maken tussen de ondertitel van Walden, Life in the Woods, en ‘On the Duty of Civil Disobedience’: we zien in het buiten, in het bos, de ruimte waar (civil) disobedience mogelijk is. Maar we moeten beseffen dat die ruimte is weggeveegd door de digitalisering, weggeblazen door de smartphone: ‘buiten’ bestaat niet meer. De laatste zin die ik van Thoreau citeerde is helemaal niet achterhaald, maar brandend actueel: de enige plaats die de wereld beschikbaar heeft gesteld voor haar vrijere en minder moedeloze geesten, is vandaag de dag in haar gevangenissen, waar ze zichzelf opsluiten en buitensluiten van het digitale. We kunnen enkel beslissen om de enkelband in te ruilen voor de fysieke gevangenis.