Verdwaald in de Google van papier
Door Jana De Kockere, op Wed Jan 15 2020 23:00:00 GMT+0000Aan het begin van de 20ste eeuw probeerden twee Belgische mannen alle menselijke kennis te classificeren en synthetiseren. Door al wat geweten is te ontsluiten, hoopten Paul Otlet en Henri La Fontaine wereldvrede te bewerkstelligen. Hun Mundaneum wordt weleens ‘de Google van papier’ genoemd. In een poging om via het verleden iets over het heden te leren, bracht ik een bezoek aan het museum in Bergen dat het megalomane project herbergt. Is Google er werkelijk de erfgenaam van?
Stel je een plek voor: een kamer zo hoog als een kathedraal, en zo uitgestrekt dat je vanuit het midden de muren niet kunt zien. In de kamer staan boekenkasten, ze reiken tot aan het plafond en vormen zo een labyrint. In de boekenkasten staat alles wat ooit is neergeschreven, in willekeurige volgorde. Elke seconde komen er duizenden nieuwe teksten de kamer binnen, die door de bibliothecarissen op een willekeurige plek worden bijgezet. Zo ongeveer moet de nachtmerrie van Paul Otlet eruit hebben gezien. Samen met politicus Henri La Fontaine richtte de Brusselse bibliograaf en pacifist in 1895 het Institut international de bibliographie op, dat als doel had om alle gepubliceerde menselijke kennis te verzamelen op één plek, via bibliografische referenties op fiches in gigantische archiefkasten, gesorteerd op thema.
‘De mensheid staat op een keerpunt in haar geschiedenis. De hoeveelheid aangemaakte data is gigantisch. Nieuwe instrumenten zijn nodig om ze te vereenvoudigen, te condenseren, anders zal onze intelligentie de obstakels waar ze mee worstelt nooit te boven komen, noch de vooruitgang boeken die wij voor ons zien en waarnaar wij hunkeren.’ (Otlet, in 1934, in zijn Traité de documentation)
Het Institut groeide in 1910 uit tot het Mundaneum: een poging om alle ooit gepubliceerde teksten te verzamelen, te catalogiseren, te verspreiden, te systematiseren en te synthetiseren. Het Mundaneum wordt vandaag ‘de Google van papier’ genoemd, een soort analoge voorloper van de digitale zoekmachine. En inderdaad, het Mundaneum en Google hebben een zeer gelijkaardige missie: ‘alle informatie ter wereld ordenen en deze voor iedereen toegankelijk en bruikbaar maken.’ (about.google.com) Allebei doen ze dienst als toegangspoorten tot, en gids doorheen, een chaotische wereld van informatie. Voor het Mundaneum was die wereld nog van papier, bij Google is ze digitaal. Om beter te begrijpen wat Google precies doet, waaraan ik me precies overgeef als ik me door de zoekmachine laat leiden doorheen het wereldwijde web, en in de hoop dat de tastbare, papieren versie ervan me daarbij zou helpen, bracht ik samen met een vriend een bezoek aan het museum in Bergen.
De verzameling
Door de stille stad wandelen we naar het museum, we kopen een ticket aan de balie, in gebrekkig Frans zeggen we dat we jonger zijn dan 26 en we hoeven dat niet te bewijzen. We zijn bijna alleen in het museum. Op de benedenverdieping vallen meteen de grote houten archiefkasten op, met vele kleine laatjes, en daarin fiches met in allerlei Europese talen de bibliografische details van alle gepubliceerde teksten sinds de uitvinding van de boekdrukkunst. Dat was alleszins de bedoeling. Uiteindelijk zijn Otlet en zijn medewerkers erin geslaagd zo’n 18 miljoen fiches te verzamelen. We trekken een lade open en nemen er een fiche uit (dat mag natuurlijk niet, maar de enige suppoost blijkt de jongeman te zijn die aan de ticketbalie zit). Op de fiche staan een titel, een auteur en een hoop cijfers.
Om hun verzameling bruikbaar te maken, ontwierpen Otlet en La Fontaine een nieuw bibliografisch systeem: de Universele Decimale Classificatie. Elke tekst wordt geclassificeerd onder een thema dat een bepaald nummer krijgt toegewezen. Dat begint met een heel algemene opdeling in tien fundamentele thema’s, met een cijfer van 0 tot 9: Ouvrages généraux, Philosophie, Théologie/Religion, Sciences sociales/Droit, Philologie/Linguistique, Sciences pures, Sciences appliquées, _Beaux-Arts, Littérature, Histoire en Géographie. De tien bouwstenen voor de Bildung van mens en maatschappij.
Elk van die thema’s wordt vervolgens opgesplitst in tien, en dan weer, en dan weer, en zo verder tot je een nummer krijgt als ‘7:8(44)”17”<04>=5’: ‘les arts dans leurs rapports avec la littérature en France au 18ième siècle, conférences en italien’. Elk thema kan zo oneindig vertakken, en elk subthema kan zo worden teruggeleid naar het nulpunt.

Een tekst kon bovendien onder verschillende thema’s worden geclassificeerd. Stel dat je iets zou willen weten over ‘irrigatietechnieken in Zuidoost-Azië’, dan zou je via het bijhorende nummer in de lade van de overeenkomstige archiefkast de bibliografische referenties kunnen terugvinden van alle teksten over irrigatietechnieken in Zuidoost-Azië (Google geeft mij voor deze zoekopdracht, in het Engels weliswaar, ongeveer 11.000.000 resultaten op 0,57 seconden. Als ik het een paar dagen later opnieuw opzoek, zijn het er 15.400.000).
Er bestonden voor de Universele Decimale Classificatie al andere decimale classificatiesystemen. Het verschil zit hem in het ‘Universele’. In tegenstelling tot hun voorgangers wilden Otlet en La Fontaine alle gepubliceerde kennis classificeren: niet alleen de exacte wetenschappen, maar ook literatuur en geografie. Niet alleen wetenschappelijke artikels, maar ook wetteksten en krantenartikels. Ik stel me Otlet en La Fontaine voor, in een gigantische kamer tussen allemaal boeken en artikels: hoe ze nummers op stickertjes schrijven en twijfelen of Das Kapital van Karl Marx bij ‘sciences sociales’ hoort of al bij ‘histoire’. Of bij ‘littérature’ misschien.
De piramide
We klimmen omhoog, naar de eerste verdieping, en zien daar hoe het classificatiesysteem van Otlet en La Fontaine méér wilde zijn dan alleen maar handig en overzichtelijk.

Otlet en La Fontaine hoopten dat ze uit alle gepubliceerde teksten (level I) via hun classificatiesysteem (level II) alle dubbele informatie zouden kunnen schrappen, en dat ze dan een samenvatting zouden kunnen maken, in de vorm van een encyclopedie (level III). (Vanaf daar hoopten ze dan nog op level IV te geraken, maar daarover later meer.)
We zien een aantal van de posters die samen de Encyclopaedia Universalis Mundaneum vormden. Er staan vooral veel tekeningen en illustraties op. Otlet wilde niet alleen de veelheid aan informatie tot een eenheid brengen, hij wilde die eenheid ook bij zo veel mogelijk mensen krijgen, en hij geloofde dat posters daarin het best zouden slagen. Het Mundaneum moest uiteindelijk tegelijk een wereldbibliotheek, een wereldmuseum en een werelduniversiteit worden. Het project zou via een ‘recapitulatie van de wereld’ bijdragen tot de ‘evolutie van de wereld naar het doel van universele samenwerking’ (zo stelt Otlet het in 1925 in een publicatie van de door hem opgerichte Union des Associations Internationales). Schematiserend werkte Otlet vanuit zijn bibliotheek aan niets minder dan aan de wereldvrede.

Idealen en praktijk
We moeten glimlachen om hoe simpel het lijkt: alle dubbele informatie schrappen en dan alles in schema’s de wereld insturen en hup, nooit meer oorlog. Later zoek ik op of Google ook zulke pacifistische idealen heeft. Ik vind in hun missie het volgende terug: ‘Google streeft naar een vrij, openbaar internet. Google gelooft in vrije toegang tot informatie. We werken er daarom hard aan om informatie op internet voor iedereen beschikbaar te maken. Wij zijn van mening dat de maatschappij het beste werkt wanneer alle meningen kunnen worden gehoord en dat mensen het meest gebaat zijn bij toegang tot een groot aanbod aan uiteenlopende content uit verschillende bronnen.’
‘Wij zijn van mening dat de maatschappij het beste werkt…’, het klinkt minder ambitieus dan de manier waarop Otlet het formuleerde, maar de hoop dat een eengemaakte kennisgemeenschap, waaraan iedereen bijdraagt en waartoe iedereen toegang heeft, voor een betere wereld zou zorgen, lijkt overeind te zijn gebleven, ondanks de twee wereldoorlogen die het Mundaneum van Google scheiden. Googles maatschappelijke ambities lezen wat cynisch, nu Google LLC (het bedrijf achter Google) onder vuur ligt omwille van de manier waarop informatie toegankelijk wordt gemaakt. ‘Vrijheid’ staat nu vooral voor hoe grote bedrijven ons surfgedrag bijhouden en doorverkopen aan mensen met veel geld, om ons vervolgens bepaalde informatie wel of niet te tonen, waardoor onze vrijheid toch danig wordt ingeperkt. Eerder dan vrede, zo zegt men, werkt Google polarisering en radicalisering in de hand.
Terwijl we over onze bezorgdheden omtrent Google praten, lopen we verder, en we voelen ons lichtelijk nostalgisch wanneer we doorheen het hele museum verschillende pacifistische slogans zien. Otlet en La Fontaine stichtten in 1907 de Union des Associations Internationales en La Fontaine kreeg in 1913 de Nobelprijs voor de Vrede. Tegelijkertijd straalt het Mundaneum ook iets dictatoriaals uit. Ergens op een bordje staat geschreven dat Léonie La Fontaine, de zus van Henri en medewerkster in het Institut vanaf 1893, ervoor had gezorgd dat ‘feminisme’ als thema werd toegevoegd aan de classificatie. Stel je voor dat alles wat er te weten valt over – bijvoorbeeld – ‘menstruatie in de cultuur van Congo in de achttiende eeuw’ bepaald zou zijn door een clubje Europese mannen (en af en toe een vrouw) ergens aan het begin van de twintigste eeuw.
Wat dat betreft is Google democratischer, of toch in principe: de website die het hoogste in de zoekresultaten verschijnt, is (nogmaals: in principe) de website die als ‘meest relevant’ wordt beschouwd, omdat er het vaakst naar wordt verwezen op andere websites, ongeacht wie of wat die website maakte. Dit algoritme, ‘PageRank’, is nu allang niet meer het enige algoritme dat voor de zoekmachine wordt gebruikt, maar daarmee onderscheidde Google zich wel van andere zoekmachines. AltaVista, bijvoorbeeld, nam de frequentie van een bepaalde zoekterm op een pagina als uitgangspunt: hoe vaker het woord voorkwam op een pagina, hoe hoger de pagina werd gerangschikt. Google daarentegen, gaat uit van de waardering van de gebruiker.
Misschien is Google dus wel goedbedoeld en is het door het kapitalisme alleen een beetje uit de hand gelopen. Otlet en La Fontaine hebben de Tweede Wereldoorlog ook niet tegengehouden. Misschien is Google te naïef geboren en groot geworden in een economie die Googles te snel groeiende macht naar haar hand heeft gezet. Aan de andere kant is geen enkel principe van ordening onschuldig of neutraal. Dat is alleen de nachtmerrie-bibliotheek van in het begin. We besluiten dat we te weinig weten over de bedoelingen van Google-oprichters Page en Brin en de precieze werking van hun zoekmachine om er al te stellige politieke conclusies aan te verbinden, en dat er aan alles een goede en een slechte kant is. We klimmen nog een verdieping hoger, naar de top van de driehoek, die eigenlijk, zo blijkt, een cirkel is.
De cirkel

Op de bovenste verdieping is een tijdelijke tentoonstelling ingericht met prenten uit de Atlas Mundaneum. Die atlas zou als het ware moeten volgen uit de universele encyclopedie. Hij bestaat uit zeven ‘kaarten’ die de zeven kennisgebieden weergeven die samen ‘de wereld’ vormen en dienen als een visuele synthese van alle kennis. ‘De Atlas Mundaneum heeft als doel om, in een reeks prenten, een beeld te geven van de belangrijkste gegevens met betrekking tot de wereld, haar onderdelen, hun onderlinge verbanden, de grote problemen van de universele orde.’ De wereld ordenen in schema’s levert volgens Otlet een beter begrip van de wereld op, omdat de wereld zelf een geordend systeem is, waarin alles met elkaar in verband staat.

Op deze tekening van Otlet kan je zien hoe het classificatiesysteem via steekkaarten in archiefkasten naar wetenschappelijke boeken leidt. Er is een tamelijk eenduidig verband tussen L’Univers, La Réalité, Le Cosmos en La Classification. Naast vrede in de wereld had het project van Otlet en La Fontaine dus de bedoeling om via classificatie en synthese de wereld te begrijpen. In de middelste cirkel op de tekening van de Atlas zien we dan ook hoe het Mundaneum, in de vorm van een piramide, de mens in staat zou moeten stellen om vanuit de onderste trede op te klimmen naar boven, naar de Sphaera Mundaneum: de ultieme synthese die tegelijk het ultieme inzicht is in de wereld.
De heilige graal

Hier bovenaan, tussen al die cirkels in cirkels, wordt het bijna mystiek. De Sphaera Mundaneum komt overal terug, het is de heilige graal, het symbool dat het Mundaneum samenvat: de classificatie en synthese als spiegel van de wereld en de wereld als een geordend en samenhangend systeem.
‘De gelijkheid, of gelijkenis van de Wereld, ontwikkelt zich zo: het is tegelijkertijd haar classificatie, het Totaal is 1, de delen, de decimale breuken’, staat er op de tekening.
Het Totaal is 1. Ik moest weer glimlachen, onwillekeurig. De naam ‘Google’ komt van het getal ‘googol’, een 1 met honderd 0’en (of, in de oorspronkelijke, niet-officiële definitie, ‘een 1 en dan 0’en schrijven tot je moe bent’). De naam staat voor de immense hoeveelheid informatie die een zoekmachine moet doorzoeken. De afstand tussen 1 en Googol is ongelofelijk groot, net niet oneindig.
Het Totaal is 1. Een driehoek en een cirkel: het doet me denken aan het bekende symbool van het oog van God bovenop een piramide. Otlet zocht, zo lijkt het, naar goddelijke kennis. Niet voor niets staat op veel van zijn tekeningen dit symbool:

De Atlas Mundaneum eindigt met een tekening van wat Otlet als centrale kamer voorzag voor het Mundaneum: de Cellula Mundaneum. Daar zou de ultieme synthese van de wereld zijn plaats krijgen: een achthoekige kamer met de acht cirkels van de Atlas op de acht muren, en in het midden van de kamer opnieuw de acht cirkels, op de vloer, met als middelpunt een beeld van de Sphaera Mundaneum op de piramide. Het Mundaneum is een cirkel, met een omtrek (de wereld), van waaruit wij moeten zoeken naar het middelpunt (de synthese), van waaruit dan weer honderden stralen de wereld verlichten.

En hier, tussen de cirkels in cirkels rond cirkels, op de bovenste verdieping van het Mundaneum, spat de gelijkenis met Google in duizenden stukken uit elkaar. We herkennen het Mundaneum niet meer als een mogelijk project. Onze wereld, de wereld van de generatie voor wie het internet even vanzelfsprekend is als een bibliotheek, heeft geen middelpunt en geen duidelijk afgebakende omtrek. ‘Alles tussen die twee uitersten, dat is misschien het internet’, zeg ik, maar dat lijkt ons toch te simplistisch. Het internet laat zich niet vangen in een cirkel. In onze wereld wordt elk eindpunt een nieuw beginpunt, vanwaaruit nieuwe lijnen steeds nieuwe punten bereiken, als wortels die zich ondergronds steeds verder vertakken. Een neuraal netwerk.
De wereld, het brein
Hoe langer we doorheen het museum dwalen, hoe meer we de afstand voelen tussen onszelf en het Mundaneum. Wij geloven niet meer in een ultieme synthese, in categorieën die door een elitair groepje mensen werden opgesteld, in een werkelijkheid die één is, in de boom der kennis. Ik betrap mezelf erop dat in mijn vaak terugkerende glimlach de gedachte verscholen zit dat Otlet en La Fontaine twee naïeve mannen waren, uit een oude wereld die nog simpel in elkaar zat. Ik vraag me af of we in de iets meer dan honderd jaren die mij van hen scheiden zoveel intelligenter zijn geworden, of de wereld zoveel complexer. Ik vraag me af of mensen over honderd jaar ook zo over ons zullen denken, over onze naïeve veronderstellingen, over de heilige graal die achter ons internet verborgen ligt.
Met die vragen in mijn achterhoofd begint me iets op te vallen. In een essay uit 1945 van de Amerikaanse ingenieur Vannevar Bush, dat ‘visionair’ wordt genoemd omdat er een machine in wordt beschreven die informatie beter toegankelijk zou maken aan de hand van een ‘memex’ (een soort van hypertext, die teksten onderling kan verbinden, zoals het wereldwijde web later), lees ik het volgende:
‘Onze onbeholpenheid bij het toegang krijgen tot het archief wordt grotendeels veroorzaakt door de kunstmatigheid van de indexeringssystemen. Wanneer gegevens van eender welke aard opgeslagen worden, worden ze alfabetisch of numeriek gerangschikt, en informatie wordt gevonden (als ze al gevonden wordt) door ze te traceren van subklasse naar subklasse. Ze kan slechts op één plaats staan, tenzij er duplicaten worden gebruikt. Er zijn regels nodig die bepalen welk pad de informatie detecteert en die regels zijn omslachtig. En als je een item gevonden hebt, moet je uit het systeem komen en er weer binnengaan langs een nieuw pad. Zo werkt de menselijke geest niet. Ze werkt via associatie.’
Zo werkt de menselijke geest niet. Zowel het Mundaneum als Google proberen een chaos van informatie toegankelijk te maken via verbanden, gelijkenissen en verschillen. Maar onze weg doorheen de bibliotheek van Babel is niet langer een zoektocht naar de structuur van de wereld, maar naar de structuur van ons brein. Geen objectiviteit, maar intersubjectiviteit, geen hiërarchie, maar horizontaliteit, geen cirkels en piramides, maar een neuraal netwerk: Google probeert het menselijk denken te vatten in plaats van de wereld waarop dat denken zich richt. Het internet doet ons naar binnen keren, als bij het orakel van Delphi staat boven de toegangspoort geschreven: ‘Ken Uzelf’.
Maar dat is allemaal hoogst speculatief. Laat ik afsluiten met iets wat ik met meer stelligheid durf te beweren. Verdwalend in het Mundaneum kwamen we het internet tegen in wat het niet meer is: een poging tot het vinden van de totale synthese. Een piramide opklimmend tot een goddelijke alwetendheid. Een cirkel met een middelpunt en een duidelijk afgelijnde omtrek. Of dat verlies iets treurigs is, weet ik niet. Dus daarom,
voor de pessimist: Wat het internet ons heeft doen verliezen, is dat onze wereld geen middelpunt heeft, dat alles niet optelt tot 1, maar tot Googol.
en voor de optimist: Wat het internet ons gegeven heeft, is dat onze wereld geen middelpunt heeft, dat alles niet optelt tot 1, maar tot Googol.