‘Verkeerde’ feministische literatuur en wat we ermee doen

Door Ilse Ghekiere, op Mon Jul 04 2022 22:00:00 GMT+0000

Bewierookt als utopische feministische klassieker, maar gecontesteerd om haar racistische gedachtegoed. Wat doe je vandaag met een boek als Herland (1915) van Charlotte Perkins Gilman? Ilse Ghekiere noteert haar bedenkingen bij de Nederlandstalige heruitgave van de roman door Karakters Uitgeverij.

Herland, de utopische klassieker van de Amerikaanse schrijfster, sociologe en politiek activiste Charlotte Perkins Gilman, werd eind april door Karakters Uitgeverij gepubliceerd in een volledig herziene Nederlandse vertaling, getiteld Moederland. Onder het motto ‘waar ondergesneeuwde klassiekers een tweede kans krijgen’, brengt deze jonge uitgeverij vergeten boeken opnieuw in circulatie in de Lage Landen. Klassiekers hebben vaak iets heiligs en onaantastbaar, maar komen niet zonder problemen. Dat geldt ook voor Moederland. Wat doen we met feministische klassiekers, hun blinde vlekken en de hypocrisie, hun ondubbelzinnig racistische en fascistische gedachtegoed behalve ze benaderen als interessante getuigen van een tijdsgeest?

Haarland

De oorspronkelijke uitgave uit 1915 trok een tijd geleden mijn aandacht dankzij een haast té vrijblijvende leestip van een collega-feminist. Op de vraag waarover het boek ging, kreeg ik het antwoord: ‘Er is een land waar alleen vrouwen wonen. Alles is er heerlijk… dan komen de mannen.’ Dat was voor mij niet meteen een antwoord, waardoor ik enthousiast naar de boekenwinkel holde.

Mijn interesse werd alsnog gewekt toen ik het voorstel kreeg om de herziene vertaling van Herland te bespreken. Niet in het minst omwille van de vertaalde titel, maar ook omdat ik benieuwd was naar wat een hedendaagse vertaalslag met het boek had gedaan. Waar ‘Herland’ makkelijk de titel van een HBO-serie zou kunnen zijn, klinkt de titel Moederland een stuk minder flashy. Wat had ik graag op die redactievergadering aanwezig geweest: ‘Zeg, wat doen we met die titel? Haarland? Nee, toch.’

‘Ze liepen als herten’

‘Haarland’ had als vertaling nochtans niet zo’n vreemde keuze geweest. De korte kapsels van de Moederlandse bewoners worden herhaaldelijk aangehaald door protagonist Vandyck (Van) Jennings, door wiens ogen we de vrouwen bekijken, als ‘altijd licht en schoon en fris’. Jennings is één van de drie mannelijke ontdekkers van de Moederlandse samenleving die de exclusieve vrouwelijkheid van het land onaangekondigd omverwerpen. In de vorm van een soort antropologische mémoire, beschrijft Jennings naast de praktische haartooi ook andere kenmerken van de vrouwen en hun geïsoleerd land: van de goed onderhouden bossen, de praktische maar toch esthetisch ontworpen huizen, tot de atletische lichamen van de vrouwen, gekarakteriseerd met dierlijke metaforen (‘ze liepen als herten’).

Dat Gilman door Karakters Uitgeverij de ‘Amerikaanse tweelingzus van Virginia Woolf’ wordt genoemd, vind ik enigszins verrassend.

Deze mannelijke vertelstem, die je als lezer meeneemt naar het Moederland, en je daarbij de seksistische observaties en platitudes niet bespaart, zou je haast doen vergeten dat het een vrouw is die de pen vasthoudt. Gilman gebruikt de drie breinen van de hoofdpersonages als filter waardoor ze de lezer naar het land laat kijken, elk met hun eigen patriarchaal perspectief: Jeff, de romanticus en charmeur die de vrouwen op een piëdestal zet en hen belaadt met mooie woorden. Terry, de alfa-macho, de veroveraar en uiteindelijk ook geweldenaar. En Vandyck zelf, de zogenaamde ‘objectieve’ wetenschapper van het groepje die de ‘hoge beschaving’ van het matriarchaat probeert te vatten vanuit een wereldbeeld waarin ‘norm’ gelijk staat aan ‘man’.

Zo verbeeldt Jeff zich bij aanvang van de reis een prachtig land ‘vol rozen en baby’s, kanaries en kanten kleedjes’ en legt Vandyck verbanden met de Griekse Amazonen en andere afgezonderde republieken zoals Andorra en Montenegro, terwijl hij toch ook meteen wijst op de ‘fysiologische beperkingen van de zwakke sekse’. Macho Terry daarentegen speculeert dat de vrouwen er wellicht veel ruzie maken, want ‘dat doen vrouwen altijd’ en dat ze van samenwerken of organisatie niet veel moeten verwachten. Dat staat natuurlijk lijnrecht tegenover wat ze aantreffen in Moederland, met voor elk van hen een mannelijkheidscrisis tot gevolg: ‘Ze schijnen niet te merken dat wij mannen zijn’ (...) ‘Ze behandelen ons − nou, net als elkaar. Het is alsof ons man-zijn een minder belangrijke bijkomstigheid is.’

Feministisch pamflet

Het plot van Moederland is niet bepaald sterk of overtuigend. Dat Gilman door Karakters Uitgeverij de ‘Amerikaanse tweelingzus van Virginia Woolf’ wordt genoemd, vind ik dus enigszins verrassend. Behalve een gedeelde interesse voor de feministische vraagstukken van die tijd, zie ik weinig raakvlakken tussen de twee auteurs. In tegenstelling tot Woolf slaagt Gilman er bijvoorbeeld niet in om de vrouwelijke personages van Moederland echte diepgang te geven. Dat heeft niet alleen te maken met de sociologische lens waardoor de vrouwen worden gezien door de mannen als ‘collectieve ander’, maar ook met de manier waarop ze ad nauseam worden beschreven als volmaakt: ze zijn geduldig, beheerst, altijd geïnteresseerd en in een goed humeur, uiterst intelligent en ‘volkomen onbevreesd’. Die ontmenselijkte perfectie maakt inleving in de vrouwelijke personages erg moeilijk, terwijl dat met de veel gelaagdere seksistische mannelijke pioniers wel kan.

Hoewel Moederland boeiende feministische thema’s aanreikt, hangt er een donkere wolk over. Gilman was een voorstander van eugenetica of ‘rasverbetering’.

Wat Moederland wel interessant maakt, zijn de politieke ideeën die uit het verhaal doorklinken. Met het publicatiejaar en de suffragettebeweging in het achterhoofd, lees je tussen de lijnen door zonder veel moeite een feministisch pamflet. Vertrekkend vanuit de toen nog avant-garde theorie dat gender een maatschappelijke constructie is, plaats Gilman de rol van het vrouwencollectief en het zusterschap centraal. Wanneer de drie mannen bij aankomst gevangen worden genomen door een pacifistische ‘solide massa van vrouwen’, lezen we een duidelijke verwijzing naar de suffragettes: ‘Ze hadden iets over zich van stoere burgers die haastig bijeen zijn gekomen om het hoofd te bieden aan gemeenschappelijke nood of gevaar, allen gemotiveerd door precies dezelfde gevoelens, door hetzelfde doel.’

Verder resoneert de strijd rond onderwijs voor vrouwen in de manier waarop Moederland uitgebreid ingaat op de leergierigheid en de intellectuele verworvenheden van het vrouwenvolk. Enkele andere strijdpunten van de eerste (en latere) feministische golven die Gilman injecteert: het belang van geprofessionaliseerde kinderzorg, de collectieve verantwoordelijkheid voor zorgwerk als alternatief voor het kerngezin dat de huisvrouw isoleert van het publieke leven, én de bewuste keuze om een kind te krijgen. Deze thema’s doen dan ook denken aan haar vroeger en meest bekende kortverhaal ‘The Yellow Wallpaper’ (1892), een verhaal gebaseerd op Gilmans postnatale depressie en de voorgeschreven ‘rustkuur’ die haar tot waanzin drijft.

Selectief fokken

Hysteria heeft weliswaar geen plaats in Moederland. Zou dat het geval zijn, dan hadden de übervrouwen er wellicht een oplossing voor – net zoals voor veel zaken. Mijn favoriete oplossing gaat samen met de vervanging van veeteelt: ‘Melk? We hebben melk in overvloed − onze eigen melk.’ Rond reproductie hangt er echter heel wat mysterie. Het antwoord blijkt uiteindelijk parthenogenese of aseksuele reproductie te zijn. Wat aanvankelijk futuristisch klinkt, wordt later beschreven als een soort goddelijke onbevlekte ontvangenis – in naam van de natie: ‘Voor hen was het moederschap waarnaar ze zo verlangden niet alleen een persoonlijke vreugde, maar de hoop van een natie.’

Mijn uiteindelijke kritiek op de herpublicatie van Moederland is gericht naar de uitgever: waar is het voorwoord?

Hoewel Moederland als ingebeelde utopie en als alternatief voor de sociale orde van de ‘echte wereld’ anno 1900 heel wat boeiende feministische thema’s aanreikt, hangt er een donkere wolk over het werk en de oplossingen die het biedt. Gilman was niet alleen een nationaliste, maar ook een voorstander van eugenetica (of ‘rasverbetering’). Doorheen haar politiek werk staat het belang van grensbescherming hoog op de agenda en flirt ze met ideeën omtrent raciale zuiverheid. De titel van haar essay ‘A Suggestion on the Negro Problem’ (1908) laat weinig over aan de verbeelding. Moederland kan dus gelezen worden als een fictieve testruimte voor theorieën over menselijke maakbaarheid met de witte moeder als ideaal.

Zo leggen de Moederlanders aan de mannelijke bezoekers uit hoe ze de dieren en bevolking selectief fokken om niet alleen de voedselbevoorrading op pijl te houden, maar ook om zich te beschermen tegen overbevolking én hun eigen beschaving tot een hoger niveau te tillen. Meisjes die bijvoorbeeld ‘slechte eigenschappen’ vertonen, krijgen het advies om het moederschap op te geven. Kiezen ze toch voor een zwangerschap, dan wordt de opvoeding van het kind toevertrouwd aan ‘de meest geschikten’. Met andere woorden, het Moederlandse maakbaarheidsproject vertrekt vanuit natuurlijke selectie (nature) en gebruikt opvoeding en omgeving om te perfectioneren en eventuele ‘afwijkingen’ recht te zetten (nurture). De beschrijving van de vrouwen als hoogstwaarschijnlijk ‘afkomstig van het Arische ras’ laat weinig ruimte voor interpretatie.

Ongemak

Mijn uiteindelijke kritiek op de herpublicatie van Moederland is gericht naar de uitgever: waar is het voorwoord? Niet dat ik denk dat de lezer de complexiteit van Moederland anders niet kan vatten of een trigger warning nodig heeft − het is niet meteen opake literatuur − maar omdat een voorwoord een soort compañera in het ongemak kan zijn. Want wat doen we met deze feministische klassiekers, hun blinde vlekken en de hypocrisie, hun ondubbelzinnig racistische en fascistische gedachtegoed behalve ze benaderen als interessante getuigen van een tijdsgeest? Ik denk daarbij aan de heruitgave van Een kamer voor jezelf van Virginia Woolf in 2018 en hoe het voorwoord, dat bestaat uit een correspondentie tussen Gloria Wekker en Simon(e) van Saarloos, mij ertoe aanzette om onder meer imperialistische elementen een plaats te geven in mijn liefde voor het literaire werk.

Het is nogal tegenstrijdig dat we haar werk het label ‘feministische klassieker’ toekennen, terwijl Gilman deze term uitdrukkelijk verwierp.

Het was interessant geweest om Moederland in relatie te brengen met andere feministische literaire utopieën, zoals Sultana’s Dream (1905) van de Bengaalse schrijfster Rokeya Sahawat Hussain; een werk dat tien jaar eerder verscheen en dat in tegenstelling tot Moederland een vrouw aan het woord laat en bovendien vertrekt vanuit een Zuid-Aziatische context. Bij andere hedendaagse uitgaven van Gilmans werk wordt overigens wel een kritische contextualisering toegevoegd: het voorwoord bij de nieuwste editie van The Yellow Wallpaper and Other Writings (2019) is niet mals voor haar obsessie met eugenetica: ‘For anyone who has thought of Gilman as a hero of early feminism, I would urge another look. (...) What’s hidden is dangerous. Motives are important.’

Het is een terechte veroordeling. Bovendien is het nogal tegenstrijdig dat we haar werk het label ‘feministische klassieker’ toekennen, terwijl Gilman deze term uitdrukkelijk verwierp. Zoekend naar ruimte voor ‘het ongemak’, kom ik tot de magere conclusie dat ‘verkeerde feministische literatuur’ nu eenmaal bestaat, dat het veel werk vereist om je er als hedendaagse lezer toe te verhouden, maar dat ook dat interessant en noodzakelijk is.

Moederland kan in dat opzicht gelezen worden als een rationele, maar onuitgewerkte reactie op de patriarchale onderdrukking van de witte middenklasse vrouw en de prijs die suffragettes betaalden voor hun gewelddadig verzet. Een soort doorgeslagen oplossingsdenken voor het 'probleem van de vrouw' dat resulteert in een gevaarlijke pragmatiek en perfectionisme. Een gecontroleerde bevrijding die eindigt in fascisme, omdat de feministische verbeelding tekortschiet – of omdat elke voorgestelde utopie een mogelijke dystopie in zich draagt.