Gedichten

Door Mustafa Kör, op Thu Aug 12 2021 02:27:00 GMT+0000

Dichter des Vaderlands Mustafa Kör ontdekte de literatuur na een zwaar auto-ongeval, waardoor hij in een rolstoel terechtkwam. Hij schreef vijf gedichten voor het CRIP-nummer.

Verlamd verdriet

Dagen al kruip ik rond in huis
beloftevolle dichter die moet inlossen
van een onbevruchte dracht

Onbevlekt, heilig vuur, verspeelde
engelen, zelfs dat soort praat
dicteert mijn behaagzieke drift

Gebogen over dode dichters wier levens
niet meer was eens ze er toe deden
zie je het masker van je gezicht scheiden

De mijnen van je kindertijd, vol beloftes
pretentieus en eerlijk als hongerige magen
naar vlinders, linzensoep en Turks brood

Ook mooie meisjes werden moeders, vluchtten
uit mijn barokke hoofd, reeds toen een zwarte romanticus in de dop, waar geen zee voor bestond

Ik wilde terug die schooluitstap naar de Ardennen
Ik wilde ik had de moed, ik wilde ik was niet
één en al verlamd verdriet


Vereeuwigd

Mijn chronisch verkrampte benen
ik had ze amper in bed gehesen of de bel
kondigde de komst van bittere vruchten

Een schrijfbroeder vond mijn levensloop
waardig genoeg om bomen voor te vellen en
te kaften. Tragiek in paperback, eerste druk

geboekstaafd op mijn dorpel. Een beknopt leven
over Vlaamse kasseinen, renaissance, queesten
zichzelf dodende broers. Wat dat al met me deed

Eerlijk waar, na je veertigste word je er een
die meedeint op vlagen van gevierendeelde uren
en andermans boeken waarin we verdwenen


Pastorale

Veertig. Symbolisch getal in mijn vorming. Borelingen mogen pas buiten na veertig dagen. Veertig dagen vasten. Veertig keer zondigen.

Zomaar ben ik het geworden.
Maar ik was een steppenkind
leerde de mores op rode aarde

Toen stapte het leven gewoon ons huis binnen
nam mijn vaders adem mee en braken moeders vleugels voor het eerst. Mijn Arcadië in opstand

Toen ik voor dood lag in een Limburgse greppel
kusten ze mijn ogen als een Noordzee in februari
ik hoorde ze door de vorst die mijn adem benam

Het geruis van populieren. Woeste herdershonden.
Mijn schaafwonden. Mijn vlag en geloof. De bergen waar partizanen en wolven scholen. Veertig duizend

ravenzwarte kralen aan mijn dromenvanger


Onbeperkt land

Het land in mij heeft geen grenzen
Het is van geboorte al onbeperkt
en ongebonden. Het is vrij

als kinderen die nastaren zonder
medelijden. In mijn land geen
wegkijkblikken. Hier oordelen we

als onze magen, geregeld en hongerig
naar vlinders. Mijn land is bewoond
door vrijbuiters, buitenbeentjes, een

goddelijk allegaartje zonderlingen
Ze waaieren uit over keien en dorpels en deinen frêle als baleinen naar hun

nirwana. Het land in mij is utopie
noch fictie, het is simpelweg geen
land van lammen en blinden


Ontdooid

Komt een dag dat je
alle beloftes ten spijt
niet meer staat te
midden de strijd
om brood en liefde

Het lijf bleek maar gerei
dat uitvoert wat de souffleur vroeg

Gedaan met het gejaag
en het treurspel der harten
De mystieke had een glansrol
speciaal voor jou

De wereld had je bijeen gekrijst
toen je mens werd en vuisten balde
om hoofd te bieden aan het leven
dat die ene dag zelf zou krijsen
om het lot dat in je merg sloeg
als vorst op bloesem