Waarom het visionair verzet op de klimaattop inheems is
Door Laura Sear, Linde De Vroey , op Thu Nov 18 2021 17:00:00 GMT+0000Filosofe Linde De Vroey en journaliste Laura Sear trokken naar de COP26, de internationale klimaattop die dit jaar in Glasgow werd gehouden. Drie weken lang delen ze hun observaties en reflecties. Deze week: inheemse volkeren, talen en culturen inspireren Schotse klimaatactivisten. Wat kan een hernieuwde waardering van ‘inheemsheid’ betekenen in tijden van klimaatontwrichting?
‘Het verlangen naar dingen die je niet kan benoemen’, zo omschrijft de Zuid-Afrikaanse schrijfster en journaliste Sylvia Vollenhoven het gemis dat voortkomt uit een voortdurend patroon van (neo-)koloniale agressie tegen natuur én inheemse cultuur. Al eeuwenlang verloren en verliezen inheemse volkeren niet alleen hun land maar ook hun levenswijze en culturele identiteit aan mijnbouw, veeteelt, de fossiele industrie of andere kapitalistische projecten. ‘Dit alles is onderdeel van een continue reproductie van koloniale patronen,’ zegt Erna Von der Walde, oprichter van de kritische culturele organisatie Más Arte Más Accion (Meer Kunst Meer Actie) voor inheemse gemeenschappen in het Colombiaanse regenwoud. In een koloniaal patroon van toe-eigening, overheersing en vernietiging gaan ecocide en feitelijke of culturele genocide hand in hand. Inheemse taal, poëzie en kunst kunnen daartegen een emanciperend middel zijn, een eerste stap om zowel zichzelf als de natuurlijke omgeving aan die overheersing te onttrekken.
De venues in Glasgow gonsden van de succes-verhalen over inheemse gemeenschappen en hun ‘natuurlijke connectie met het land’.
Indigenous people of inheemse naties kregen op deze COP26 een iets meer prominente stem dan de voorbije jaren. Verschillende landen en privé-fondsen, waaronder Duitsland, het VK en Nederland (België is jammer genoeg niet van de partij) beloofden een bedrag van 1,7 miljard dollar aan inheemse gemeenschappen om hun bossen en ‘natuurlijke hulpbronnen’ (zoals de officiële verklaring het omschrijft) te beschermen. In de Green Zone, op de klimaatprotesten en op de People’s Summit, de parallelle klimaattop voor activisten, werden inheemse leiders en activisten uit het Amazonegebied, het Congolese regenwoud of Zuidoost-Azië met open armen ontvangen. De venues in Glasgow gonsden van de succesverhalen van inheemse gemeenschappen die er dankzij hun ‘natuurlijke connectie met het land’ in slagen de natuur te beschermen; of die er dankzij een combinatie van westerse en inheemse kennis nieuwe bio-landbouwprojecten starten, zoals de Indigenous Youth Homecoming Movement in Indonesië.

Een eerlijke observatie leert echter ook dat deze ‘succesverhalen’ op mondiale schaal veeleer een pleister op een hevig bloedende wonde zijn: de koloniale verdringing van inheemse levenswijzen, wereldbeelden en leefgebieden die nog steeds intensief verder gaat. Sinds het ondertekenen van de klimaatakkoorden van Parijs, zes jaar geleden, zijn meer dan duizend milieubeschermers en -activisten vermoord, waarvan minstens een derde inheems was. Inheemse leiders zijn nog steeds zwaar ondervertegenwoordigd in de onderhandelingen die plaatsvinden op topniveau in de Blue Zone. Daar worden de gesprekken gevoerd vanuit een overwegend westers wereldbeeld, waarin klimaatmitigatie en een transitie naar hernieuwbare energie centraal staan. Maar zulke ‘oplossingen’ veranderen niets aan de onderliggende koloniale en kapitalistische structuren en leiden niet tot meer klimaatrechtvaardigheid.
Vanwaar komt de westerse fascinatie voor ‘inheemsheid’? Is het een symptoom van een cultuur die haar eigen voedingsbodem verloren is, en die daarom elders moet gaan zoeken?
‘We hebben in het westen de neiging om inheemse volken eenzijdig te romantiseren,’ zegt Von der Walde, die in kunstgalerij The Briggait de dialoog aangaat met Schotse kunstenaars en studenten. ‘We kijken naar hun ‘natuurlijke connectie met het land’ alsof dat een gegeven zaak is. Maar in werkelijkheid is het evenzeer de goede politieke organisatie van deze mensen in gemeenschappen die ervoor zorgt dat ze hun land kunnen beschermen.’ Die westerse romantisering van inheemse culturen is evenmin onschuldig. De culturele identiteit van sommige naties dreigt paradoxaal genoeg in het gedrang te komen door dat geromantiseerde beeld. ‘Sommige mensen uit deze gemeenschappen ontmoeten academici en vragen zelfs: hoe kunnen we inheems zijn? Leer ons om inheems te zijn!’ zegt Von der Walde.

Zulke anekdotes tonen aan hoe inheemse volkeren in een spreidstand gedwongen worden tussen hun eigen culturele tradities, moderne ontwikkeling én westerse verwachtingen over ‘inheemsheid’. Maar misschien tonen ze ons ook iets belangrijk over onze eigen moderne beschaving. We moeten niet alleen in eigen boezem kijken als het gaat over de verwachtingen die wij inheemse naties opleggen, maar ook onze eigen culturele identiteit onder de loep nemen: vanwaar komt deze hernieuwde westerse fascinatie voor ‘inheemsheid’? Is het misschien ook een symptoom van een cultuur die haar eigen voedingsbodem (letterlijk en figuurlijk) al lang verloren is, en deze bodem daarom ergens anders moet gaan zoeken? ‘De industriële revolutie heeft niet alleen geleid tot een immense toename van CO2-uitstoot’, zo vatte de Britse journalist Jonathan Watts het samen tijdens een presentatie in de Green Zone, ‘maar ook, en even problematisch, tot een soort ontworteling; een disconnectie met het land, de bodem waarop we leven.’ Misschien is het deze ontworteling die ons met zoveel bewondering naar inheemse gemeenschappen doet kijken.
Veertig procent van de inheemse talen in de wereld dreigen binnen enkele decennia te verdwijnen.
‘Mijn volk gelooft dat we tot het land behoren,’ zegt Sylvia Vollenhoven. ‘Er is een wederzijds gevoel van behoren tussen mensen en land, een behoren-tot dat verloren gaat in de koloniale visie van land bezitten, bewerken en exploiteren.’ Het woord dat ze gebruikt is het moeilijk vertaalbare belonging – een combinatie van to be, te zijn, en longing, te verlangen. Maar wie ontworteld is, houdt in relatie met het land alleen maar dat laatste gedeelte over. Vollenhoven is een van de 36 lokale kunstenaars die meewerkten aan Living Language Land, een project dat zichzelf omschrijft als ‘een reis doorheen bedreigde talen die verschillende manieren blootlegt om ons tot het land en de natuur te verhouden.’ Naar aanleiding van de COP26 verzamelde het project 26 woorden in verschillende inheemse talen, waarvan velen met uitsterven bedreigd zijn. Veertig procent van de inheemse talen in de wereld dreigen binnen enkele decennia te verdwijnen, vervangen door de talen van het onderwijs en social media, zoals het Engels of het Spaans. Net zoals soorten en leefgebieden massaal uitsterven, verdwijnen unieke woorden en talen om deze lokale soorten en landschappen te omschrijven in ons huidige tijdperk van globalisatie en massa-extinctie. En daardoor verdwijnt veel meer dan woorden alleen. Iedere taal kent niet alleen onvertaalbare woorden, maar ook unieke manieren om uitdrukking te geven aan de natuurlijke wereld die ons omringt. Sommige talen kennen geen woorden voor ‘ik’, alleen ‘wij’. Andere talen kennen geen zelfstandige naamwoorden, alleen werkwoorden, en leiden ons binnen in een wereld waarin alles constant in beweging is. Taal is een manier om toegang te krijgen tot een wereldbeeld. En taal ontsluit daardoor manieren om (opnieuw) tot het land te behoren.

Het hoeft eigenlijk niet te verbazen dat een klimaattop in het Schotse Glasgow de nadruk legt op inheemse cultuur. Ook vele Schotten beroepen zich graag op hun ‘inheemse’ erfenis, de Keltische cultuur en Schotse talen, waarvan het Gaelic (de oudste taal in Noordwest-Europa) de voornaamste is. Deze talen werden gedurende de laatste eeuwen naar de rand van de extinctie gedreven, maar lijken – net als de Keltische cultuur – thans aan een revival bezig, niet zelden onder klimaatactivisten. Schotland kent zelf een geschiedenis die door sommige activisten omschreven wordt als een patroon van koloniale overheersing en onderdrukking. In de 18de en 19de eeuw werden duizenden Schotten van hun land verdreven om plaats te maken voor het grote kapitaal in wat bekend staat als de Highland Clearances – in het Gaelic Fuadaichean nan Gàidheal, het verdrijven van de Gael of Kelten. In dit vaak gewelddadige proces van onteigening en ontworteling ging een groot deel van de unieke Keltische cultuur van de hooglanden en eilanden verloren, en verdween ook het Gaelic naar de achtergrond. Bovendien veroorzaakten de clearances niet alleen een menselijk drama, maar op vele plaatsen ook een ecologische destructie. Landen en bossen die daarvoor beheerd werden door de gemeenschap, moesten nu plaatsmaken voor schapenboerderijen en industriële houtkap, een kaalslag op het Schotse landschap.
Voor inheemse volkeren is het opnieuw claimen van hun cultureel erfgoed een krachtig instrument in hun klimaatactivisme.
‘Tweehonderd jaar geleden al is het Caledonische woud geveld. Het model van kolonisatie werd toen al uitgetest in Schotland. Nu zien we datzelfde model in het Amazonewoud’, zegt Neil Bromwich, kunstenaar in The Briggait. De ironie wil dat vele ontheemde Schotten later de oversteek naar de kolonies in Amerika maakten en daar de vicieuze cirkel van koloniale overheersing voortzetten, ditmaal als kolonisatoren. Het is daarom belangrijk dit koloniale patroon te doorbreken, in plaats van er steeds opnieuw in te stappen. Vandaar dat Bromwich, net als sommige andere Schotten, voorstander is van een re-indigenization: een hernieuwde verbinding met de eigen culturele wortels om op die manier ook een connectie met het land terug te vinden.

The Briggait host tijdens de COP26 – naast Latijns-Amerikaanse ceremonies – ook rituelen geïnspireerd op een Keltische traditie, waarin een connectie met de aarde en de natuur centraal staan. Zulke referenties naar een spirituele erfenis zagen we eveneens bij GalGael, een gemeenschap in Glasgow die klimaatactivisme verbindt met een opvallende mix van Keltische cultuur, kunst, spiritualiteit, buurtwerk, anarchisme en een pleidooi voor onafhankelijkheid. Alastair McIntosh, een van de belangrijkste leden van GalGael, adresseert de aanwezigen tijdens een klimaatactie in traditionele klederdracht, verwijst naar druïdische spreuken en rituelen, vertelt anekdotes over Schotse clans en citeert met groot gemak middeleeuwse profeten. Toch lijkt er hier meer aan de hand dan een romantisch dwepen met het verleden. Voor deze mensen is het opnieuw claimen van hun cultureel erfgoed een krachtig instrument in hun klimaatactivisme. ‘Onze toekomst claimen begint bij onszelf te dekoloniseren’, zegt McIntosh. En die dekolonisatie staat gelijk aan een re-indigenization. Zo’n hernieuwde ‘inheemsheid’ is een daad van verzet tegen de vervreemding en ontworteling teweeggebracht door een koloniaal en kapitalistisch systeem. ‘De wortels van de klimaatveranderingen raken zovele aspecten van ons leven aan’, schrijft McIntosh, die ook academicus en schrijver is, in zijn profetische boek Hell and High Water. ‘De vraag is (...) hoe de ziel kan teruggeroepen worden.’
Eén van de mogelijke antwoorden van McIntosh, Bromwich en andere Schotse kunstenaars, sjamanen en activisten luidt: via de kunst en de taal. De Schotse ziel heeft zichzelf – en daarbij ook haar omgeving – altijd al gezocht in haar poëzie en taal. Schotland heeft een rijke dichterlijke traditie, zowel in het Engels als in het Gaelic of in de lokale talen van de eilanden. ‘Onze woorden zijn heel specifiek voor het Schotse landschap’, zegt Roseanne Watt, een jonge dichteres uit de Shetlands, een eilandengroep in het uiterste noorden. Watt zelf komt uit een generatie die vervreemd is van haar moedertaal. Haar ouders hadden een zekere schaamte tegenover hun eigen taal, het Shetland, en voedden hun kinderen grotendeels op in het Engels. Watt beschrijft wat ze noemt ‘de wanhoop van een taal te verliezen’, een wanhoop die ze probeerde te bestrijden door het Shetlands weer op te nemen en in die taal te beginnen dichten. ‘Wat er echt op het spel staat, is een manier om je wereld uit te drukken’, zegt Watt. ‘Een taal verliezen betekent een deel van je relatie met de natuurlijke wereld verliezen.’
Voor vele activisten zijn taal en kunst de voedingsbodem waaruit zij troost en hoop halen om te blijven vechten voor hun land en de natuur.
Haar woorden echoën dat ‘verlangen naar dingen die je niet kan benoemen’ van Volkhoven en andere inheemse activisten. De herontdekking van de diepere realiteit van een taal wijst de weg naar een herontdekking van het land, de natuur, en in ultimatum ook van onszelf. Kunst en taal verbinden ons opnieuw met de wereld en stellen ons in staat dingen te zien die we zonder de juiste woorden of beelden simpelweg niet kunnen zien. Ze geven ons een mogelijkheid om van longing terug in belonging te stappen.

Voor de meeste onderhandelaars in pak op de COP spelen cultuur, kunst en taal slechts een bijrol in het klimaatdebat. Maar voor vele activisten – of het nu gaat om inheemse naties uit de Amazone of westerlingen op zoek naar hun eigen vergeten wortels – is de poëtische realiteit van taal en kunst de voedingsbodem waaruit zij troost en hoop halen om te blijven vechten voor hun land, om de natuur te blijven verdedigen en hun klimaatstrijd te blijven voortzetten. Kunst en poëzie helpen ons om de existentiële crisis te navigeren die de klimaatontwrichting ook voor elk van ons meebrengt. Het (her)ontdekken en in ere houden van inheemse talen en wereldbeelden biedt een broodnodig tegenwicht tegen de culturele hegemonie die globalisering, kolonialisme en kapitalisme overal ter wereld proberen opdringen. In dat opzicht is het vasthouden aan ‘inheemsheid’ geen conservatieve nostalgie, maar wordt ze een daad van verzet: een actieve en gegronde strijd voor een hoopvolle toekomst.