Waarom reggae al een halve eeuw wordt gecanceld
Door Karel Michiels, op Mon Nov 28 2022 23:00:00 GMT+0000Drugs, seksisme, homofobie, religieus fanatisme, patois. Altijd vond men wel een reden om reggae in het verdomhoekje te duwen. De conservatieve muziekkritiek maakt zo niet alleen subversieve stemmen monddood, stelt Karel Michiels, ze miskent ook de roots van de mainstream popmuziek.
Reggae is van nature subversief. Dat merk je niet alleen aan de teksten maar ook aan het ritme. De klemtoon ligt op wat in de westerse muziekwereld de offbeat wordt genoemd, die doorgaans niet geaccentueerd wordt in een maat. Het is allicht een van de redenen dat reggae in een door de 4/4 discobeat gedomineerde danswereld nooit echt populair is geworden: veel witte mensen kunnen er gewoon niet ontspannen op dansen. De ska, de snelle maar ritmisch gelijkaardige voorloper van de reggae, is niet toevallig ontstaan in de periode dat Jamaica onafhankelijk werd. Het was de uitgelaten muziek van een volk dat zich eindelijk bevrijd wist van het Britse koloniale juk. Het nieuwe establishment van het eiland, witte en zeer licht gekleurde mannen voorop, keek toen al neer op de vele rasta’s onder de muzikanten.
Ganja tunes
De afkeer ten aanzien van rasta’s zien we bijvoorbeeld bij de wereldexpo van 1964 in New York. Niet The Skatalites, algemeen beschouwd als de virtuoze uitvinders van de ska (alle muzikanten hadden een jazzopleiding genoten), maar Byron Lee & The Dragonaires mochten er Jamaica vertegenwoordigen, een orkest van overwegend Chinese afkomst dat het genre ontdeed van zijn rauwere, vaak geïmproviseerde schoonheid. Dat de muzikanten van The Skatalites veel ganja (cannabis) consumeerden, was hét excuus om hen te discrediteren als de ware vertegenwoordigers van de ska.
Witte rock- en popsterren zijn altijd makkelijk weggekomen met hun overmatig drank- en druggebruik. Het is nooit een argument geweest om hun muziek af te keuren en maakte zelfs deel uit van de mythe die rond hen werd gecreëerd. Als het over reggae gaat, blijkt drugs plots wel een issue. In tal van interviews moeten grote artiesten als Bob Marley zich tegenover witte, enggeestige intellectuelen verantwoorden omdat ze wel eens een spliff roken, en wordt hun vakmanschap ter discussie gesteld.
In tegenstelling tot reggaeartiesten zijn witte rock- en popsterren altijd makkelijk weggekomen met hun overmatig drank- en druggebruik.
De Jamaicanen hebben altijd volhard in de boosheid. Bijna elke reggaeartiest heeft minstens één ganja tune op het repertoire staan, een liedje dat cannabis verheerlijkt en oproept tot legalisering. Die vele honderden nummers hebben zich ondergronds over de wereld verspreid en leverden zo een belangrijke bijdrage aan het groeiende bewustzijn rond cannabis. In Nederland was dat begin de jaren 1980 de verdienste van de Doe Maar, onbetwistbaar een reggaeband, die met ‘Nederwiet’ een hele generatie aan het kweken zette.
Protestsongs
Zo veelbesproken het drugsgebruik, zo miskend is de systemische kritiek in reggaeteksten. In de jaren 1970 deed zich een opmerkelijke verschuiving voor. Toen Bob Marley zijn klassieke album Exodus (1977) uitbracht, werd vooral de A-kant de hemel in geprezen, met spirituele (‘Natural Mystic’) en militante nummers (‘So much things to say’) en het titelnummer (‘Open your eyes and look within/Are you satisfied with the life you’re living?’). Op de B-kant stonden een partynummer (‘Jammin’’), twee love songs en twee feelgoodtracks: ‘One love’ en ‘Three little birds’. Laat dat net de liedjes zijn die de media sinds Marleys dood in 1981 gepusht hebben. Zonder ‘No woman no cry’ te vergeten, waarin de aanklacht tegen armoede meestal wordt genegeerd.
Je hoort mensen weleens klagen dat er tegenwoordig te weinig protestsongs worden geschreven. Dat kleine eiland produceerde er duizenden die schreeuwen om gelijkwaardigheid en de heersende macht rechtstreeks aanspreken op onderdrukking en armoede. Weinig witte artiesten durven hun nek zo ver uit te steken, laat staan dat ze hun idealisme enthousiast uitdragen, nog zo’n prachtige Jamaicaanse traditie, of dat ze onze geschiedschrijving een update geven. Een terugkerend begrip in reggaesongs is ‘the half that’s never been told’. Het verwijst naar de geschiedenis zoals we die nooit geleerd hebben; de zwarte farao’s van Egypte en de machtige Afrikaanse koninkrijken, de aanhoudende strijd tegen die slavernij en voor vrijheid, Black Lives Matter lang voor het een hashtag werd.
Rastafari
Uit die zwarte geschiedenis destilleerden de Jamaicanen in de jaren 1930 en 1940 hun eigen, op de Bijbel gebaseerde religie: Rastafari. Ras (‘Prins’) Tafari was de oorspronkelijke naam van de Ethiopische keizer Haile Selassie, door de rasta’s beschouwd als de verlosser van het zwarte volk. Dat hij in 1936 als eerste Afrikaanse leider de Volkenbond toesprak en waarschuwde voor de Tweede Wereldoorlog, sterkte hen in hun overtuiging. Binnen Afrika en de diaspora kent men Haile Selassie als de oprichter van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid en langdurig staatshoofd (1930-1974) van het enige land op het continent dat nooit gekoloniseerd werd. In het westen noemen velen hem een ordinaire dictator.
Hiphop heeft intussen wel de doorbraak gemaakt naar een groot wit publiek, in weerwil van de drugs, het seksisme en de homohaat die ermee worden geassocieerd.
Selassie werd, buiten zijn wil om, de dominante figuur van een spirituele beweging die zich wilde onthechten van ‘Babylon’, bijbelse rastataal voor het systeem dat mens, dier en natuur kapot maakt. Natuurlijke voeding en medicijnen, meditatie, zelfvoorziening en gemeenschapsvorming: de rasta’s zijn er al bijna honderd jaar mee bezig. Tot begin deze eeuw werden ze daarvoor nog verguisd en vervolgd. Vandaag maakt Rastafari deel uit van het Jamaicaanse erfgoed en vindt ze ingang in brede lagen van de maatschappij, en via de reggae in de rest van de wereld.
Seksisme en homohaat
De bijbelvaste opvoeding die de meeste Jamaicanen in de 20ste eeuw nog genoten, lijkt sterk in tegenspraak met wat buitenstaanders dan graag de ‘promiscuïteit’ op het eiland noemen. Nogal wat mannen hebben immers kinderen bij verschillende vrouwen en vice versa. Het ideaal van monogamie en huwelijkstrouw werd de Afrikanen overigens pas opgedrongen toen ze als slaven verscheept waren naar Amerika en zich daar moesten onderwerpen aan brutale witte meesters. Paradoxaal gezien hadden zij zelf geen recht op een gezin (of eender welk ander sociaal netwerk) en konden hun kinderen en partners op elk moment worden verkocht.
In datzelfde, door de witte slavenhouders heilig geachte boek wordt ook homoseksualiteit veroordeeld. In de dancehall van de jaren 1990 (de grotendeels digitale opvolger van de meer klassieke rootsreggae) was dat voor veel rappers een terugkerend thema, naast de zogenaamde slackness, de expliciete rhymes over seks. De homohaat laaide in die tijd hoog op in Jamaica, zelfs in het openbare leven: de eerste minister zag zich ooit gedwongen om publiekelijk te verklaren dat hij geen batty boy was, zoals mannelijke gays daar minachtend worden genoemd. Populaire artiesten als Beenie Man en Sizzla werden gecanceld in Europa en de VS (niet in Afrika en Zuid-Amerika), ook al begreep de buitenwereld geen woord van het Jamaicaanse patois dat ze rapten. Plots haalde reggae nog eens de kranten en opnieuw reageerde de goegemeente geschokt. Drugs, religieuze waanzin en nu ook homohaat: het is altijd wat met die reggaegasten. Reden genoeg om de muziek haast volledig te weren uit het medialandschap. Niemand deed de moeite om op zoek te gaan naar de vreselijke oorsprong van dat fenomeen: slaven die hun meester niet gehoorzaamden, werden vaak voor de ogen van hun familie seksueel vernederd en verkracht.
De erfenis van reggae
Hiphop heeft intussen wel de doorbraak gemaakt naar een groot wit publiek, in weerwil van de drugs, het seksisme en de homohaat die ermee worden geassocieerd. Het verschil met reggae is dat het is ontstaan in de cultureel en financieel toonaangevende Verenigde Staten, waar het zich gretig heeft geïntegreerd in de logica van het commerciële circuit en zo de status quo handhaaft.
Als je het aan de liefhebbers vraagt, domineren Jamaicaanse ritmes en hun afgeleiden al decennialang de mondiale hitlijsten.
Intussen wordt algemeen erkend dat hiphop zijn oorsprong vindt in de reggae, zoals triphop, ambient en drum-‘n-bass in de jaren 1990 opschoten uit de dub (de psychedelische variant van de reggae) en dancehall de aanzet vormde tot allerhande nieuwe varianten van R’n’B. Volgens sommigen liggen zelfs de wortels van de dance- en dj-cultuur in Jamaica, waar grote soundsystems al sinds de jaren 1950 de dienst uitmaken, veel meer dan liveacts. Geen woord over dat alles in de Vlaamse media, ook niet in de rijk gedocumenteerde geschiedenis van de Belgische popmuziek zoals die gecultiveerd wordt op radio, tv en in het theater.
Als je het aan de liefhebbers vraagt, domineren Jamaicaanse ritmes en hun afgeleiden al decennialang de mondiale hitlijsten. Maar dat wil de witte muziekwereld liever niet geweten hebben, want dan zouden al die journalisten, platenjongens en radiomakers moeten toegeven dat ze reggae en dancehall schandelijk hebben onderschat. Omdat ze een andere drug of choice hebben, omdat ze de andere kant van de geschiedenis negeren, omdat ze weigeren fenomenen als homohaat in hun historische en door witte mensen geïnstigeerde context te zien, omdat ze neerkijken op religie en spiritualiteit. Kortom: omdat ze die hele reggaecultuur minderwaardig vinden en niet (willen) begrijpen hoe belangrijk ze is voor de evolutie van de pop, laat staan de bewustwording van onze koloniale geschiedenis en de emancipatie van de Afrikaanse diaspora.