Werk aan ons werk
Door Redactie rekto:verso, op Wed Aug 28 2019 22:00:00 GMT+0000Lang was 'werk' wat ons identiteit verschafte, vandaag lijkt dat 'overwerk' geworden. Hoe zijn we van afgestompte bandwerklieden achteloos verveld tot duizendpotige flexwerkers?
Om creatieve wezens met een hoger intellect te zijn, blijken wij mensen toch vaak verrassend voorspelbaar. Komt er één zo’n wezen een soortgenoot tegen, dan luidt hun intieme begroeting gegarandeerd: ‘ça va?’, ‘ja ça va, veel werk’. Zelfs mieren hebben spannender conversaties.
Lang was werk wat ons identiteit verschafte, vandaag lijkt dat overwerk geworden. ‘Ik werk, dus ik ben’ klinkt nu kortweg: ‘ik ben overwerkt’. De eindeloze berg wortels uit Het leven en de dood in den ast van Stijn Streuvels, de machinale tandwielen uit Chaplins Modern Times: ze zijn gewisseld voor de gesmeerde vloeibaarheid van glijdende uren, teleworking, jobcrafting, self management, flexicurity.
We werken dan wel beduidend minder dan een eeuw geleden, toch werken we precies meer. Want ‘nog snel een mailtje sturen’ kan nu altijd en overal, zelfs vanuit de backoffice van ons bed. We tikken en tikken maar, als zijn we onze eigen prikklok geworden. Zelfs mieren nemen meer mentaal verlof.
Zelfs mieren nemen meer mentaal verlof.
Hoe we van afgestompte bandwerklieden achteloos verveld zijn tot duizendpotige flexwerkers? Volgens wakkere cultuurfilosofen diende de vrije kunstenaar als voorbeeld. Het was diens eeuwig creatieve ego die de moderne manager inspireerde om van elke medewerker een artiest te maken: zelfsturend, vrij ondernemend, altijd bezig. Zo werd alle werk een soort kunstwerk. Kunst- én vliegwerk.
Maar hoe zit het intussen in de kunsten zelf? Als zij het oefenterrein blijken voor de rest van de samenleving, wat beweegt daar dan vandaag? Weinig verkwikkelijks, als we mogen voortgaan op de groeiende stroom van onderzoeken en getuigenissen van freelance cultuurwerkers over onderbetaling en overwerk. Loon naar werken blijkt voor steeds meer vormgevers, schrijvers, technici, acteurs, muzikanten, curatoren… een onmogelijke goochelact met natte dromen en droge rekeningen.
Het effect heet ‘precarisering’: werken doe je te veel, verdienen te weinig, je pensioen rijmt allesbehalve op poen. Zal ook dat zich doorzetten naar de hele arbeidsmarkt?
Steeds vinniger vlamt op de culturele mierenhoop het debat op over wie de mol is. Freelancers wijzen instellingen aan, instellingen wijzen op hun beknotte subsidies en ministers verwijzen door naar aanvullende financiering, waar freelancers dan weer weinig aan hebben. Oplossingen groeien duidelijk niet aan de bomen.
Maar misschien zit ook de vraag verkeerd, stelt Delphine Hesters in de jongste Kunstenpunt-pocket De positie van de kunstenaar in het hedendaagse kunstenveld (2019). Die hele verschraling van ons werk valt bezwaarlijk toe te wijzen aan enkele malafide directeurs of onkundige beleidsmakers. Het gaat om een systeemprobleem.
Meer dan ooit lijkt werk een ethisch strijdperk, een ‘wentelen in zotten kring’
En dat los je zelfs niet op door van fair practice – eerlijke vergoedingen voor kunstenaars – een subsidievoorwaarde te maken, zoals vanaf 2021 het plan is van Ingrid Van Engelshoven, de nieuwe Nederlandse cultuurminister. Prompt schoof de kunstensector haar een veelzeggend onderzoek onder de neus: om iedereen in musea, podium- en beeldende kunsten correct te vergoeden, is jaarlijks minstens 25 miljoen extra nodig. Benieuwd hoe lang ‘eerlijk’ zal duren. Meer dan ooit lijkt werk een ethisch strijdperk, een ‘wentelen in zotten kring’ (Streuvels).
Gordiaanse knoop
Met dit nummer proberen we, ter verwelkoming van ook een nieuwe Vlaamse cultuurminister, al dat abstracte gecijfer in de eerste plaats terug te vermenselijken. En niet alleen in de vorm van een gratis gezelschapsspel voor de hele familie. Gespreid over deze pagina’s getuigen vier cultuurwerkers nog eens hoe het voelt, om niet gelijk behandeld te worden als moeder of ‘nieuwkomer’, of niet serieus genomen te worden in wat je waard bent.
In die lijn interviewde Laura Maes ook literaire vertalers: experts die voor hun specialisme omgekeerd evenredig gewaardeerd worden. En Gaea Schoeters laat haar lamp schijnen op mid-careers: die grote groep schrijvers in de brede schaduw tussen debutanten en grote namen. Als kunstenaars de goochelaars van het circus zijn, moet hun kunst weer de hoofdact worden.
Hoe er samen uitkomen?
Alleen zal dat nooit lukken zonder de rest van de tent. Hoe er samen uitkomen? Dat is waar dit nummer in de kern over gaat. Vakbondsman Robrecht Vanderbeeken en theatermaker Lucas De Man zoeken zich langs vele ideologische versperringen een weg naar een eigentijds verbond tussen syndicale strijd en ondernemerschap. Singer-songwriter Tom Kestens pleit in zijn gesprek met clubleider Mike Naert en booker Werner Dewachter voor meer solidaire afspraken tussen muzikanten onderling. Is er ook tussen artiesten en organisaties nood aan een nieuwe modus vivendi?
De casus van Theater Aan Zee stelt die kwestie ongemeen scherp: eerlijke vergoedingen voor artiesten staan niet los van verdampte subsidies of hotelprijzen die verdubbelen. Ook rekto:verso zelf doet onder elk artikel zijn boekje open: hadden we elk artikel per uur in plaats van per eindproduct vergoed, zouden we onze auteurs … keer meer hebben moeten betalen. Naast een must blijft fair practice ook een gordiaanse knoop.
Naast een must blijft fair practice ook een gordiaanse knoop.
Misschien helpt het om, voor we hem proberen te ontwarren, terug even uit te zoomen. Edith Cassiers haalt uit de geschiedenis van het kunstenaarschap drie diepere paradoxen over werk en geld, terwijl Zeynep Kubat observeert hoe beeldend kunstenaars daar ook vandaag nog mee blijven spelen. Sacha Dierckx projecteert de films van Ken Loach dan weer op de algehele flexibilisering sinds de jaren 1980: het precariaat is zeker geen probleem van de kunsten alleen.
En zo gaat het van de kunsten terug naar de wereld. Stel je voor. Stel je voor dat het artistieke oefenterrein na de flexibilisering ook de herwaardering van ons werk kon heruitvinden voor de rest van de samenleving? Met zo’n reële utopie, hier in de vorm van een kunstenmunt, wil dit nummer graag besluiten: misschien ligt de uitweg niet zozeer in meer geld, maar in ander geld? Wie weet verandert dat ooit zelfs onze begroetingen? ‘Ça va?’, ‘ja ça va, veel waarde.’