Wit tegen het vergeten

Door Jordi Lammers, op Wed Jun 06 2018 22:00:00 GMT+0000

Wit als kleur van rouw, als leeg canvas waarop de herinneringen steeds opnieuw herzien en geprojecteerd worden, het is een beeld dat vaker wordt gebruikt. Met Wit is altijd schoon schreef Leo Pleysier in 1989 al een klassiek geworden ode aan zijn overleden moeder. Peter Verhelst neemt in zijn roman Voor het vergeten op heel eigen wijze zijn toevlucht tot alle mogelijkheden van het wit in al zijn variaties, om ook zijn moeder niet te vergeten.

In 2015 komt de moeder van Peter Verhelst onverwachts te overlijden. Als zijn vader hem belt met de boodschap dat ze aan het sterven is, snelt Verhelst naar het huis van zijn ouders om in de slaapkamer op het witte gezicht van zijn moeder te stuiten. Dat witte gezicht, een ‘ondoordringbaar doodsmasker’, vormt het beginpunt voor Voor het Vergeten, zijn laatste roman waarover de achterflap beweert geen moederboek te zijn, en ook geen boek over de dood. Maar wat is het dan wel?

Het antwoord op die vraag moet niet in het plot worden gezocht. Net als in zijn vorige roman De kunst van het crashen geeft Verhelst de feitelijke gebeurtenissen op de eerste paar bladzijden prijs om vervolgens allerlei nieuwe verhalen, kunstwerken, metaforen, verwijzingen en mythes op te roepen die als een zwerm om het werkelijke onderwerp heen zweven. Wat volgt is een moeizame poging om dat witte gezicht weer in te kleuren met herinneringen, beelden en verhalen die soms haarscherp zijn, maar vaker fragmentarisch en vluchtig.

Wit is alles

Over de kleur wit – die de hele roman een rol van betekenis speelt – vermeldt Wikipedia dat een zuivere vorm in de praktijk niet bestaat. Leg een vel papier naast een witte wand en je ziet een enorm verschil in kleurtemperatuur. Volgens de Amerikaanse schilder Robert Rauschenberg maakt dit gegeven het onmogelijk om een totaal wit kunstwerk te maken: stijgt de temperatuur in je atelier of je werkkamer, dan zal ook de kleurtemperatuur van het witte kunstwerk stijgen. Rauschenberg noemde zijn witte panelen daarom horloges waar je de tijd en het weer van af kon lezen. Het ontbreken van andere tinten dwingt de kijker om op de meest subtiele kleurschakeringen te letten. Dit vergt concentratie, geduld en vertrouwen dat je op een gegeven moment iets gaat zien dat zich voorzichtig los zingt van het grote geheel.

Het ontbreken van andere tinten dwingt de kijker om op de meest subtiele kleurschakeringen te letten.

Dit is wat Verhelst doet om zijn moeder te herinneren: net zo lang kijken tot er weer iets nieuws oplicht, zij het heel subtiel. Uit alle onafgemaakte zinnen en fragmentarische beelden spreekt zowel het verlangen om haar ten volle te herinneren als het onvermogen ervan. Hij wil elk detail haarscherp voor zich zien, niets onopgemerkt voorbij laten gaan, maar meestal ziet hij in het overweldigende wit slechts kleine delen oplichten: een grap, een glimlach, een schouderblad. Meer niet.

Ook in de roman Wit van Han Kang, een paar weken geleden genomineerd voor de Man Booker Prize, speelt de kleur wit een expliciete rol. In dit kleine boekje behandelt de verteller aan de hand van allerlei witte objecten de dood van haar zusje, die twee uur na haar geboorte gestorven is, gewikkeld in sneeuwwitte doeken. In deze vroege dood ligt de tragiek van de roman: waar levende kinderen langzaam kleur krijgen, blijft een doodgeboren kind een onbeschreven blad dat alleen in de verbeelding gestalte krijgt. Het is onbekend tot wat voor persoon het baby’tje zou uitgroeien, welke studie ze zou doen en of ze gelukkig zou zijn geworden. Je kunt alleen maar gissen.

In Han Kangs Wit prikkelt niet alleen de inhoud de verbeelding, ook de vormgeving laat veel aan de lezer over. Zo toont het boekomslag de hagelwitte titel op een gebroken witte achtergrond en tref je na elk hoofdstuk een volledig witte bladzijde aan, alsof de schrijfster wil zeggen: ik heb gedaan wat ik kon, doen jullie de rest maar.

Wit kan alles zijn: begin en eind, troost en verdriet, geluk en wanhoop.

Han Kang kent de kleur geen vaste eigenschap toe. In het ene hoofdstuk staat wit voor het babyhemdje dat voor het doodgeboren kind was gekocht en in het andere hoofdstuk richt ze zich juist op witte rouwkleding. Wit kan alles zijn: begin en eind, troost en verdriet, geluk en wanhoop. Welke connotaties bij de lezer overblijven, zal van persoon tot persoon verschillen. Dit gegeven maakt ook het gedicht ‘Witte Kamer’ van de Nederlandse Vijftiger-dichter Gerrit Kouwenaar zo bijzonder.

Laten wij nog eenmaal de kamer wit maken
nog eenmaal de totaal witte kamer, jij, ik

dit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaal
de kamer wit maken, nu, nooit meer later

en dat wij dan bijna het volmaakte napraten
alsof het gedrukt staat, witter dan leesbaar

dus nog eenmaal die kamer, de voor altijd totale
zoals wij er lagen, liggen, liggen blijven
witter dan, samen –

Kouwenaars gedicht, afkomstig uit de gelijknamige bundel, drukt een verlangen naar een witte kamer uit, maar wat de kleur wit in dit geval betekent wordt aan de lezer overgelaten. Natuurlijk, een associatie met de dood ligt voor de hand, maar wie geen kennis heeft van de leeftijd waarop Kouwenaar het gedicht schreef, zou net zo goed een erotische lading kunnen ontdekken. Het gedicht is, zo bezien, nooit helemaal af, een gegeven dat Kouwenaar benadrukt door ieder gedicht met een liggend streepje te eindigen.

Altijd iets te zien

Je kunt ook een stapje verder gaan en nog meer aan de lezer overlaten. Daarvan getuigt de laatste bundel van F. Dixhoorn. In Verre Uittrap schotelt hij de lezer op vijftig bladzijdes slechts 93 woorden voor die doorgaans geen dwingende betekenis hebben. Deze algemene woorden, zoals ding of zaak, sluit hij af met een punt en een aanhalingsteken, waardoor de woorden lijken op flarden van gesprekken die je in een drukke winkelstraat opvangt. Je bent niet op de hoogte van de context en je hebt geen relatie met de mensen die de gesprekken voerden. Het enige wat je krijgt is een flard van een conversatie, de rest moet je zelf invullen. Dit biedt de lezer de kans om het dunne boekje uit te breiden tot een groter werk van honderd, duizend of tienduizend woorden.

Maar wat als je dit idee doordrijft? Wat als je het kunstwerk volledig aan de verbeelding over wil laten? Wat blijft er dan nog over? De afwezigheid van het kunstwerk. Het Franse multitalent Yves Klein, beroemd om zijn monochrome blauwe doeken, hield zich gedurende zijn leven bezig met het spanningsveld tussen aanwezigheid en afwezigheid. Deze zoektocht bereikte zijn hoogtepunt in de voorstelling ‘Le Vide’, waarin Klein alle doeken uit de zaal verwijderde waardoor er alleen een witte ruimte met vier kale wanden overbleef. Het was Klein niet te doen om de woorden in een gedicht, maar om de witregels ertussen; niet om de verf, maar om het onbeschilderde linnen, niet om het borstbeeld, maar om de naakte sokkel.

Deze fascinatie bracht een paradox met zich mee: hij kon afwezigheid alleen benadrukken door het afwezige op een of andere manier aanwezig te maken. In het geval van ‘Le Vide’ benadrukten de lege, witte wanden de afwezigheid van de kunstwerken. Waren die wanden er niet geweest, dan had niemand de afwezigheid van de doeken opgemerkt. Er was niet eens sprake geweest van een tentoonstelling.

Componist John Cage was van dit besef doordrongen toen hij het 4’33” componeerde, het muzikale equivalent van Rauschenberg White Paintings, waarin hij enkel naar de piano loopt om vervolgens geen enkele toets aan te raken. Hoewel sommigen het als een grap zagen, of op zijn minst een satire op de rijke stukken van zijn tijdgenoten, was hij er zelf bloedserieus over: ‘There is no such thing as an empty space or an empty time. There is always something to see, something to hear. In fact, try as we may to make a silence, we cannot.’

Steeds opnieuw kijken

Dit moet ook Verhelst hebben gedacht: er moet altijd iets te zien zijn. Tot aan het einde van Voor het vergeten worstelt hij met de leegheid en de stilte die zijn moeder heeft achtergelaten. Hij moet in het wit blijven kijken, anders is ze voorgoed verloren. Omdat hij haar als persoon niet altijd even helder herinnert, grijpt hij kunstwerken en verhalen aan die hem misschien niet zozeer iets over zijn moeder vertellen, maar wel over het gat dat ze heeft achtergelaten. Want, zo citeert hij de Duitse schrijver Martin Walser, ‘hoe meer we iets missen, hoe mooier moet zijn wat we mobiliseren om die afwezigheid te doorstaan.’

Een van de verhalen vinden we in het hoofdstuk Malevitsj, White on White, 1918, waarin Verhelst maar liefst acht verschillende interpretaties van de roman Man in de sneeuw (Robert Walser) geeft. Deze Oostenrijkse auteur stierf jaren na het verschijnen van de roman op dezelfde manier als een personage in het boek: zomaar, tijdens een wandeling over een besneeuwde berg. In plaats van één interpretatie te geven, voert Verhelst steeds een nieuwe interpretatie op, waarvan elke nieuwe betekenis de vorige uitwist, verandert of transformeert (zoals een schilderij verandert als je er heel lang naar kijkt). Zo behoudt het verhaal zijn zeggingskracht: als je er steeds een nieuw licht op schijnt, zal het verhaal nooit in het donker verdwijnen.

Daarmee past het hoofdstuk bij de tactiek die Verhelst in de rest van de roman gebruikt om zijn overleden moeder niet te vergeten. Door steeds opnieuw te kijken, nieuwe verhalen op te roepen, kunstwerken en mythologieën erbij te halen en met handen en voeten een monument op te richten, zorgt hij ervoor dat ze nog even blijft voortbestaan. Nog even, want Verhelst is zich er wel degelijk van bewust dat de herinnering uiteindelijk plaats zal maken voor nieuwe gedachten en verlangens.

Voor het vergeten is een titel die je kan lezen als een verzet, maar ook als een ode.

Je weet dat niets je kan behoeden voor nieuw verdriet, en toch zal dat je er niet van weerhouden om opnieuw lief te hebben. Om opnieuw je hart te riskeren, alles wat je hebt of bent in de strijd te gooien. Om op een dag de trap op te lopen, een slaapkamer in, en op bed ligt je geliefde en je ziet onmiddellijk hoe wit...

Vandaar de prachtige titel: Voor het vergeten. Een titel die je kan lezen als een verzet, maar ook als een ode. Het vergeten, hoe pijnlijk ook, zorgt er immers voor dat het verdriet zijn kracht verliest, dat het leven verder gaat en je weer voorzichtig schetsen op het witte doek kunt maken.