Witte blinde vlekken: krijgen we ze weg?

Door Nathalie Hartjes, op Mon Apr 30 2018 22:00:00 GMT+0000

Je witte instelling openbreken, hoe doe je dat? Dit is een persoonlijke getuigenis van binnenuit MAMA, een plek in Rotterdam voor kunst, jong talent en jong publiek. 'Met enige arrogantie, of minstens naïviteit, dacht ik dat het makkelijk zou zijn voorbij de art school bubble te reiken. We boden toch kansen, we waren toch cool? De ontnuchtering volgde snel.'

In maart 2015 werd ik directeur van MAMA. Ik wou er een podium van maken dat de diversiteit van de stad zou weerspiegelen. Het is een proces geworden van vallen, opstaan, herijken en mezelf meer bescheidenheid aanmeten.

Mijn eerste stappen in de kunst zette ik bij het kunstencentrum tegenover MAMA: Witte de With. Geen betere casus om een gesprek over dekolonisering aan te vatten, want Witte Corneliszoon de With was ten tijde van de Nederlandse bezetting van Oost-Indië rechtstreeks betrokken bij koloniale uitbuiting.

Deze instelling voor beeldende kunst beraadt zich intussen over een naamsverandering, terwijl de (gelijknamige) straat wellicht nog een tijdje zo zal heten. Het kritieke evenwicht in het stadsbestuur leunt dan ook richting verleden, en ook dat zal nog wel even duren.

Als er in Nederland één stad is waar we de blauwdruk voor de toekomstige samenleving kunnen ontwikkelen, dan wel Rotterdam.

Witte de With is nochtans een warme leerschool voor mij geweest, een stevige en aanmoedigende basis waarvoor ik nog steeds veel loyaliteit voel. Toch heb ik niet getwijfeld om eind juni mee mijn naam te zetten onder een open brief aan het instituut van Egbert Alejandro Martina, Ramona Sno, Hodan Warsame, Patricia Schor, Amal Alhaag en Maria Guggenbichler. Zij klagen bij Witte de With de ‘failure to acknowledge its entanglement with colonial violence’ aan, een blinde vlek die ik ook in mijzelf heb moeten erkennen.

Ik kan mijn vroegere zelf namelijk niet betrappen op enig besef van hoe Nederlands (en Europees) kolonialisme ook vandaag nog doorwerkt en achteloos gereproduceerd blijft worden.

Excitement

Dat was ook zo toen ik het roer in handen nam bij MAMA. Ik was excited om te gaan werken in een stad waar de verschillende gemeenschappen in Nederland zichtbaar meer dan elders door elkaar heen leven en met elkaar in contact staan. Ik voelde een soort stadschauvinisme. Als er in Nederland één stad is waar we de blauwdruk voor de toekomstige samenleving kunnen ontwikkelen, dan wel Rotterdam.

Uiterlijk leek mij dat ideaal daar immers al zo goed als bereikt, want op straatniveau is de diversiteit van de stad onmiskenbaar. Drie jaar later, met nieuwe inzichten over machts(on)evenwichten en het vele werk dat nog te verzetten is, zie ik dat heel wat genuanceerder. En vooral: leer ik met mijn eigen blinde vlekken af te rekenen.

(c) Hilde Speet

Leiding geven aan een instelling die grotendeels met publiek geld is gefinancierd, betekent dat je je bewust moet zijn wie je rekeningen betaalt en hoe zich dat verhoudt tot je activiteiten. MAMA maakt tentoonstellingen en gaat via zijn programma met jonge mensen in gesprek over de vraagstukken die in die expo’s aan bod komen. Het fungeert in die zin als een soort clubhuis.

We trachten jonge mensen laagdrempelig te laten proeven van wat het is om een loopbaan in de culturele sector te hebben en we ondersteunen hen bij het verkennen van hun talent. Dat we daarmee een rijke aanwas hebben van studenten van kunstacademies, culturele studies, kunstgeschiedenis kan niet verbazen. Te gek is dat ze ook instromen vanuit economie, filosofie of stedenbouw.

Ontnuchtering

In Rotterdam heeft minstens de helft van de jongeren een migratieachtergrond. Eén van mijn doelstellingen toen ik bij MAMA aantrad, was om er een podium van te maken dat die jonge stedelingen in hun verscheidenheid weerspiegelde. Met enige arrogantie, of minstens naïviteit, dacht ik dat het makkelijk zou zijn voorbij de art school bubble te reiken. We boden toch kansen, we waren toch cool? De ontnuchtering volgde snel.

Het is me duidelijk geworden hoeveel jonge mensen en makers ook onze organisatie als een witte club zien.

Het is me duidelijk geworden hoeveel jonge mensen en makers ook onze organisatie als een witte club zien. Het team – inclusief het grote vrijwilligersnetwerk en de achterban - mag dan wel divers zijn, zelf heb ik met mijn opvoeding in het Gooi en mijn studie in Leiden niet bepaald een doorleefde kennis van de obstakels en vooroordelen waarmee mensen met een migratieachtergrond op dagelijkse basis moeten dealen.

Een eerste lesje kreeg ik van socioloog en publicist Shervin Nekuee, toen ik hem naar aanleiding van een artikel van zijn hand uitnodigde om een idee te bespreken: een trainingstraject voor nieuwe verzamelaars. MAMA was op zoek naar nieuwe verdienmodellen en het idee was om in plaats van in de bestaande vijver van mecenassen te vissen, ‘een nieuwe elite’ te cultiveren.

Shervin adviseerde me om eerst nieuwsgierigheid bij mezelf te cultiveren alvorens een traject uit te stippelen dat van de bi-culturele Nederlander verlangde zich te voegen naar de status quo. Het plan ligt intussen op de plank en blijft daar liggen tot er bij de gemeenschappen die ik wilde aanspreken, daadwerkelijk behoefte aan blijkt.

Een jaartje later volgde een conflict met de Britse kunstenaar Dean Blunt. Een samenwerking die al stroef was, liep finaal stuk op een ongelukkige social media post van ons communicatieteam. Het legde een pijnlijk gebrek aan vertrouwen en wederzijds begrip bloot, en het leerde me twee zaken.

(c) Hilde Speet

Ten eerste hebben we beseft dat je met een kunstenaar van wie het werk draait om machtsstructuren, identiteit en kleur, niet kan omgaan vanuit een business as usual-attitude. Zeker wanneer je als een witte instelling wordt gezien moet je op veel langere termijn en intensiever aan je relatie bouwen. Een tweede inzicht was dat je als instelling soms gewoon moet toegeven: ‘we snappen niet precies wat hier misgelopen is, maar we gaan luisteren, praten en eraan werken’.

Bescheidenheid

Behoeftes detecteren, in vertrouwen samenwerken: het kan alleen als je stevige banden opbouwt. Dat doe je niet alleen op je eigen voorwaarden, binnen je eigen huis, in je eigen programma. Ik probeer mijn prioriteiten te verschuiven, zoals niet naar de opening of voorstelling van die ene gevestigde instelling te gaan, maar aan te schuiven bij dat andere debat dat grass roots is georganiseerd.

Een overwegend witte organisatie moet vertrouwen leren geven alvorens vertrouwen op te eisen.

Er komt ontleren bij te pas, want vaak druist het in tegen wat ik geleerd heb ´belangrijk´ te vinden, waar je je gezicht moet laten zien. Maar veel meer dan dat is het verrijkend voor mijn persoonlijke groei. Zo laat het me voor de verandering eens ervaren hoe het voelt om een van de weinigen in een zaal te zijn met mijn huidskleur. In isolement kom je namelijk niet tot fundamenteel nieuwe inzichten.

MAMA leert bij. We denken nu beter na over de samenstelling van teams rondom projecten, we waken ervoor dat projecten niet enkel ‘over’ gemeenschappen gaan, maar ontwikkeld worden in dialoog. En we ruimen plaats, zowel qua inhoudelijke invulling als qua credits. Het begin van een podium worden is vooral om niet meer dan dat te zijn: het podium, zonder alles te willen claimen wat erop komt.

Een overwegend witte organisatie moet vertrouwen leren geven alvorens vertrouwen op te eisen. Eenvoudig is dat niet, mij is immers met de paplepel ingegeven dat het sterk is als je in de leiderschapsstoel gaat zitten. Het roer uit handen geven voelt een beetje als falen. Je kunt echter niet luisteren als je zelf aan het spreken bent. Ook dat is een proces van ontleren, en een lesje in bescheidenheid.

(c) Hilde Speet

Wat die bescheidenheid betreft: hoe vaak gebeurt het niet dat de gezaghebbenden uit de culturele sector, nagenoeg allemaal wit, samen rond de tafel zitten om te praten over gelijkwaardigheid? Het is een comfortzone die veel te weinig echt engagement vergt en waarin de samenstelling van de groep zelf zelden wordt bevraagd.

Wat doe je daarmee? Blijf je zitten om mensen te wijzen op het schijnheilige van die situatie, of laat je ze links liggen? Komt er een dag dat je niet meer hoeft te vragen ‘met wie we hier eigenlijk zitten?’ En moeten we zo lang wachten? Representatie is alles. Wie je toont en de stemmen die je laat horen, dat zijn de stemmen ‘die er mogen zijn’. En er is zoveel meer dan enkel het zelffeliciterende groepje mensen rond die tafel.

Respect

Ik ben in Rotterdam getuige van een beweging van jonge makers die het niet langer pikken, die hun waarde niet afhankelijk maken van het establishment en die een eigen plek opeisen. Concrete Blossom voorop: een collectief van programmamakers, ontwerpers, fotografen, dichters en kunstenaars. Als ‘social change accelerator’ is hun stempel op de beweging onmiskenbaar. Ik ontdek de spoken word community in Rotterdam en erbuiten; Albinus, Dean Bowen, Elten Kiene, Kevin Martin en YMP.

Ik ontdek bijzondere ontmoetingsplekken die deze bewegingen ondersteunen, zoals ‘Haar Minaret’, een inclusieve spirituele haven geïnitieerd door Alina Jabbari, of Aphra’s Book Club opgezet door Sayonara Stutgard.

En zo zijn er nog zoveel inspirerende personen, zoals Damoon Foroutanian, Jelena Barisic, Leana Boven en Malique Mohamud. Malique was het vonkje dat het nieuwe collectief Mami Bricks (Abdirahmaan Abdikarim, Jayda Reeberg, Rasheed Vlijter Yahaira Brito Morfe) leven inblies. Zij zetten in de zomer van 2017 de boel in onze showroom op zijn kop – geen verdienste van MAMA, we gaven enkel ruimte, Mami Bricks draaide op eigen kracht. Met het label GRVY van Yahaira en Jayda blijven we samenwerken voor ons Networks programma.

Wat mij opvalt in de huidige beweging, is namelijk de grote liefde die erin omgaat; de generositeit waarmee men elkaar erkent en steunt.

Al dat talent komt niet zomaar uit de lucht vallen. Als je een beetje podcasts volgt over identiteitsvraagstukken (een paar aanraders Code Switch, Nerdette, Dipsaus), hoor je vaak de uitspraak ´be twice as good´, als motto om je te bewijzen in de wereld.

Die drive maakt nederig. Mijn twintiger-zelf had zich, los van alle kansen die ze had, bij lange na niet kunnen meten aan deze generatie. De Nathalie van vandaag denkt alvast na over de organisatie die ze over een tijdje wil achterlaten en de handen waarin die achtergelaten moet worden.

Tot slot nog dit, een woordje over liefde: wat mij opvalt in de huidige beweging, is namelijk de grote liefde die erin omgaat; de generositeit waarmee men elkaar erkent en steunt. Ik denk dat dat karakteristiek is voor de grondleggers van een nieuwe, veelkleurige en hoopvolle commons, een stad als Rotterdam waardig. Die te kunnen zien bloeien is één van de weinige privileges waaraan ik met plezier vasthoud.