Zien we haar nog staan?

Door Marieke Missotten, op Tue Aug 05 2025 07:28:00 GMT+0000

Als de aarde tegen ons zou kunnen spreken, wat zou ze dan vertellen? In Gabyken, een monoloog van theatermaker Zoë Ceulebroeck, is Gaia een vrouw van vlees en bloed. Zouden we beter voor haar zorgen als ze bij ons om de hoek woonde? Ceulebroeck klaagt de klimaatproblematiek aan door van de moedergodin een herkenbare vrouw te maken.

Ze klapt plat Antwerps, was ooit een bloem van een vrouw maar nu aan het verwelken en ze drinkt bier. Je mag haar aanspreken met ‘Gabyken’ en ze wil met ons praten. Ze verschijnt, een lijkzak moeizaam achter zich aanslepend, trekt haar slip uit – ieder zijn gewoontes – en nestelt zich op een barkruk. Je waant je als toeschouwer samen met haar aan de toog. Gabyken zou boos, verdrietig of bang kunnen zijn, maar ze is vooral moe. Ze is kapotgeleefd.

Toch spreekt ze klaar en duidelijk: in ontroerend eerlijke bewoordingen, soms met een vleug humor, legt ze de allegorische vinger op de wonde. Ze spreekt over haar moeilijke kind, haar zoon ‘Antoine’. Ze houdt onvoorwaardelijk van hem, desalniettemin ziet ze ook zijn gebreken. Het is wat het is, lijkt haar conclusie. Laat je niet misleiden: haar ogenschijnlijk onschuldige cafépraat plant in de toeschouwer het zaadje van een vergeet-mij-nietje. We zijn ons allen bewust van de klimaatproblematiek (en de invloed van de mens daarop), maar schenken we die genoeg aandacht?

Ooit hadden we het mythologische verhaal van Gaia nodig om de wereld van de mensen te begrijpen. Vandaag hebben we nood aan menselijke invoelbaarheid om Gaia’s verhaal te begrijpen.

Ceulebroeck slaagt erin om met een minimum aan decor de aftakelende wereld op te roepen. Ze zou het zelfs met nog minder kunnen doen; niet alle attributen op scène lijken noodzakelijk. De verse vis, die lange tijd verborgen blijft in de binnenzak van de lijkzak, en het plastic pistool voegen weinig toe. Ze maken wat al duidelijk was onnodig expliciet.

Die duidelijkheid contrasteert met de aangename spanning en onzekerheid van de eerste vijftien minuten. Wanneer Gaby verschijnt, weet je niet wie deze vrouw is. Wat heeft ze meegemaakt? Waarom doet ze wat ze doet? Gabyken zou van alles kunnen zijn: een huurmoordenares, een sekswerker, een visser … Eens je beseft dat hier Moeder Aarde zelf spreekt, valt de speelsheid wat stil en dringt de ernst van haar discours door. Het gaat niet goed met Gaia. Ooit hadden we het mythologische verhaal van Gaia nodig om de wereld van de mensen te begrijpen. Vandaag hebben we nood aan menselijke invoelbaarheid om Gaia’s verhaal te begrijpen.

Ceulebroeck vraagt die aandacht zonder te vervallen in ongevraagd vingerwijzen. Ze wil niet klimaatmoralistisch zijn, wel Gaia een podium geven: we voelen empathie voor deze vermoeide vrouw. Niet omdat ze ons verwijt, maar omdat ze ons zachtjes aankijkt en vraagt: ‘Ziet ge mij nog staan?’