Zorgen voor een culturele ecologie

Door Joan Somers Donnelly, op Thu Dec 16 2021 23:00:00 GMT+0000

Het grootste gevaar van besparingen op de kunsten? Ze brengen de relaties in de culturele ecologie in het gedrang. Het onafhankelijke cultuurlandschap in Dublin, dat onder druk komt te staan, biedt volgens Joan Somers Donnelly een interessante case study nu Vlaanderen een nieuwe subsidieronde tegemoet gaat. ‘Het probleem in Dublin is niet het aantal ruimtes dat verdwijnt, maar het soort ruimtes: de grassroots art spaces.’

Toen ik in september 2019 vanuit Ierland in België aankwam om een Master in de Vrije Kunsten te beginnen, voelde het alsof ik in een cultureel utopia was terechtgekomen. Ik was onder de indruk van de brede waaier aan kleinschalige en middelgrote ruimtes voor kunst en creativiteit die naast de grotere instellingen bestonden. Wat me echter opviel, was dat de kunstenaars en studenten die ik ontmoette zich, in vergelijking met mijn thuisland, niet veel leken aan te trekken van die locaties en evenementen. Ze leken hier zo'n deel van het culturele leven te zijn dat men het allemaal maar als vanzelfsprekend beschouwde. In november van dat jaar werden dan plotseling de subsidiebesparingen bekendgemaakt, en kwamen kunstenaars, cultuurwerkers en studenten met duizenden bijeen om te protesteren en strategieën uit te denken om het kunstenveld te verdedigen. Toen de sector bedreigd werd, zag ik dat men er wel degelijk om gaf.

Met een nieuwe periode van structurele subsidies in het vooruitzicht kan het cultuurlandschap van Dublin waardevolle inzichten aanreiken.

Hoe kunnen we de ontwikkelingen in het Europese cultuurlandschap, waaronder de ingrijpende veranderingen in het cultuurbeleid van rechtse regeringen en het verdwijnen van niet-commerciële, publieke ruimtes, het beste begrijpen? Vijftig jaar geleden realiseerde een groep wetenschappers zich dat het behandelen van dieren en planten als afzonderlijke fenomenen de mens niet vooruit hielp bij het aanpakken van milieuproblemen. Zo ontstond het domein van de milieu-ecologie (environmental ecology), een denkkader waarmee ook cultuur vandaag benaderd wordt. Econome Ann Markusen beschreef een ecologie in de kunsten als het geheel van complexe interdependenties (onderlinge afhankelijkheden) die vorm geven aan de vraag naar en productie van kunst- en cultuuraanbod. Deze ecologie omvat dus niet alleen het breed vertakte netwerk van makers en deelnemers aan kunst en cultuur, maar ook de ondersteunende groepen die in diverse gemeenschappen zijn ingebed.

Met een nieuwe periode van structurele subsidies in het vooruitzicht en de vrees dat er in het kielzog van Jan Jambons visie op de kunsten in Vlaanderen een grote reorganisatie van het kunstenveld zal plaatsvinden, kan het onafhankelijke cultuurlandschap van Dublin waardevolle inzichten aanreiken. Ook Dublin kende de laatste decennia aanzienlijke omwentelingen: na de economische bloeiperiode van de jaren 90 tot ongeveer 2002, de zogeheten Keltische Tijger, kwamen de bezuinigingsjaren volgend op de crash van 2008 en vandaag wordt onze hoofdstad opnieuw opgeslokt door private ontwikkelingsprojecten. Kunstenaars en organisaties moesten doorheen al die periodes steeds weer nieuwe manieren vinden om te overleven. Er is een groot verschil in de specifieke politiek-economische context tussen beide kunstlandschappen, zo zijn grote budgetten in Vlaanderen bijvoorbeeld breder over de sector verdeeld dan in Ierland. Toch kan in beide gevallen de idee van cultuur als ecologie eerder dan als economie een completer en verrijkt beeld geven van de interacties tussen de verschillende spelers die het kunstenveld doen bloeien.

Grassroots art spaces worden weliswaar bedreigd, maar het zijn ook plekken van verzet en cruciale schakels in netwerken van steun en solidariteit.

De organisatorische en financiële uitdagingen in Dublin leggen de onderlinge interdependentie bloot die inherent is aan een culturele ecologie. Zo vestigen ze de aandacht zowel op dat wat in gevaar komt wanneer kleinere ruimtes verdwijnen, als op de rijkdom aan mogelijkheden die uit schaarste kunnen voortvloeien. Grassroots art spaces worden weliswaar meer en meer bedreigd, maar zijn tegelijk ook plekken van verzet en cruciale schakels in netwerken van wederzijdse steun en solidariteit.

De toestand van het land

In 2010, twee jaar na het uitbreken van een wereldwijde economische crisis die Ierland stevig aan het wankelen had gebracht, was de werkloosheidsgraad nog steeds hoog. Veel mensen hadden niets om handen, en dus begonnen ze een muziekband of stortten ze zich op sketch comedy of spoken word poetry. Dublin wemelde van de onafgewerkte kantoorgebouwen en leegstaande oude huizen, en van een heleboel jonge mensen met veel energie. Overal in de stad doken tijdelijke locaties op waar alternatieve dragshows, vertelavonden, tentoonstellingen, optredens, debatten, voorstellingen, workshops, feesten en nog veel meer werden gehouden. Omdat er toch geen geld was, heerste er een sterke doe-het-zelfmentaliteit, waarbij mensen de evenementen organiseerden waar ze zelf in zin hadden. Er hing een gevoel in de lucht dat er vanalles mogelijk was.

Nu de huurprijzen exponentieel stijgen en de stad weinig bescherming biedt, verdwijnen cultuurruimtes in Dublin in een angstaanjagend tempo.

Mooie liedjes duren echter niet lang. Rond 2014 gingen aloude economische principes opnieuw de besluitvorming bepalen. De Ierse overheid had ervoor gekozen de schulden van banken en projectontwikkelaars te verlichten in plaats van die van haar burgers, en wij hadden die besparingen aanvaard alsof we ze ook werkelijk verdiend hadden. De financialisering van de stad werd hervat en projectontwikkelaars begonnen opnieuw te bouwen. Dit betekende dat gebouwen en terreinen plots veranderden in potentieel kapitaal voor investeerders. Grote stukken grond in het centrum van de stad die voorheen publiek bezit waren, werden geprivatiseerd en gegentrificeerd tot kantoren of huurwoningen. Zodra de zwermen hijskranen weer aan de skyline verschenen, werd duidelijk dat het nieuwe Dublin dat om ons heen oprees niet voor iedereen was.

Open Theatre Practice, photo credit Futoshi Sakauchi

Terwijl dit alles zich voltrok, kwamen mensen nog steeds samen om de cultuurruimtes die zij in de stad wilden zien te creëren en tot leven te brengen, zoals velen ook al voor de crash deden. Ze werkten grotendeels zonder financiering of institutionele steun, en werden gemotiveerd door het slinkende aantal boeiende en betaalbare plekken om samen te komen. Dit heeft geleid tot de oprichting van enkele van de meest essentiële ruimtes voor de Dublinse kunstscene in de afgelopen jaren. Maar nu de huurprijzen exponentieel stijgen en de stad weinig bescherming biedt, verdwijnen cultuurruimtes overal in een angstaanjagend tempo. Naarmate het moeilijker wordt om als kunstenaar te werken en tegelijkertijd ook in de stad te wonen, verlaten veel kunstenaars en artiesten Dublin. De paradox is dat de kwetsbaarheid van deze ruimtes – en ook alle andere onzekerheden die de realisatie van kunstprojecten in de weg staan – artiesten er tegelijk net toe heeft aangezet om veerkrachtige samenwerkingsstrategieën te ontwikkelen, en om hechte gemeenschappen te creëren die het allemaal de moeite waard kunnen maken.

Een ecologische benadering

Het probleem in Dublin is niet het aantal ruimtes dat verdwijnt, maar wel het soort ruimtes dat verdwijnt. De diversiteit van het ecosysteem wordt bedreigd. De meeste plekken die zijn verdwenen maar niet vervangen werden, zijn kleinschalige, door kunstenaars geleide concert- en exporuimtes, in het bijzonder plaatsen waar iedereen gratis of goedkoop evenementen kon organiseren, zoals Jigsaw of Exchange. Dit waren voornamelijk collectief georganiseerde grassroots spaces, open voor iedereen om te participeren of evenementen te organiseren.

Een stad heeft meer nodig dan kleine ruimtes waarin kunstenaars kunnen werken en grotere ruimtes waar optredens kunnen plaatsvinden.

Volgens de terminologie van cultuurcriticus John Holden waren deze ruimtes zowel Platformen als Connectoren. Holden beschrijft vier essentiële rollen in culturele ecologieën: Bewakers, Connectoren, Platformen en Nomaden. Bewakers dragen zorg voor materieel en immaterieel cultureel erfgoed. Voorbeelden hiervan zijn musea, bibliotheken, archieven, erfgoedinstellingen, evenals academici, sommige galerijen of performancekunstgezelschappen. De Connectoren zijn personen of entiteiten die, zoals de naam al aangeeft, mensen en middelen samenbrengen, en energie verplaatsen binnen de ecologie. Dat kunnen cultuurprogrammatoren zijn, maar ook curatoren, bepaalde organisaties en locaties en sommige kunstbeheerders of -bloggers. Platformen zijn ruimtes waarin werk kan worden voorgesteld, zoals theaterzalen, galerijen, cultuurcentra, cafés, clubs, straten of websites. Deze drie rollen kunnen allemaal voortbestaan dankzij de vierde rol, die van de Nomade. De Nomade omvat het grootste deel van de bevolking, die zich vrijelijk door de culturele wereld beweegt, door kunstlocaties te bezoeken, films en tv-programma's te bekijken, boeken uit de bibliotheek te ontlenen, enzovoort. Individuele kunstenaars die op verschillende plaatsen en op verschillende tijdstippen werk tonen of uitvoeren, kunnen ook als Nomaden beschouwd worden.

Naarmate de hoeveelheid en diversiteit aan kleinere platformen in Dublin is afgenomen, hebben we ook Connectoren verloren. Een stad heeft meer nodig dan kleine ruimtes waarin kunstenaars kunnen werken en grotere ruimtes waar optredens kunnen plaatsvinden. Ze heeft ruimtes nodig waar mensen kunnen samenkomen om te werken, gesprekken te voeren en het werk van anderen te ervaren, zoals A4 Sounds, een door artiesten beheerde werkruimte en galerij waar prioriteit wordt gegeven aan kunstenaars met lagere inkomens, of JaJa Studios, een DIY-ruimte voor voorstellingen en experimenten. Ze heeft behoefte aan open ruimtes waar mensen elkaar kunnen ontmoeten om samen te werken of om hun ideeën uit te proberen, zoals de Open Theatre Practice van Outlandish Theatre Platform, en Unit 44 van Kirkos Ensemble; en er moeten ruimtes zijn waar mensen kunnen verzamelen om te socializen en stoom af te blazen, zoals de Dublin Digital Radio (ddr)-feesten.

Door ruimtegebrek ontwikkelt de culturele ecologie in Dublin zich tot een ecosysteem waarin de onderlinge afhankelijkheid niet wordt gevoed.

Een stad heeft plaatsen nodig waar relaties kunnen worden gesmeed, ideeën kunnen worden uitgewisseld, en lokaal gemaakte kunst en cultuur gezamenlijk kunnen worden beleefd. Dit zijn de dingen die ons staande houden en inspireren als kunstenaars en als mensen, tegen een achtergrond van torenhoge huurprijzen, onzekere arbeidsomstandigheden en de dreiging van uithuiszetting. Door het toenemende gebrek aan ruimtes waar kunstenaars en andere creatieven deel kunnen uitmaken van een gemeenschap en hun eigen evenementen kunnen programmeren, ontwikkelt de culturele ecologie zich tot een ecosysteem waarin de banden steeds zwakker worden en de onderlinge afhankelijkheid niet wordt gevoed. Dit leidt tot fragmentatie, maakt het moeilijker een publiek warm te maken op het grassroots-niveau, en zorgt voor een verlaagd moreel bij kunstenaars.

Het hoogste segment van de gesubsidieerde, 'professionele' kunstwereld plukt bovendien ook de vruchten van het bestaan van lokale kunstruimtes. Mensen komen in aanraking met wat kunst kan zijn op performanceavonden of feestjes in DIY-ruimtes, en kunnen besluiten om een eigen radioprogramma te beginnen op een lokaal digitaal radiostation als ddr. Dit kan uitmonden in het organiseren van een optreden in een ruimte als Unit 44, wat op zijn beurt kan uitgroeien tot een gefinancierd project, met betaalde medewerkers die de organisators kennen uit de DIY-ruimte. Ideeën en mensen stromen van deze ruimtes door naar andere ruimtes. Zonder het beschermen en koesteren van dergelijke toegankelijke ruimtes van mogelijkheden – die laagdrempelig zijn voor toeschouwer, deelnemer of co-creator – zullen op het einde van de rit niet hetzelfde aantal of dezelfde verscheidenheid aan ervaren kunstenaars de grootste podia bereiken.

Toegangspoorten tot de kunstwereld

De kracht van het cultuurlandschap in Vlaanderen en Brussel is de verscheidenheid aan podia die er bestaat, van lokale kunst- en makersruimtes zoals De Meubelfabriek, Manoeuvre of Samenschool, over iets grotere organisaties zoals Bij’ de Vieze Gasten en Toestand, tot de grote en meer zichtbare locaties zoals de Vooruit of Beursschouwburg, die ook weer niet zo groot zijn dat ze afgesloten zijn van de wereld. Er is een samenspel tussen ruimtes van verschillende omvang, en de financiering is verdeeld over het hele spectrum. Als de financiering zou worden gecentreerd, zullen kleinere ruimtes verdwijnen en zal de gezondheid van het gehele culturele ecosysteem aftakelen. De grotere spelers in het kunstenveld mogen zich dan niet verliezen in een excellentiewedloop, maar zullen vooral de handen ineen moeten slaan om lokale spelers te steunen. In de eerste plaats moeten grote instituties pleiten voor het behoud van de financiële autonomie van kleinere organisaties, zodat die hun eigen onafhankelijke programma's kunnen blijven uitvoeren en niet ondergesneeuwd raken door de agenda's van de groteren.

In een culturele ecologie bouw je fundamenteel andere relaties op dan wanneer je iets volledig zou organiseren binnen de commerciële sector.

In dat opzicht zijn lokale kunstruimtes misschien wel het meest noodzakelijke onderdeel van een gezonde culturele ecologie. Voor velen zijn het immers de toegangspoorten tot de kunstwereld, plekken waar een dwarsdoorsnede van de samenleving samenkomt en daadwerkelijk interageert en participeert. Als die ruimtes niet als exclusief kunstklieknest fungeren maar werkelijk open zijn, kunnen ze de ervaringen van verscheidene mensen met kunst en cultuur in positieve zin veranderen.

It takes a village

Deze ruimtes besturen betekent beslissingen nemen, over hoe de ruimte te onderhouden en te runnen, hoe de huur te dekken, of wanneer de ruimte open te stellen en voor wie. Het is een proces van vallen en opstaan, dat uiteindelijk gedeelde kennis oplevert over methodes en praktijken om dingen collectief te organiseren. Deze praktijken kunnen vervolgens overgenomen worden door anderen die in contact komen met de ruimte, en organisch verder worden gedeeld. Verder is er het mobiliseren van groepen, het noodzakelijke delen van ruimte en middelen, het vragen om gunsten van mensen en het gebruiken en uitlenen van elkaars materiaal. Zo bouw je fundamenteel andere relaties op dan wanneer iets volledig georganiseerd zou worden binnen de commerciële sector.

Wanneer mensen zichzelf en hun projecten onderhouden los van commerciële belangen of overheidsfinanciering, kunnen er andersoortige sociale relaties ontstaan.

Leden moeten een bijdrage leveren, of mensen moeten vrijwillig hun tijd of vaardigheden ter beschikking van anderen stellen. Collectiviteit wordt zo doorlopend gepraktiseerd, niet alleen gepredikt. A4 Sounds en ddr betalen hun huur bijvoorbeeld via lidgelden, waardoor hun kosten effectief worden gecollectiviseerd – en dit draagt bij aan de opbouw van een gemeenschapsgevoel en besef van onderlinge afhankelijkheid. Onlangs heeft ddr deze praktijken officieel vastgelegd en is het een coöperatie geworden. A4 biedt ook gemeenschapslidmaatschappen aan voor degenen die meer nood hebben aan de gemeenschap dan aan de werkruimte, en collectieve lidmaatschappen voor activistische groepen. Dit alles maakt niet alleen een bruisend cultureel leven mogelijk, maar sijpelt ook door naar andere ruimtes en projecten in de stad en vormt op die manier een tegenwicht voor de dominante individualistische mentaliteit die het soms zo moeilijk lijkt te maken om creatieve projecten tot stand te brengen. Toch wil ik wil de situatie niet romantiseren. Individuele en collectieve burn-out door onbetaalde of onderbetaalde arbeid en overwerk is het grootste probleem waar deze projecten mee te kampen hebben. Er zou, indien daar vraag naar is, specifieke financiering moeten worden toegekend aan deze ruimtes om zulke problemen op te vangen.

Als stadsplanning verstrengeld raakt met neoliberale ontwikkeling, wordt dit soort gemeenschaps-vorming nog crucialer om vervreemding tegen te gaan.

Desalniettemin: wanneer mensen zichzelf en hun sociale en culturele projecten moeten onderhouden los van commerciële belangen of overheidsfinanciering, kunnen er andersoortige sociale relaties ontstaan, gericht op onderlinge interdependentie, vertrouwen en zorg. Dit bleek ook uit het stedelijke onderzoek van The Provisional University. Een project als Cooking for Freedom, een initiatief opgezet door vrouwen met een migratieachtergrond, geeft asielzoekers die in accommodaties zonder eigen keuken leven de mogelijkheid voedzame maaltijden te koken voor hun gezinnen. Cooking for Freedom kon van start gaan in ruimtes als Jigsaw, van waaruit de vrouwen relaties opbouwden met mensen uit andere gemeenschapsruimtes om zo toegang te krijgen tot andere keukens. Zo konden ze hun project uitbreiden.

In steden waar de stadsplanning steeds meer verstrengeld raakt met een neoliberale ontwikkelingsstrategie, wordt dit soort gemeenschapsvorming nog crucialer als een manier om een groeiend vervreemdingsgevoel tegen te gaan. Huurprijzen stijgen en lonen stagneren, terwijl mensen langer werken in meerdere jobs. Ze hebben minder tijd om door te brengen met familie en vrienden, en minder niet-commerciële of openbare plaatsen om elkaar te ontmoeten. En toch, wanneer dit samenhorigheidsgevoel wordt uitgehold, wordt het net ook noodzakelijker. Ik betrap mezelf erop dat ik steeds weer terugkeer naar een citaat van Judith Butler uit Notes Toward a Performative Theory of Assembly:

What does it mean to act together when the conditions for acting together are devastated or falling away? Such an impasse can become the paradoxical condition of a form of social solidarity both mournful and joyful, a gathering enacted by bodies under duress or in the name of duress, where the gathering itself signifies persistence and resistance.

Een van de protesten tegen de verbouwing van de Cobblestone tot een hotel (c) Ros Madigan

Jigsaw, ddr, Outlandish Theatre Platform, JaJa and A4 waren en zijn ruimtes van verzet die de voorwaarden scheppen voor mensen om te handelen, creatief en politiek. Er waren de anti-uitzettingstrainingen, het spandoekschilderen of de vergaderingen van grassroots politieke groepen. Maar ook veel van de andere optredens, diners, workshops, festivals en feesten in die ruimtes getuigen van verzet en volharding. Verzet tegen elitarisme en uitsluiting in de kunsten, tegen kapitalisme en consumentisme, tegen racisme, seksisme en homofobie, en tegen de idee dat individuele zelfredzaamheid normaal of zelfs maar mogelijk is. Terwijl ik dit schrijf, verzamelen zich mensen in het centrum van Dublin om te protesteren tegen de aangekondigde verbouwing van de Cobblestone – een pub en cultuurplek die lang het kloppend hart van de traditionele Ierse muziekscene in de stad is geweest – tot een hotel met negen verdiepingen. Dublin gaat niet ten onder zonder weerstand, het is een gevecht waarop we ons onbewust al jaren aan het voorbereiden waren, in krappe zweterige kamertjes vol vreugde.

In ecologische termen gaat veerkracht over het vermogen van een ecosysteem om weerstand te bieden tegen verstoringen en zich snel te herstellen.

De voorspelde besparingen zijn niet het grootste gevaar. Besparingen op zich wissen de bestaande relaties in het cultuurlandschap niet uit. Ze kunnen wel een verandering in die relaties teweegbrengen. Welke verandering dat is, hangt af van de houding die individuen en organisaties binnen de ecologie innemen. Als de sector als geheel wil blijven bloeien, is het antwoord niet concurrentie, maar solidariteit. Het is aan ons om verder te gaan met het creëren van nu nog onbestaande ruimtes, het herverdelen van middelen en beschermen van bedreigde ruimtes. Het meest kostbare om voor te vechten zijn de relaties, de onderlinge afhankelijkheden en de wederzijdse steun. Een zorg die zich niet zozeer op individuen richt, maar op groepen, ruimtes, organisaties, scènes en sectoren.

Als het woord ‘veerkracht’ wordt toegepast op individuen, neemt het vaak de aandacht weg van de onderdrukkende machtsdynamiek die de individuele veerkracht noodzakelijk heeft gemaakt. In ecologische termen gaat veerkracht echter minder over individuele organismen, en meer over het vermogen van een ecosysteem om weerstand te bieden tegen verstoringen en zich snel te herstellen. Als deze nieuwe ronde van structurele financiering de culturele sector in Vlaanderen op zijn kop zet, moeten de spelers in de sector de krachten bundelen om ervoor te zorgen dat zoiets de volgende keer zelfs niet meer mogelijk is.