Zwart, Queer en Dik. Over lichaamsbeeld en queer begeerlijkheid

Door Eric Cyuzuzo, op Tue May 31 2022 22:00:00 GMT+0000

Wat betekent het om als dikke Zwarte queer man op te groeien in een witte wereld? Waar komen onze ideeën van Zwarte mannelijkheid en lichamelijkheid vandaan en welke impact hebben ze op Zwarte intimiteit en seksualiteit? Eric Cyuzuzo verkent de spanningen tussen het dikke Zwarte lichaam en onze maatschappelijke verwachtingen en de effecten daarvan op het individu.

Mijn complexe relatie met mijn lichaam begon toen ik voor het eerst in dit land aankwam, na de hereniging met de rest van mijn familie. Eenmaal in België namen mijn ouders de taak op zich om al het nodige te voorzien. Een van de dingen waar ze bijzonder veel belang aan hechtten, was dat we altijd genoeg en goed te eten kregen. Dat was evenwel niet gemakkelijk. We leven immers in een systeem gebaseerd op klassendiscriminatie, waarin de toegang tot gezond voedsel moeilijk is voor arme Zwarte migranten. De behoefte van mijn ouders om voedsel in overvloed te verstrekken, was gebaseerd op een angst uit een verleden waarin toegang tot voedsel niet evident was. Die angst creëerde een neiging om meer te eten dan nodig, om meer te doen dan alleen je honger te stillen, wat leidde tot een relatie van afhankelijkheid tussen mezelf en voedsel. Het is in die periode dat ik mijn eerste eetstoornis ontwikkelde.

Ik volgde de trend om mijn eetstoornis te verpakken als dieet.

In mijn familie en onder vrienden was het bespotten van mijn korte dikke Zwarte lichaam normaal. Niemand stelde zich daar vragen bij. Thuis was er weinig ademruimte, mijn vader probeerde me te dwingen om te sporten, maar net omdat het verplicht was, verzette ik me daartegen. Bovendien gaf ik alle pogingen om deel te nemen aan teamsport ook snel op omdat ze het decor vormden voor afwijzing: een vaak buitensporige, mannelijke en harde omgeving waar ik me niet thuis voelde. Mijn zachte aard en mijn neiging om mijn feminiene kant te laten doorschijnen moest ik in mijn adolescentie helaas onderdrukken, bang dat het mijn ontluikende queerness zou onthullen, een eigenschap waarvoor ik weinig erkenning kreeg.

Wiens blik?

Mijn eerste zelfgekozen poging om mijn lichaam te veranderen kwam rond mijn 16de, tijdens de laatste jaren van de middelbare school. Ik besefte dat ik, weg van huis, meer ruimte en vrijheid zou hebben om, naast andere activiteiten zoals uitgaan, me ook romantisch en seksueel te ontplooien. Ik zag echter ook al snel in dat ik daarvoor zou moeten passen in een meer begerenswaardige lichaamsesthetiek. Als korte Zwarte jongen wilde ik dus slanker zijn.

Ik volgde de trend om mijn eetstoornis te verpakken als dieet; het zeer gedisciplineerd eten van slechts bepaalde voedseltypes met specifieke voedingsstoffen. Ik begon met enkele sneetjes bruin brood die me eerlijk gezegd niet eens smaakten, naast dagelijks een beetje fruit. Daarnaast ging ik na school dagelijks naar de fitnesszaal en in slechts enkele maanden verloor ik 30 kilo. Ik leed duidelijk aan een eetstoornis, maar besefte het niet. Integendeel, ik was fier op mijn snelle gewichtsverlies en kreeg zelfs complimenten. Vetfobie is namelijk zo ingebakken in het weefsel van onze samenleving dat we een eetstoornis liever bejubelen als vasthoudend, toegewijd en gedisciplineerd, dan ze te erkennen als wat ze is.

Hoeveel motivational content ik ook consumeer of hoe vaak per dag ik aan zelfbevestiging doe, ik kan mezelf niet wegdenken uit de onderdrukking.

Toen ik een sociaal aanvaardbaar gewicht had bereikt en niet meer voortdurend onder toezicht stond van mijn vrienden en familie, voelde ik dat ik eindelijk stiekem naar plekken kon gaan waar ik openlijk queer kon zijn. Maar hoewel ik nu in staat was om dingen te doen waarvan ik dacht dat ik ze wilde, was mijn eetstoornis niet verdwenen. Eten werd een mechanisme om me te straffen wanneer ik niet aan bepaalde normen voldeed en een manier om met mijn angsten om te gaan. Die dwangmatige afhankelijkheid van voedsel nam de overhand en ik ontwikkelde nog meer slechte gewoonten. De combinatie van alcohol en goedkope junkfood verwoestte me, zowel fysiek als mentaal. Bijgevolg ervoer ik sterke gewichtsschommelingen die me verhinderden een gezonde relatie te ontwikkelen met voedsel en lichaamsbeweging.

Op de momenten dat ik veel gewicht verloor en er eerder slank uitzag, dacht ik nog steeds te dik te zijn, vooral als ik dacht aan de plaatsen waar ik met zelfvertrouwen aanwezig wilde zijn, zoals de carrière die ik voor ogen had in de mode-industrie. Daarnaast, wanneer ik zichtbaar dik was, merkte ik dat vrienden en familie zich voortdurend geroepen voelden om me te vertellen, meer nog, me eraan te herinneren hoe 'mooi' ik was, zeker wanneer ik zelf aangaf dik te zijn. Zulke commentaren van mensen die een slanker, conventioneel mooi en begeerlijk lichaam hebben, ervoer ik niet alleen als zelfingenomen; ze veroorzaakten ook onnodige druk. Er zit immers een impliciete paradox vervat in zulke opmerkingen. Hoewel we iemand willen geruststellen, is onze boodschap dat mensen mooi zijn ondanks hun dikheid: de sociale onwenselijkheid van dikheid blijft intact. Vandaag reageer ik op dat soort opmerkingen met een stellige 'ik heb nooit gezegd dat ik niet mooi was, ik zei dat ik dik was, wat gewoon waar is, je hebt alleen je vooroordeel laten zien'.

Zelfs onze moderne Zwarte gemeenschappen verwachten van dikke Zwarte mensen altijd een positie van dienstbaarheid, hetzij door arbeid, hetzij door humor.

Die interacties tussen dikke en niet-dikke mensen en, als we eerlijk zijn, ook tussen sommige dikke mensen onderling, worden versterkt door de toenemende zichtbaarheid van de body positivity-beweging. Dat creëert de verwachting dat dikke mensen, in situaties waar een bepaald soort 'progressief denken' de norm is, die body positivity voortdurend zelf opvoeren. Het leidt evenwel ook tot schuldgevoelens wanneer iemand zich niet veilig of 'mooi' voelt in een dik lichaam en dat durft te uiten. Of wanneer iemand onverwachts reageert op de 'maar je bent zo mooi'-uitspraak, waarvan we denken dat ze soelaas brengt, terwijl ze alleen het stereotiep bevestigt dat dik zijn lelijk is.

Wat velen niet beseffen, is dat je jezelf niet kunt wegdenken uit de onderdrukking. Het maakt niet uit hoeveel motivational content ik consumeer of hoe vaak per dag ik aan zelfbevestiging doe, een strategie die me eerlijk gezegd wel een veilig of zelfs tevreden gevoel geeft over mijn lichaam. Toch leef ik in een omgeving die verzadigd is met boodschappen, voorstellingen en situaties die me ondubbelzinnig het signaal geven dat dikke lichamen er eigenlijk niet horen te zijn, dat dikke levens het niet waard zijn geleefd te worden. Dat systeem is veel machtiger dan het individu, en er vloeit weinig goeds uit dat systeem als zij die profiteren van vetfobie geen ruimte en gehoor geven aan zij die de onderdrukking ondergaan. Dikke mensen moeten de kans krijgen om zich legitiem ongelukkig te voelen en hun ongemak met een systeem dat hen opzij schuift te verwerken.

‘I do not grind, I do not hustle, I do not dream of labour’

Het deconstrueren van mijn relatie tot mijn lichaam als Zwarte man van Afrikaanse afkomst in België, heeft mijn ogen geopend voor de link tussen vetfobie en kapitalisme. Onze maatschappij duwt mannen met een donkere huidskleur, die ondubbelzinnig Zwart zijn, in een mal die ik grofweg zo kan omschrijven: slank maar met een sterke bouw, lang en mager maar met goed gedefinieerde zichtbare spiermassa. Historisch gezien betekende dat lichaam dat Zwarte mannen fysiek productief waren, goed genoeg voor arbeid, maar dat betekent tegelijkertijd de complete afwezigheid van respect voor hun intellect of emoties. Zwartheid wordt bovendien al eeuwen gekoppeld aan dwangarbeid in slavernij, een vorm van arbeid die massaproductie en kapitaalaccumulatie moet verzekeren. Het kapitalisme negeert zo de persoonlijkheid van mensen, en beschouwt al wie niet tot de heersende klassen en rassen hoort eenvoudigweg als lichamen, niet als mensen. Als iemands lichaam daarbij te veel ruimte inneemt en zo een optimale arbeidsprestatie in de weg staat, is die persoon onwenselijk. Dikheid wordt opgevat als een handicap. Zo beïnvloeden vetfobie en validisme elkaar wederzijds, alsook racisme en kapitalisme.

Mijn omgeving suggereerde dat ik mijn queerness enkel vrij kon beleven door ruimtes met een meerderheid aan Zwarte personen te verlaten.

Het is ook van belang om stil te staan bij seksualiteit. Hoewel ik de onderdrukking ervaar die samenhangt met mijn Zwarte (cisgender) mannelijkheid, zijn mijn gender en mijn mannelijkheid ook sterk beïnvloed door mijn queerness en de waarneembare vrouwelijke energie van mijn genderexpressie. Queerfobie, die homofobie, bifobie en transfobie omvat, is geworteld in het patriarchaat en de vrouwenhaat. Onder het patriarchaat kan een cisgender man die queer is daarom ook een aantal van de onderdrukkende genderaspecten – die samenhangen met kapitalisme en racisme – ervaren. Het gaat over diezelfde aspecten waar vrouwen – trans én cis – maar ook non-binaire mensen, het volledige spectrum van ervaren. Als dikke Zwarte queer man ervaar ik dus een aantal onderdrukkingsmechanismen die samenhangen met anti-Zwarte vetfobische vrouwenhaat. Die mechanismen bestaan al heel lang en zijn geworteld in de kolonisatie en de trans-Atlantische slavenhandel, waaruit het beeld van de mammy is gegroeid, een dikke vrouw met een donkere huidskleur die tevreden zou zijn met een rol als dienstbare onderdaan van witte families.

Zelfs onze moderne Zwarte gemeenschappen verwachten van dikke Zwarte mensen altijd een positie van dienstbaarheid, hetzij door arbeid, hetzij door humor: telkens weer moeten ze bewijzen dat ze een reden hebben om te bestaan, om erbij te horen, omdat ze eigenlijk ongewenst zijn. Het is opvallend dat in de media de beelden van Zwarte mensen meestal weinig gelijkenissen vertonen met de enkele bekende leiders en gezichten van de Zwarte vrijheidsbewegingen uit onze geschiedenis. We moeten ons steeds opdringen om erkend en gezien te worden, en wanneer dat gebeurt, zijn het vooral die Zwarte mensen die beantwoorden aan conventionele vormen van aantrekkelijkheid die erkenning krijgen: slanke Zwarte mensen die kunnen profiteren van een bepaalde mix van vetfobie, colorisme, texturisme en featurisme. Maar wanneer we ons als dikke en donkere Zwarte persoon op de voorgrond plaatsen om de erkenning te krijgen die we verdienen, dan heerst de perceptie dat we agressief en intimiderend zijn. Zij die aantrekkelijkheid aan moraliteit verbinden, vragen zich dan af waarom iemand die ongewenst is en die toch ruimte durft in te nemen, zoals een dikke Zwarte queer persoon, überhaupt te goeder trouw of zelfs authentiek zou zijn.

De politiek van de begeerlijkheid

Aangezien dit stuk ook sterk gericht is op queerness, is het belangrijk om na te denken over de inwerking van anti-Zwarte vetfobie op romantische en seksuele wenselijkheid. Het is belangrijk te beseffen dat de markt het kapitalisme beheerst en consumptie dat systeem aandrijft. Net zoals alle markten maakte ook de slavenmarkt deel uit van die consumptielogica. Daarom was het nodig een consumptieverlangen te creëren, in casu het verlangen om de tot slaaf gemaakte Zwarte mens te kopen. Daarbij is de Zwarte mens geen persoon maar een goed dat het waard was om in te investeren, een investering die voldoening belooft aan de witte consument. In die context bereidden slavendrijvers tot slaaf gemaakte mensen voor op de spreekwoordelijke showrooms van de slavenmarkt: ze wasten de lichamen en olieden hen om zo het spierweefsel te benadrukken. Het ideale lichaamstype voor Zwarte mannen moest ook seksuele bekwaamheid uitstralen, en staat in verband met het seksuele fetisjisme van het Zwarte lichaam dat tot vandaag voortduurt als zogenaamde 'negrofilie'. In het kielzog van de slavernij en het kolonialisme streven Zwarte mensen bovendien zelf dat toxisch ideaal na.

Mijn verlangens zijn, net zoals bij vele Zwarte mensen, beïnvloed door opvattingen over begeerlijkheid die tijdens de slavernij en het kolonialisme tot stand zijn gekomen.

Daarnaast is het lichaamsbeeld voor queer mannen, inclusief Zwarte mannen, erg belangrijk. Terwijl algehele vetfobie en validisme iedereen onderdrukt, schept de ruime vertegenwoordiging van het cisheteropatriarchaat een beeld waarin enkel cisgender heteroseksuele mannen – ongeacht hun uiterlijke kenmerken – een ware kans maken op intieme relaties met vrouwen die conventioneel knapper zijn dan zij. Maar voor queer mannen, die zich niet identificeren met de cisgender heteronormen, is het verkennen van de begeerlijkheid van andere personen die als mannen worden gezien een heel andere ervaring.

Als Zwarte queer jongen en uiteindelijk man, groeide ik namelijk op in een wereld die me van jongs af aan heeft voorgehouden dat mijn ideale partner een witte man of een niet-Zwarte man van kleur zou moeten zijn. Mijn omgeving suggereerde dat ik mijn queerness enkel echt en vrij kon beleven door ruimtes met een meerderheid aan Zwarte personen te verlaten, en me vervolgens te begeven in die ruimtes met een meerderheid aan witte en niet-Zwarte mensen. Het beeld van de Zwarte queer man in een intieme relatie is meestal het beeld van een gemengd koppel. Schrijver Jo'el Santiago onderzoekt dat fenomeen op briljante wijze in het artikel ‘For Colored Boys Who Considered the Swirl When Black Love Wasn't Enough’. Zelfs in ruimtes waar Zwarte mannen en non-binaire personen uitsluitend met elkaar omgaan, is er nog steeds sprake van dynamieken van structurele onderdrukking. Dat bleek duidelijk in de begindagen van de pandemie toen Zwarte homokoppels via de #DontRushChallenge schoonheidsnormen uitdroegen die doordrongen waren van vetfobie, validisme, femmefobie, evenals colorisme, texturisme en featurisme. Toen Justin James aka The King of Reads en andere Zwarte queer en non-binaire cultuurcritici die dynamiek hekelden, kwamen er onmiddellijk reacties die hen wegzetten als bitter en jaloers, op een manier die fysieke begeerlijkheid in verband bracht met moraliteit. Wie niet beantwoordt aan schoonheidsidealen, zou wel immoreel kunnen zijn.

Een kwestie van voorkeur?

Sinds enkele jaren weet ik dat, als ik een of meerdere romantische en seksuele partners wil, ze Zwart moeten zijn. Ik wil me namelijk niet meer de vraag stellen of ik de voorkeur geniet van hen die ik verkies, ik wil de vicieuze cirkel van ‘de voorkeur van mijn voorkeur’ doorbreken. Dat is een fenomeen dat cultuurcriticus en auteur ‘Angry Black HoeMo’ op een fenomenale manier omschrijft in zijn stuk ‘It's Time To Retire the 'No Blacks, No Asians' Topic’, waarin hij frustratie uit ten aanzien van het alomtegenwoordige racisme van en op datingsites. Er zit iets moois in het idee van samen te groeien in de liefde, een liefde die vorm krijgt in een Zwarte ervaringsgemeenschap. Voor mij is de zwier en schoonheid van Zwarte mannen ongeëvenaard. Maar daarnaast moet ik ook mijn eigen verlangens deconstrueren. Die verlangens zijn immers, net zoals bij vele Zwarte mensen, beïnvloed door schoonheidsnormen en opvattingen over begeerlijkheid die tijdens de slavernij en het kolonialisme tot stand zijn gekomen. Vaak worden die normen en ideeën gezien als een kwestie van voorkeur en niet als een gevolg van geïnternaliseerde vormen van onderdrukking. Bijgevolg stel ik vast dat de meeste Zwarte queer mannen niet vallen op dikke Zwarte queer mannen zoals ik. Maar ik geef toe dat ik ook niet de neiging heb om te vallen op andere dikke Zwarte queer mannen. Mezelf terugvinden in de cyclus van 'de voorkeur van mijn voorkeur', is een ontnuchterende ervaring. Ik ben dus een work in progress en ik moet blijvend mijn eigen verlangens deconstrueren en opnieuw vormgeven. Daarbij speelt vetfobie, naast vele andere dingen, een prominente rol.