Zwitserland

Door Bieke Purnelle, op Fri Jun 07 2024 02:00:00 GMT+0000

Wat hebben een moeder, een journalist en een politieke leider gemeen? Ze zijn geen van allen neutraal. Wie dat toch beweert, is blind voor de eigen positie, schrijft Bieke Purnelle. Liever dan het neutraliteitsprincipe staat zij het idee voor dat wij niet de maat der dingen zijn.

‘Ik ben Zwitserland’, riep ik razendsnel, toen mijn zoon hoopvol mijn richting uitkeek tijdens een discussie met z’n broer. ‘Zwitserland?’, vroeg hij met een frons. ‘Welja, ik bemoei me er niet mee. Ik ben neutraal. Zoals Zwitserland dus. Die willen zich ook nooit mengen in allerlei oorlogen.’ ‘Dat is laf!’, vond hij. Een mening waar ik begrip voor had. De zonen bleken geen fan van neutraliteit, al helemaal niet wanneer hun eigen moeder die positie innam.

Natuurlijk vond ik wel degelijk wat van het broederconflict dat zich binnen mijn gezichtsveld en gehoorafstand afspeelde. Ik vond dat de jongste overdreven gepikeerd reageerde op een bagatel, met name een iets te lange en schampere blik van de oudste die wellicht als provocatief kon worden geïnterpreteerd. Maar dat zei ik niet. Omdat ik met rust gelaten wilde worden en mij wilde focussen op de risotto in mijn bord. We onderschatten hoeveel conflicten onbeslecht blijven omdat de mensen die ze kunnen oplossen geen zin hebben in gedoe. Neutraliteit is vaak weinig meer of minder dan opportunisme, verkleed als principe. Tenslotte is ‘ik wil er niets mee te maken hebben want anders krijg ik miserie’ evenzeer een standpunt als ‘ik sta aan de kant van de aanvaller/belaagde.’

Au fond is die hardnekkige hang naar neutraliteit weinig meer dan verknochtheid aan de dingen zoals ze zijn.

Die hypocriete omgang met wat ik hier voor het gemak ‘neutraliteit’ zal blijven noemen, vertoont zich ook op kleine schaal, in onze omgang met de wereld en elkaar. Heel wat regels, codes en wetten roepen neutraliteit in als grond voor hun bestaan. Neutraliteit, ingevuld als de afwezigheid van eender welke zichtbare mening of visie, lijkt onafhankelijkheid te vertolken. Neutraliteit als metapositie, vanuit een overschouwende plek, hoog boven het strijdgewoel, zoals goden neerkijken op de schermutselingen en besognes van stervelingen. De neutrale beschouwer stelt zich boven en buiten het probleem, vraagstuk of conflict. Dat is een uiterst gewiekst manoeuvre, omdat neutraliteit correct, redelijk en rechtvaardig lijkt. Een neutraal iemand wekt de indruk met mentale en morele afstand naar een kwestie te kijken, zonder persoonlijk belang, en vanuit dat niemandsland als vanzelf onbevangen te kunnen oordelen over wat er gebeurt en wat er nodig is.

Alleen en helaas: onafhankelijkheid is een fictie. Alles en iedereen hangt van alles en iedereen af. Ook niets doen heeft consequenties. Voorts is die hardnekkige hang naar neutraliteit op verschillende fronten au fond weinig meer dan verknochtheid aan de dingen zoals ze zijn, aan de normaliteit die we zelf kennen en herkennen. Alles wat anders is dan onze normaliteit, is afwijkend, abnormaal en dus makkelijk te negeren.

Een zogezegd neutrale positie innemen is evengoed een keuze maken, omdat het uitblijven van eender welke handeling of opinie ook een keuze is. ‘Ik bemoei me er niet mee’ is eerlijk, want uit te leggen als ‘ik heb geen zin in dit gedoe.’ ‘Ik ben neutraal’ is een leugen omdat het woord insinueert dat je er helemaal niets van vindt, dat de kwestie jou niet (be)treft, dat jij geen enkele verantwoordelijkheid hebt, dat jouw ‘neutrale’ standpunt geen standpunt is, maar een onomstotelijk feit.

Blinde vlekken

Het neutraliteitsprincipe is een van de verworvenheden van de Franse Revolutie. In die periode werd radicaal komaf gemaakt met de goddelijke voorbeschikking van de vorstelijke macht. Vrijheid van meningsuiting en van godsdienst werden grondrechten. De overheid moest de gelijke behandeling van alle burgers garanderen en hen beschermen tegen de dominante actoren in de samenleving. Prachtige intenties. Alleen zijn overheden niet neutraal. Ze zijn het vleesgeworden resultaat van politieke en ideologische strijd, van ongelijke machtsverhoudingen en dominante discoursen. Ze zijn per definitie de antithese van neutraliteit.

Neutraliteit doet precies het omgekeerde van wat het pretendeert te beogen: in plaats van minderheden te beschermen, weert het hun afwijkende perspectief.

Intussen zijn die overheden neutraliteit gaan invullen als de afwezigheid van eender welke symboliek of opinie, beide vakkundig aan het oog onttrokken, het tweede altijd latent aanwezig. Wat niet ziet, niet deert. Het is een visie die heersende normen bevestigt en reproduceert zonder dat het opvalt. Neutraliteit doet zo precies het omgekeerde van wat het pretendeert te beogen: in plaats van minderheden te beschermen, weert het hun perspectief omdat het afwijkt van de norm. Het neutrale perspectief acht zich immers universeel. Daartegenover staat het ‘gekleurde’ perspectief, dat de norm ter discussie stelt, dus ongemakkelijk is en de rust verstoort. De rust van de moeder aan de eettafel. De rust van een land dat het eigen grondgebied het liefst ongemoeid ziet.

Het resultaat laat zich vrijwel dagelijks meten in kranten, weekbladen en duidingsprogramma’s. Journalisten doen er hun stinkende best om ostentatief neutraal te zijn, een soort braakliggend niemandsland te vormen tussen twee oorlogvoerende staten: enerzijds, anderzijds. En zo weet niemand nog wat waar is en wat niet, laat staan wat we ergens van moeten vinden. Ons moreel kompas is het noorden kwijt.

Over wie hebben journalisten, onderzoekers en schrijvers het wanneer ze stellen dat er ‘niet al te veel repercussies’ op te tekenen vallen bij een extreemrechts beleid?

Recent las ik een interview in een ernstig weekblad met een politicologe. Een specifiek fragment trok mijn aandacht. ‘Soms klinkt het dat er niet zo veel zou veranderen onder een regering met het Vlaams Belang. In Italië is een postfasciste als Giorgia Meloni aan de macht, kennelijk zonder al te veel repercussies’, zei de interviewer. ‘Inderdaad. We zien soms dat het beleid amper wijzigt’, luidde het antwoord van de politicologe. Ik las het stukje drie keer, om mijn ergernis te voeden. Diezelfde ergernis voelde ik toen ik de kop las boven een essay van Ilja Leonard Pfeijffer over het beleid van datzelfde Italië, waar de auteur woont, en waar hij – zoals de titel aangaf – nauwelijks wat had gemerkt van het feit dat hij onder een neofascistische premier leefde. Gelukkig was Pfeijffer niet neutraal: het lijkt voor sommigen alsof er niets aan de hand is, maar onder de oppervlakte gist het vergif.

Over wie hebben journalisten, onderzoekers en schrijvers het wanneer ze stellen dat er ‘niet al te veel repercussies’ op te tekenen vallen bij een extreemrechts beleid? Alvast niet over de niet-heteroseksuele ouders die zomaar ineens geen ouder meer waren van hun eigen kind omdat ze brutaal uit de geboorteakte werden geschrapt. Ook niet over de migranten op zee die niet meer gered mogen worden door de Italiaanse kustwacht. Al evenmin over de scholieren en studenten die recent actie voerden voor het tragische lot van de Palestijnen en met de wapenstok het ziekenhuis in werden geslagen door de ordediensten. En helaas ook niet voor de mensen die afhankelijk zijn van een burgerinkomen, de uitkering die door Meloni stante pede werd afgeschaft. Ze hebben het wellicht vooral over zichzelf, ook al laten ze zichzelf prominent buiten beeld. ‘Kennelijk’ betekent dan weinig meer dan ‘voor zover ikzelf kan ervaren’, en zegt enkel iets over de blinde vlekken van de waarnemer, niet over de feiten in kwestie.

Spiegel

De Amerikaanse socioloog Michael Kimmel vat zijn bekende TED-talk over gendergelijkheid aan met een anekdote uit zijn studententijd aan de universiteit van Californië, waar hij deelnam aan een feministische praatgroep. ‘Wat ons allemaal fundamenteel bindt, is dat we vrouwen zijn’, zegt een van de praatgroepleden. Als een Afro-Amerikaanse studente haar dan vraagt wat ze ’s ochtends ziet als ze in de spiegel kijkt, antwoordt ze: ‘Een vrouw.’ Waarop de studente antwoordt: ‘Als ik ’s ochtends in de spiegel kijk, dan zie ik een zwarte vrouw. Omdat ik weet dat ik niet gezien en behandeld zal worden als een vrouw, maar als een zwarte vrouw.’ Wanneer Kimmel hierover nadenkt, beseft hij dat hij zelf, wanneer hij ’s ochtends in de spiegel kijkt, gewoon een mens ziet.

Het geloof in neutraal denken geeft macht aan de ene terwijl het de andere machteloos maakt.

Wie vanuit een vermeende en fictieve neutraliteit spreekt of schrijft, lijkt volstrekt onzijdig, neemt schijnbaar geen positie in. Maar het eigen perspectief is evenzeer een positie, en dan nog de gemakkelijkste. Wat we zien en niet zien is altijd gekleurd door onze ervaringen, overtuigingen, angsten en idealen. De overtuiging dat ons denken en handelen neutraal kan zijn is vals. Elke herinnering aan een gedachte of een gebeurtenis, hoe onbewust ook, stuurt ons denken en bijgevolg onze acties. Dat is op zich niet problematisch, zolang we dat mechanisme (h)erkennen. Het voornaamste probleem is dat veel mensen er werkelijk van overtuigd zijn dat ze neutraal kunnen zijn en daar ook anderen van overtuigen.

Het geloof in neutraal denken en handelen geeft ons politieke leiders die bussen afschaffen omdat mensen van hun rang en stand die niet nodig hebben. Het leidt tot kwalijke misverstanden over hoeveel geld de onbestaande gemiddelde burger te besteden heeft. Het uit zich in quotes en speeches over wat ‘de mensen’ denken en willen. Het maakt mensen onzichtbaar wanneer ze zwijgen, en storend wanneer ze zichtbaar willen worden. Het maakt van racisme iets relatiefs en van seksisme een hoax. Het resulteert in treinen waar je enkel op kan stappen met twee perfect gezonde benen. Het stopt kinderen in klassen met dertig leerlingen waar sommigen van hen zich onmogelijk kunnen focussen. Het levert teambuildingweekends en vergaderingen om 18.00 uur op die onmogelijk te regelen vallen voor alleenstaande ouders. Het maakt van de publieke ruimte een plek die hoofdzakelijk dient om auto’s te laten doorstromen. Het creëert werkplekken waar mensen met veel eigendunk en meer zelfvertrouwen dan gepast is collega’s met minder eigendunk en zelfvertrouwen kneden en kraken. Het doet ons geloven dat citytrips een recht zijn. Het toont ons voetbal en vrouwenvoetbal, wielrennen en vrouwenwielrennen. Het geeft macht aan de ene terwijl het de andere machteloos maakt. Het is een blind geloof en daarom uiterst bedrieglijk.

Ik stel voor dat we het wankele neutraliteitsprincipe vervangen door het bewustzijnsprincipe, een stelregel die ons ertoe verplicht te beseffen dat wij niet de maat der dingen zijn. Een gezonde samenleving is maatwerk, waar mensen niet in krappe structuren worden geperst, maar waar structuren zijn aangepast aan heel verschillende mensen.