Zwoegen voor verandering, fit zijn voor erkenning

Door Sachka Vincent, op Thu May 15 2025 09:01:00 GMT+0000

Zweet als symbool voor sociale strijd? In Fit Citizens laat historica Ava Purkiss zien dat fitness altijd een strijdtoneel is geweest voor kwesties van maatschappelijke inclusie en erkenning. Terwijl zwarte vrouwen in de VS echter fit wilden zijn om onderdrukkende stereotypen te bestrijden, hielden witte vrouwen via fitness net systemen van uitsluiting in stand. Daarbij gaat Purkiss wel de belangrijke vraag uit de weg over de rol van sociale klasse, schrijft experte in koloniale geschiedenis en gender Sachka Vincent.

Fit Citizens (2023) van historica en cultuurwetenschapper Ava Purkiss is niet zomaar een boek over fitness. Het is een verhelderende reis langs de complexe kruispunten van ras, geslacht, onderdrukking en lichaamscultuur. In vijf genuanceerde en bronrijke hoofdstukken vertelt Purkiss hoe zwarte vrouwen in de Verenigde Staten fitness omarmden als een krachtig middel voor bredere sociopolitieke doelen en het smeden van gemeenschappen. Dat gebeurde niet zonder slag of stoot. Terwijl Afro-Amerikaanse vrouwen werkten aan hun fysieke en mentale veerkracht, moesten ze zich een weg banen door de verstikkende structuren van een racistische en patriarchale samenleving.

Purkiss’ boek beantwoordt niet alleen belangrijke vragen, maar zet de lezer ook aan om nieuwe vragen te stellen. Hoeveel moest er worden opgeofferd om vooruitgang te boeken op het gebied van sociale rechtvaardigheid? En wat zijn de grenzen van dergelijke inspanningen binnen een systeem dat voortdurend tegenwerkt? Fit Citizens neemt de lezer mee van het einde van de negentiende tot halverwege de twintigste eeuw, en houdt ondertussen ook de hedendaagse fitnesscultuur een spiegel voor. Het boek herdefinieert ‘fit zijn’ en toont hoe zweet ook symbool kan staan voor sociale strijd.

Manifestatie van lichaamscultuur

De zogenoemde ‘Progressive Era’ (1890–1920) bracht zowel hervormingen als diepe verdeeldheid in de Verenigde Staten, vooral op het gebied van ras en gender. Terwijl de fitnesscultuur zich in de bredere samenleving verspreidde, ontwikkelde zich binnen zwarte gemeenschappen een unieke en krachtige vorm van fysieke cultuur. De opkomst van fitness onder zwarte vrouwen was geen vluchtige trend, maar vormde een essentieel deel van hun verzet en emancipatie. Mary P. Evans (1864–1933), redacteur van Women’s Era, het eerste Amerikaanse tijdschrift door en voor zwarte vrouwen, benadrukte in 1894 het belang van ‘regelmatige lichaamsbeweging’. Haar pleidooi voor fitness had niet alleen te maken met lichamelijke gezondheid, maar ook met het herdefiniëren van de rol van zwarte vrouwen in de samenleving.

In dat opzicht is fitness politiek: gezondheid werd gezien als een publiek goed dat samenging met nationale vooruitgang en burgerschap.

De visie van Evans stond in schril contrast met de opvattingen van politici als de Amerikaanse senator William Cabell Bruce (1860–1946), die in dezelfde periode beweerde dat zwarte mensen de essentiële eigenschappen ontbeerden die van hen volwaardige burgers zouden maken. Zijn stelling was onderdeel van een breder discours waarin zwarte Amerikanen als van nature ongeschikt werden afgeschilderd, zowel op politiek als sociaal vlak. De groeiende populariteit van fitness in zwarte gemeenschappen kwam ook voort uit de dringende behoefte om iets te doen aan de gezondheidsverschillen die het gevolg waren van slavernij, slechte leefomstandigheden en beperkte toegang tot medische zorg. Purkiss wijst erop dat zwarte gemeenschappen aan het einde van de negentiende en begin twintigste eeuw zwaar getroffen werden door ziektes als tuberculose. Afro- Amerikaanse socioloog W.E.B. Du Bois (1868–1963) en pedagoge Nannie Helen Burroughs (1879–1961) begrepen dat deze gezondheidsverschillen niet alleen fysiek gevaarlijk waren, maar ook de maatschappelijke ongelijkheid verder in de hand werkten. De verspreiding van ziektes stond immers in direct verband met discriminatie op het werk of beperkte toegang tot onderwijs, wat dan weer leidde tot economische uitsluiting en schadelijke huisvesting. In dat opzicht is fitness politiek: gezondheid werd gezien als een publiek goed dat samenging met nationale vooruitgang en burgerschap. Voor Du Bois en Burroughs waren lichamelijke opvoeding en gezondheid dan ook onlosmakelijk verbonden met een bredere sociopolitieke strijd voor gelijkheid.

Emancipatie met blinde vlekken

Terwijl zwarte vrouwen fit wilden zijn om onderdrukkende stereotypen te bestrijden en burgerschap op te eisen, hielden witte vrouwen via fitness vaak net systemen van uitsluiting in stand, schrijft Purkiss. Hun deelname aan de opkomende fitnesscultuur in de VS aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw werd bepaald door andere sociopolitieke dynamieken. Fitness was voor witte vrouwen vaak verbonden met idealen van vrouwelijkheid, moederschap en burgerplicht. Het gaf hun de mogelijkheid om het beeld van de gezonde, sterke vrouw te belichamen die in staat was om haar rol binnen het gezin en de samenleving te vervullen. Hoewel witte vrouwen ook geloofden dat fitness essentieel was voor de bevrijding uit traditionele rollen, zagen ze de raciale strijd van zwarte vrouwen om erkenning nauwelijks. Ze werkten de aanwezigheid van zwarte vrouwen zelfs tegen, bijvoorbeeld door hoge toegangsprijzen te vragen in exclusieve sportclubs. Je zou kunnen stellen dat door het ontbreken van een intersectionele aanpak het fitnesslandschap nooit écht een arena voor gelijkheid kon zijn.

Hoewel witte vrouwen ook geloofden dat fitness essentieel was voor de bevrijding uit traditionele rollen, zagen ze de raciale strijd van zwarte vrouwen om erkenning nauwelijks.

Hoewel die vergelijkende analyse waardevolle inzichten biedt, blijft Purkiss oppervlakkig in haar verkenning van systemische privileges. Hoe droeg bijvoorbeeld de fysieke fitheid van witte vrouwen precies bij aan het in stand houden van raciale hiërarchieën? Bovendien krijgt de rol van sociale klassen binnen zwarte gemeenschappen weinig aandacht. De invloed van sociaal-economische status op de toegang van Afro-Amerikaanse vrouwen tot lichaamsbeweging en gezondheidsvoorzieningen wordt nauwelijks uitgediept. Purkiss legt de focus voornamelijk op de zwarte middenklasse en haar relatie tot de bredere fitnesscultuur. Daardoor gaat ze belangrijke vragen uit de weg over hoe klasse structurele barrières binnen de fitnesscultuur opwerpt en in stand houdt. Verder onderzoek naar de bredere interacties tussen klasse en toegang tot sport is in die zin noodzakelijk.

Switch na WO II

Je kan stellen dat in de periode na de Tweede Wereldoorlog zwarte mannen een dubbele rol speelden in de ontwikkeling van de fitnesscultuur voor zwarte vrouwen. Enerzijds zorgden atleten, gemeenschapsactivisten of gezondheidsvoorvechters voor een sociale verschuiving door fysieke discipline en welzijn te promoten. Anderzijds hielden sommige zwarte mannen vast aan traditionele vrouwenrollen, zoals die van verzorgsters of huisvrouwen. Zwarte vrouwen streden dus niet alleen tegen de raciale normen en vooroordelen van de dominante cultuur, maar moesten tegelijkertijd de dominante genderrollen binnen hun eigen gemeenschap doorbreken. Die interne barrières waren misschien minder bepalend, maar maakten zeker ook deel uit van het grotere verzet van zwarte vrouwen tegen de algemene perceptie van ‘vrouwelijke inactiviteit’. Als reactie op die perceptie organiseerden ze voornamelijk recreatieve activiteiten in groep, zoals gymnastiek in grasvelden of zwemlessen.

Zwarte vrouwen streden niet alleen tegen de raciale normen en vooroordelen van de dominante cultuur, maar moesten tegelijkertijd de dominante genderrollen binnen hun eigen gemeenschap doorbreken.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam de nadruk op het fitte zwarte vrouwenlichaam vanuit een andere invalshoek, namelijk die van de lifestyle- en schoonheidsindustrie. De opkomende schoonheidswedstrijden waren voor zwarte vrouwen een manier om ‘respect’ af te dwingen. Dat hangt samen met de respectabiliteitspolitiek van die tijd, een strategie waarbij zwarte vrouwen zich volgens de normen van de dominante witte samenleving als ‘respectabel’ presenteerden. Vanuit die optiek promootten zwarte vrouwen discipline, een evenwichtig dieet en lichaamsbeweging als essentiële onderdelen van ‘goed’ Amerikaans burgerschap.

Serena Williams, U.S. Open 2013, foto: Edwin Martinez, via Wikimedia Commons

Als we Purkiss’ verhaal zouden voortschrijven tot vandaag, zou een sporticoon als Serena Williams een voorbeeld kunnen zijn van hoe fitheid en sport potentieel emanciperend werken. In Williams’ reclamecampagnes voor Nike wordt ze afgebeeld als een krachtige, zelfverzekerde atlete die de grenzen van fysieke prestatie aftast en overschrijdt. Zo daagt Williams zowel gendergerelateerde rollenpatronen uit als de raciale erfenis van wie fitheid mag belichamen. Haar impact overstijgt de tennisbaan: door haar dominantie in het tennis, een sport die traditioneel uitsluitend toegankelijk was voor witte atleten, maakt ze tegelijkertijd ruimte voor diverse lichamen en identiteiten. Maar de strijd is nog niet gestreden: met name Williams’ gespierde gestalte werd steeds opnieuw bekritiseerd vanuit normatieve, witte fitnessidealen (dat Williams’ concurrente Maria Sharapova bijvoorbeeld eerder kritiek kreeg op haar ‘arrogante’ persoonlijkheid dan op haar lichaam, is veelzeggend).

Een onvoltooide strijd

Wat Fit Citizens bijzonder goed doet, is het gesprek openen over hoe fysieke fitheid nooit neutraal of apolitiek is. Het boek toont aan dat fitness – of het nu in de sportschool of in gezondheidscampagnes is – altijd een strijdtoneel is geweest voor kwesties van inclusie en erkenning binnen de maatschappij. Fit Citizens suggereert dat fitness verre van een ‘universeel goed’ is, maar evenzeer werd ingezet om te bepalen wie als volwaardig burger meetelde in de samenleving. Dat perspectief blijft relevant, aangezien de hedendaagse fitnesscultuur nog altijd worstelt met vraagstukken over toegankelijkheid en representatie – van de uitsluiting in fitnessstudio’s tot de voortdurende stigmatisering van het lichaam van zwarte vrouwen in de mainstream media.

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.